Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Interview

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Interview

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naam: Cors Visser (1976) Studie: Planologie / bestuurskunde, Wageningen Universiteit en Researchcentrum / Universiteit Utrecht (1995-2001) Studentenvereniging: Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato Wageningen (1995-2001) Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato Utrecht (1995-2001) Huidige functie: Directeur ICS Buitenpromovendus Vrije Universiteit Amsterdam E-mail: cors.visser@wanadoo.nl; visser@icsnet.nl

Hoe zien je dagelijkse bezigheden er uit?
Bijna drie jaar werk ik nu als directeur van het ICS, forum voor geloof, wetenschap en samenleving. Mijn rol, maar ook mijn missie, is om te zorgen dat hoger opgeleide christenen hun geloof relevant weten te maken voor hun eigen vakgebied, of dat nu wetenschap is of niet, en in de samenleving. Bij het ICS werk ik drie dagen in de week. Daarnaast ben ik nu een aantal jaar bezig met een promotiestudie aan de VU naar de habitus van evangelicals – voor Nederlandse begrippen: orthodoxe protestanten – ten opzichte van de civil society. Dit vanuit een godsdienstsociologische perspectief. Het is primair een theoretische studie, met casestudies in Nederland, Kenia en Brazilië. Volgend jaar om deze tijd moet het proefschrift af zijn.

Hoe geef je invulling aan je rol als directeur van het ICS?
Het werk voor het ICS is veelzijdig. Mijn taak is om te zorgen dat de organisatie goed draait. Dat betekent dat ik contact moet onderhouden met onze beroepsnetwerken over de activiteiten – we hebben zo’n vijftien verschillende netwerken van beroepsgroepen. Binnen die netwerken komen mensen bij elkaar om met elkaar door te praten – met een spreker of aan de hand van literatuur of een casus uit de praktijk – over hoe ze geloof en hun eigen vakgebied combineren. Daarnaast houd ik me bezig met ons Cahier, een bundel die tweemaal per jaar uitkomt en waarin we maatschappelijke trends willen verkennen. Daarvoor moeten thema’s worden bedacht – de laatste twee gingen over leven in een lichaamscultuur en de samenwerking tussen Rome en Reformatie - en schrijvers gezocht. Soms schrijf ik zelf wat en doe redactiewerk. Dan is er wat administratief werk, het vergaderen met collega-organisaties of met IMPACT-mensen (onze poot voor de jonge professionals). En af en toe probeer ik rustig wat plannen te maken voor de langere termijn. Wat ik heel leuk vind, is het contact met experts op verschillende vakgebieden. Daardoor doe je veel kennis op. Jammer is alleen dat er bij het ICS verder maar twee parttimers werken en je dus weinig kunt sparren met collega’s.

In hoeverre ben je in je studietijd gevormd voor dit werk?
Met mijn opleiding doe ik heel weinig in directe zin. Ze heeft me wel meer inzicht gegeven in allerlei complexe processen, waarbij veel verschillende belangen en waarden een rol spelen. Daar heb ik nog steeds wat aan. Aan mijn leven naast mijn studie heb ik meer gehad dan aan mijn studie zelf. Je leert allerlei praktische vaardigheden op de studentenvereniging, in mijn geval CSFR Wageningen en Utrecht. Dat zal voor heel veel mensen gelden. Het belangrijkste is misschien wel dat ik me bewust werd van het belang van een soort consistent wereldbeeld. Ik doel op de drang - dat is misschien een te groot woord - of de neiging om de werkelijkheid vanuit een christelijk perspectief te willen zien. Wellicht de grootste bijdrage van een christelijke studentenvereniging is dat je je meer bewust wordt van vooronderstellingen, zowel bij anderen als bij jezelf als christen. Al voor mijn studententijd was ik politiek geïnteresseerd. Ik heb me in mijn studententijd aardig uitgeleefd en ingelezen in maatschappelijke zaken, met name politiek en de relatie met Derdewereldlanden. Waar ik achteraf wel spijt van heb, is dat ik te weinig primaire bronnen heb gelezen. Veel verder dan wat geblader in Plato’s Politeia en De Civate Dei van Augustinus ben ik nog steeds niet gekomen. Ik heb het mezelf te gemakkelijk gemaakt. Ik was zeker niet onkritisch, maar ik heb me ook niet laten onderdompelen in de tijdgeest of in bepaalde denkers, ook niet wat betreft de ‘eigen traditie’.

