Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie op de blokfluit niet doorzet, komt niet ver

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie op de blokfluit niet doorzet, komt niet ver

Blokfluit mogeiljk al in 12e eeuw ontstaan

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

<br />

Bij ons thuis spraken we over de 'blokpieper' en daarmee werd enerzijds aangegeven dat we heel vertrouwd waren met de blokfluit, anderzijds dat we het instrument toch niet helemaal serieus namen. Welk instrument overkwam het tragisch aan een eind te komen tussen de spaken van het fietswiel? En welk instrument wordt bespeeld als mensen in de concertzaal zitten te grijnzen vanwege "de capriolen van zo' n grote vent met zo' n klein fluilje?" Merkwaardig instrument dus, die blokfluit: voor bijna heel musicerend Nederland was het het eerste instrument dat men bespeelde, vaak al op jonge leeftijd. Maar de meesten werden ontrouw en stapten over naar indrukwekkender instrumenten. Trouwens, ook op de grote concertpodiums kom je de blokfluit toch nauwelijks teOnze blokfluit heeft overigens wel een leeftijd om zich met vele andere instrumenten te kunnen meten. Het principe van een pijp waarvan het ene eind spits toeloopt, waardoor een mondstuk gevormd wordt waar de pijp bijna geheel wordt afgesloten door een blok, is al vele eeuwen oud. op grond van afbeeldingen gaat men ervan uit dat de blokfluit al in de twaalfde eeuw ontstaan is, terwijl de oudste bewaard gebleven exemplaren uit de late vijftiende eeuw stammen. Wie had toen ooit van de piano gehoord?

Speciaal effect
De blokfluit maakte perioden van grote bloei door. Dat blijkt onder andere uit de vele speciaal voor de blokfluit geschreven werkjes als " Der Fluyten Lusthof ' van Jacob van Eyck (1646) of Gerbrandt van Blanckenburghs'' Onderwyzinghe hoe men alle de Toonen, die meest gebruyckelyck zyn op de Handtluyt, zal konnen t'eene mal zuyver Blaesen, en hoe men op yeder 't gemackelyckst een trammelant zal konnen maken" (1654). Dergelijke werken verschijnen ook in andere landen en beroemde componisten schrijven veelvuldig de blokfluit voor in hun composities. Vaak proberen ze met de blokfluit een speciaal effect te bereiken: in contrast met strijkinstrumenten of blazers als de hobo heeft een blokfluitgroep een heel speciale klank. Het koele klankkarakter lijkt van een andere wereld dan dat van het strijkorkest. Dus wordt de blokfluit gebruikt voor de uitbeelding van het bovennatuurlijke, maar ook voor liefdesscènes of landelijke tafereeltjes.

Primitief
In de achttiende eeuw beleefde de blokfluit zowel zijn grootste bloei als z'n ondergang. Het instrument werd verdrongen door de traverso, voorloper van de thans bekende dwarsfluit. De Utrechtse blokfluitbouwer Hans Coolsma verklaart het verliezen van deze wedkamp door wat hij de 'primitiviteit' van de blokfluit noemt:,,Een blokfluit is een primitief instrument. De toonvorming vindt plaats door middel van een aanblaas- of luchtkanaal en die invoer ligt vast. Als men harder blaast om een luide toon uit een blokfluit te krijgen wordt de toon te hoog, en een te zacht aangeblazen toon is te laag. De speler kan de toon dus nauwelijks beïnvloeden en daardoor zijn de dynamische mogelijkheden beperkt." En zo werd wel de dwarsfluit in het zich ontwikkelende symfonieorkest opgenomen, maar de blokfluit niet. Weliswaar verschenen er nog gedurende de hele achttiende eeuw methoden voor de blokfluit. Ook mensen als Handel en Bach schreven nog blokfluitpartijen voor. Bij de laatste komen we de blokfluit bijvoorbeeld tegen in enkele van zijn Brandenburgse concerten en in verschillende cantaten —heel beroemd is de aria uit Bachs Jachtcantate "Schafe konnen sicher weiden". Maar op het eind van de achttiende eeuw is het met de blokfluit gedaan. Voor iemand als Beethoven is het instrument niet interessant meer. De blokfluit dook onder om pas in de twintigste eeuw weer op te duiken.

Zeer bruikbaar
In onze eeuw was de kennis van de blokfluit zo ver zoek, dat tijdens een lezing in 1901 bij de demonstraties van het instrument het duimgat werd dichtgeplakt omdat men daar de functie niet van begreep. Maar na dat aarzelende begin nam de belangstelling voor en dus ook de kennis van de blokfluit in hoog tempo toe. Toen bleek ook dat de gemiddelde amateur al snel de grondbeginselen van het blokfluitspel onder de knie kon krijgen, terwijl diezelfde amateur waarschijnlijk nooit één toon aan een dwarsfluit zou kunnen ontlokken. Was zo'n instrument niet uitstekend geschikt om te gebruiken bij het muziekonderwijs op school? Bovendien lag de aanschafprijs binnen het bereik van de meeste ouders. En daarmee begon de ontwikkeling die de blokfluit tot de 'blokpieper' van onze tijd maakte. Want niet alleen op school, ook in de jeugdbeweging bleek de blokfluit zeer bruikbaar. Niets werd het instrument daarbij bespaard: het werd het muziekinstrument bij uitstek van de Hitierjugend, inclusief speciale arrangementen van het beruchte Horst-Wessellied. De Olympische spelen in Berlijn (1936), typische propaganda stunt van het nazibewind, werden opgeluisterd door een jeugdorkest van slagwerk en blokfluit.

Nauwkeurigheid
Na de Tweede Wereldoorlog werd de blokfluit een massa-instrument, met de daarbij behorende machinale fabricage. De al eerder genoemde Hans Coolsma, directeur van de Aura blokfluitfabriek, legt uit dat de machine ook om andere redenen dan de massaproduktie onmisbaar is: ,,We zagen eerst balkjes, die de onderdelen van de fluit moeten vormen. In die blokjes brengen we de binnenboring aan, waarvan de afwerking tot op 0,02 millimeter nauwkeurig moet zijn. Dat kun je niet met de hand, alleen een machine kun je met een dergelijke nauwkeurigheid instellen. Dan krijgen de blokjes hun profiel, waarna de toongaten worden aangebracht. Hier is een nauwkeurigheid van 0,05 millimeter nodig, dat is de doorsnee van een mensenhaar. Heel belangrijk is natuurlijk de afwerking. We hebben op die afdeling bijvoorbeeld meetinstrumenten die we aan niemand laten zien. Eén foto ervan en in Japan zeggen ze: ,,0, doen jullie dat zo? Dat kunnen wij ook!" Naast de Aura-blokfluit voor de amateur maakt Hans Coolsma ook solofluiten voor de professionele speler. (Frans Bruggen maakte bijvoorbeeld diverse opnamen met een Coolsma-blokfluit). Ze worden altijd van hardhoutsoorten gemaakt en hebben ook een andere mensuur dan de fabrieksblokfluiten. ,,Juist de mensuur bepaalt, in combinatie met de houtsoort, de klank. Daar heb ik naar gezocht, dat laatje nooit los, daar ben je elke dag mee bezig. Het gaat dan om honderdsten van millimeters, daar moeten we het mee doen. Juist kort geleden heb ik op dat punt weer iets belangrijks ontdekt, juist nu ik dacht dat ik met die blokfluit op dood spoor gekomen was. Maar de balans tussen het lage-, middenen hoge-tonengebied kan verbeterd worden. Die balans is altijd vreselijk moeilijk te bereiken. Er blijken dus nog steeds verbeteringen mogelijk".

Zuinig
Toen de blokfluit in massa geproduceerd moest worden waren er natuurlijk ook die voor kunststof materialen kozen. Dat gebeurde in de Tweede Wereldoorlog al in Engeland, omdat er geen blokfluiten uit Duitsland meer geïmporteerd konden worden. De materialen waren bijvoorbeeld cellulose, acetaat en bakeliet. Na 1945 maakte vooral Japan blokfluiten uit kunststof, die al weer sinds vele jaren ook in Nederland op de markt zijn. Coolsma vindt het geen alternatief voor de houten fluit: onpersoonlijk, blijvende condensatie, na verstemmen niet meer bij te stellen. Toch dreigen we allemaal in de toekomst aan de kunststof fluit te moeten geloven: het voor de amateur-blokfluit gebruikte vruchtbomenhout raakt op en het hardhout maakt de fluit te kostbaar. We moeten dus zuinig zijn op ons sopraantje! Dat de blokfluit zo wijd verspreid is en toch nauwelijks op de concertpodiums is te vinden vindt Coolsma niet verwonderlijk. Ten eerste is het geen instrument voor grote zalen of grote groepen musici. Hoogstens past het in een kamerorkest en kleine zalen. Maar wat in de kleinere zalen gebeurt loopt nu eenmaal minder in het oog dan wat plaats vindt in Concertgebouw of Doelenzaal. Wat dus niet wil zeggen dat er op professioneel niveau weinig aan blokfluitspel gedaan wordt.

Onlogisch
Ten tweede wijst Coolsma op de moeilijkheidsgraad. Je kunt met de blokfluit vrij snel leuke dingen doen, maar als je niet doorzet kom je niet ver. Dat is ook weer het primitieve van het instrument: alles moet met de vingers gebeuren, (bijna) zonder hulp van kleppen en dergelijke. Als je dan bedenkt dat met name voor de verhoogde of verlaagde tonen heel verschillende (vaak onlogische) vingercombinaties nodig zijn, dan is duidelijk dat de snelle passages razend moeilijk worden. De groep topspelers kan niet groot zijn, want de blokfluit stelt technisch zeer hoge eisen en als men eenmaal op professioneel niveau is gekomen is een niet aflatende studie vereist. De piano lijkt dan misschien wel beter geschikt om met brede accoorden tante en oma te kunnen imponeren dan dat nietige fluitje, maar als de dames iets weten van het blokfluitspel zullen ze er niet meer intrappen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 augustus 1987

Terdege | 60 Pagina's

Wie op de blokfluit niet doorzet, komt niet ver

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 augustus 1987

Terdege | 60 Pagina's