Welke gebeurtenis uit je studententijd is je in het bijzonder bijgebleven=
Ik kan diverse voorbeelden geven. Allereerst wil ik de bijbelkringen noemen. Die hebben een belangrijke rol gespeeld – en doen dat nog steeds – in mijn geloofsleven. Door het bijbellezen en de gesprekken heb ik God beter leren kennen en ben ik gestimuleerd om er echt werk van te maken om God te zoeken en te dienen.

Daarnaast wil ik drie zaken noemen, omdat die nog steeds voor mij van belang zijn. Dat was om te beginnen een lezing van Otto de Bruijne op een conferentie van IFES. Hij hield een zeer aansprekend verhaal over het denken van christenen in verschillende delen van de wereld. Het opende me voor het eerst echt de ogen voor de rijkdom in denken en praktijken op andere plekken. Als tweede wil ik de Winteracademie van het ICS noemen. Als vierdejaarsstudent nam ik daaraan deel. Vier avonden lazen, dachten en discussieerden wij over ruimtelijke inrichting en wat je daar als christen over kan zeggen. Het was uitermate boeiend en vormend om met vakgenoten daarover in gesprek te gaan en een casus te behandelen. Het meest bepalende is uiteindelijk een boek geweest. Aan het eind van mijn studietijd las ik New issues facing Christians today (London: Marshall Pickering, 1999) van John Stott. Sindsdien ben ik een fan van hem. Op een zeer weloverwogen manier, betrokken en met kennis van zaken weet hij zaken vanuit een orthodox geloof helder te formuleren. Daarbij is hij maatschappelijk geëngageerd in de internationale evangelicale traditie, kennismaking met die traditie was ook een stukje horizonverbreding. Na het lezen van zijn boek was ik er helemaal van overtuigd dat God dienen zeker ook kan door te werken aan rechtvaardige structuren, omdat hij ook op die manier eer ontvangt. Die overtuiging heeft ertoe geleid dat ik eerst bij het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie ben gaan werken en later bij het ICS. Ze vormt ook de achtergrond van mijn onderzoek.

Hoe combineer je geloof en wetenschap in je wetenschappelijke werk?
Voor mijn proefschrift onderzoek ik geloof, en dat is altijd lastig, zowel voor gelovigen als niet-gelovigen. In de godsdienstsociologie wordt meestal geprobeerd om immanente verklaringen te vinden voor allerlei denkbeelden en gedragingen die mensen zelf als transcendent gemotiveerd ervaren. En ik moet zeggen, ook ik ontkom niet aan een kritischer houding ten opzichte van mijn eigen geloofstraditie, mede door de internationale vergelijking in mijn onderzoek. In hoeverre zit er wat christelijks aan de manier waarop christenen zich in de samenleving opstellen? Of kan alles worden verklaard met historische, culturele en socio-economische theorieën? Voor mij zijn dat spannende vragen, want ze hebben rechtstreeks te maken met mijn overtuigingen en met de manier waarop ik mij ICSwerk ervaar. Maar ondanks het feit dat ik met meer reserve kijk naar het hoe en waarom van de inzet van christenen, blijf ik vasthouden aan het feit dat christenen een taak hebben om actief te zijn in de samenleving en de wetenschap. Dat zie ik ook zelf als mijn taak, misschien zelfs als mijn roeping. Om te laten zien dat Gods bedoelingen met de mensen en met zijn schepping goed zijn en dat het dienen van God dus consequenties heeft voor hoe je tegen deze wereld aankijkt.

In hoeverre is er een verband tussen je academische werkzaamheden en je werk voor het ICS?
Wat mij als christenacademicus en als directeur van het ICS erg bezighoudt, is de rol van christenen in wetenschap en samenleving. Christenen in de wetenschap lijken vaak onzichtbaar. Terecht heeft Andries Knevel zich beklaagd over het feit dat Cees Dekker weinig steun kreeg toen hij over Intelligent Design begon. Niet dat iedereen het met hem eens moet zijn, maar er hadden toch wel meer reacties in het NRC of de Volkskrant mogen staan met de boodschap dat je niet helemaal achterlijk bent als je in een God gelooft en ook nog aan wetenschap doet. Niet alleen voor de hardcore seculieren is het goed om dat eens te horen, maar zeker ook voor christelijke studenten. Zij slaan vaak steil achterover als ik vertel dat er veel christenen op de universiteit werken; daar hebben ze geen flauw benul van. En het bemoedigt mensen om dat te horen. Het laat naar mijn idee wel zien dat de zichtbaarheid van christenwetenschappers te gering is, zowel voor de ‘eigen achterban’ als in het algemeen. Daar willen wij als ICS, en graag samen met het GWG en andere partners, wat aan doen. Praktisch gezien werken we bijvoorbeeld aan een lijst met alle christenwetenschappers en promovendi die wij kennen. Als studenten met een vraag komen over een bepaald vakgebied, of als we op zoek zijn naar docenten voor de Winteracademie of de kadercursus ‘Geloof en wetenschap’ (voor masterstudenten en promovendi), kunnen we daaruit putten. Gelukkig doen we deze laatste twee activiteiten samen met het GWG en de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte. Daarnaast organiseren we cursussen ‘Opiniërend schrijven’ om mensen te stimuleren daadwerkelijk eens wat te publiceren op een opiniepagina van een seculier dagblad of tijdschrift.

Waarom leg je zoveel nadruk op samenwerking met andere christelijke organisaties?
Die samenwerking is naar mijn idee heel belangrijk. Zo hopen wij met Sensor en het GWG in de nabije toekomst nauw samen te gaan werken. Niet primair omdat dit de slagkracht van de betrokken organisaties vergroot. Dat is wel heel handig, maar de achtergrond is toch een andere. Binnen orthodox-protestant Nederland zie je steeds meer het besef doordringen dat christenen in een minderheidspositie verkeren. Christenen hebben niet alleen weinig in te brengen, ondanks het feit dat de ChristenUnie deel uitmaakt van het kabinet, maar worden ook totaal niet begrepen. Of men wil christenen niet begrijpen. We kunnen niet meer volstaan met de achterban uit te leggen wat goed is en ondertussen de buitenwacht voor dom of heidens bestempelen. Zo’n houding zet weinig zoden aan de dijk. Die domheid en dat heidendom zitten ook in de achterban en in mijzelf. Veel christelijke organisaties na de Tweede Wereldoorlog zijn opgericht om op een of andere manier het christelijk erfgoed, al dan niet binnen hun eigen denominatie, te verdedigen. Vandaag de dag komt men terecht steeds meer tot de conclusie dat er zo ongeveer niks meer te verdedigen valt. Christenen hebben bijna alle grote discussies verloren, denk aan abortus en euthanasie. Er valt alleen nog maar wat te winnen. Dat vraagt een andere houding van christenen in deze samenleving en in de wetenschap. Het houdt in minder antithetisch te zijn, meer midden in de samenleving te staan, meer het gesprek en de discussie aan te gaan met andersdenkenden. Alleen met artikelen in het Nederlands Dagblad of Radix red je dat niet, zeg ik ook tegen mezelf.

Wat betekent dat voor christelijke organisaties?
Voor deze organisaties vraagt dat een andere werkwijze en wat mij betreft ook een andere ‘zijnswijze’. Mijn ideaal is een soort kenniscentrum waarin meerdere clubs, zoals Sensor, GWG en ICS, de handen ineenslaan. Een dergelijk centrum moet een platformfunctie hebben waarin christenwetenschappers, maar ook christenprofessionals elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen over de vraag welke thema’s er vandaag de dag belangrijk zijn en hoe we geloof relevant kunnen maken voor wetenschap en vakgebied. Radix zou daarin een mooie rol kunnen spelen; het heeft naar mijn idee meer potentie dan het nu effectueert, in ieder geval qua bereik. Verder zou vanuit zo’n centrum het gesprek moeten worden aangegaan met andere denktradities, om het eigen denken verder te ontwikkelen en om breder impact te hebben. De kennis en ervaring die in het centrum worden opgedaan, kunnen vervolgens ook worden ingezet voor trainingen en congressen voor het ‘modale kerklid’. Op die manier kan een centrum mensen helpen het geloof relevant te maken voor de wetenschap, het beroep en de samenleving en zo iets laten zien van Gods goede bedoelingen met mensen en met de wereld.

Waarmee zou je willen beginnen?
Het zou heel mooi zijn als alle christenwetenschappers bekend waren bij ICS of bij dat nieuwe samenwerkingsverband. Om van elkaar te leren op het eigen vakgebied, om beschikbaar te zijn om studenten verder te helpen en om een soort signaalfunctie te hebben: wat speelt er in onze samenleving en hoe kunnen christelijk geïnspireerde denkbeelden een positieve bijdrage leveren? Iedereen kan zich bij mij aanmelden, of met vragen of suggesties komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Radix | 100 Pagina's

Interview

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Radix | 100 Pagina's