Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleur in de klas

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleur in de klas

Juf Heidi Postema: „Als kinderen bij rood licht toch praten, kijk ik bewust heel verbaasd`

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rood betekent: mondje dicht en zelf aan de slag. Bij oranje mogen de kinderen zachtjes hun buurman of buurvrouw raadplegen. Staat het licht op groen, dan is hardop overleggen toegestaan. Maar gewèrkt moet er worden, ongeacht de kleur. Steeds meer basisscholen gebruiken het stoplicht in de klas om leerlingen zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij te brengen, maar ook te leren samenwerken. „Het systeem is geen truc om orde te houden.

De kinderen van groep 3 op De Wartburg in Woudenberg weten even niet hoe ze het hebben. Rekenen na de pauze? Dat gebeurt nooit. Nu wel. Omdat er twee vreemde mannen achter in de klas zitten. Een verslaggever en een fotograaf. Vooral de laatste heeft veel bekijks. De telelens –het ding oogt als de loop van een kanon– maakt indruk. Op de kinderen èn op de juf.
Eerst zingen de leerlingen een rijtje halveersommen: 105=5 en 84=4, 63=3 en 42=2. Dan mogen de rekenboeken op tafel. De wereld in getallen gaat open bij taak 10: het postkantoor. De kinderen moeten tellen hoeveel brieven, kaarten en pakketjes er staan afgebeeld. Niet zomaar tellen. Nee, op een handige manier. Juf Heidi Postema wil straks weten welke maniertjes er allemaal zijn. Ze zet het licht naast het bord op groen. De kinderen weten precies wat dat betekent: ze mogen in groepjes met elkaar overleggen. Niet fluisterend, maar gewoon hardop.
Peter buigt zich voorover naar twee meisjes. Hij heeft zijn schoenen verwisseld. „Dat doe ik voor de grap, zegt het ventje met het potloodpuntje in zn mond. „Welk maniertje heb jij gevonden? wil de juf weten. Joanne mag naar voren komen. Op het bord hangt een kopie van de bladzijde uit het rekenboek. Joanne telt de brieven niet één voor één, maar met twee tegelijk. „Twee, vier, zes, acht, tien, twaalf. Haar vinger glijdt langs de rijtjes. „Heel goed, prijst de juf. Kees doet het anders. Hij begint met sprongen van vier. „Vier, acht. Maar dan? „Tien, twaalf. Linda kan het in één keer met grote sprongen. „Vier, acht, twaalf. De juf: „Vier en vier; dat is een dubbelsom. Die kennen we al.
De kinderen mogen nu zelf aan de slag. Het licht gaat op rood. Dat betekent: iedereen mondje dicht, aan het werk. De juf gaat met drie kinderen onder het bord zitten en geeft extra uitleg. Hebben de andere leerlingen een vraag, dan moeten ze hun rode bordje overeind zetten. De juf komt langs als ze tijd heeft. Intussen moeten de kinderen verder met iets wat ze wel snappen.
Inge fluistert dat haar vader „Van Peijnenburg is. Ze bedoelt dat hij koek verkoopt. Welke kleur van het stoplicht Jurian het leukst vindt? „Oranje. Dan mag je fluisteren. En Maaike? „Groen. Dan mag je overleggen.

Klingelbel
In groep 7 maant meester Dick van de Breevaart zijn klas tot stilte. Hij heeft daarvoor een hulpmiddel: een ouderwetse klingelbel. „Dan moeten de kinderen binnen 10 seconden stil zijn, want dan wil ik wat zeggen. Het licht gaat op groen. De meester oefent klassikaal enkele sommen; dan mag het best even rumoerig zijn. Bijvoorbeeld deze som: Hoeveel glazen van 25 centiliter kun je schenken uit een fles van 1,5 liter? Best lastig. Eerst 1,5 liter omrekenen in centiliter en dan de bijbehorende som uitrekenen: 150 delen door 25.
Van de Breevaart zet het licht op oranje. Daarvoor hoeft hij geen stap te verzetten. Dankzij de afstandsbediening. „Lekker makkelijk. Zelfs in mn broekzak doetie het nog. Oranje: de kinderen moeten zelfstandig aan het werk, maar als ze iets niet snappen, mogen ze hun buurman of buurvrouw fluisterend om raad vragen.
Groep 7 rekent op drie niveaus. De pluskinderen krijgen extra moeilijke sommen en verdiepingsstof, de P1kinderen volgen het gewone programma en de P2kinderen rekenen uit het boek van groep 6. Dankzij het stoplichtsysteem kan Van de Breevaart alle groepen op zn tijd helpen.
Na een minuut of tien zet de meester het licht op rood. „Het moet nu echt helemaal stil zijn. Onder de drie lampen hangt voor de duidelijkheid de betekenis van de kleuren. Rood: je moet jezelf zien te redden. Oranje: je mag overleggen. Groen: de meester is weer beschikbaar. De lampen zijn een verhaal apart. Veel scholen gebruiken een rode, oranje en groene kaart. De Wartburg niet. Daar hebben ze bijna echte verkeerslichten. Op de kop getikt door leerkracht Sieneke Gardenier. Bij Ikea. Ze kocht voor elk lokaal een set. Conciërge Gerard Mulder sloot het spul aan. En gaf de leerkrachten in groep 7 en 8 er afstandsbediening bij. Bij wijze van experiment

Structuur
De Wartburg werkt sinds het cursusjaar 20012002 met het stoplichtproject. De leerkrachten Postema en Van de Breevaart waren niet betrokken bij de invoering. Ze gaven op dat moment allebei les op een school in Barneveld, waar ze overigens ook het systeem hanteren. Het grote voordeel is dat het stoplichtproject „hoorbaar en zichtbaar structuur biedt aan de kinderen, aldus de professionals. Postema: „Ik gebruik het systeem vooral bij rekenen. Van de Breevaart: „Zo ben ik ook begonnen, maar ik gebruik het nu ook bij taallessen, bij het maken van een topografieles, tijdens de computerlessen en zelfs bij een tekenles. Laatst heb ik de leerlingen een mensfiguur laten tekenen. De eerste 20 minuten stond het licht op rood, omdat de kinderen zich heel goed moesten concentreren. Daarna ging het licht op groen en mochten de leerlingen elkaars resultaten bekijken en beoordelen.
Elke kleur van het stoplichtsysteem heeft niet alleen zijn eigen betekenis, maar ook zijn eigen doel. Postema: „Bij rood en oranje moeten de kinderen leren hun behoefte aan hulp uit te stellen. Je bent dan als leerkracht even niet beschikbaar. Je maakt kinderen zelf verantwoordelijk voor de voortgang van hun eigen werk, want het is natuurlijk niet de bedoeling dat ze 10 minuten met hun vinger omhoog gaan zitten. Bij groen licht moeten de kinderen samenwerken; dan benadruk je juist de verantwoordelijkheid voor elkaar. Van de Breevaart zet het licht rustig 20 minuten op rood. „In groep 7 kan dat. Postema: „In groep 3 niet. Daar is 10 minuten al lang.
De leerkrachten van De Wartburg zijn begonnen elkaars lessen bij te wonen om te leren van elkaars sterke en zwakke kanten. Collegiale consultatie is een groeiend fenomeen in het onderwijs. Postema en Breevaart zijn er lovend over. „In het begin was het best wel griezelig. Je laat een collega toe, die jou komt observeren. Dat zijn we in het onderwijs niet gewend. Toch heeft het grote voordelen. Je steekt enorm veel van elkaar op. Je leert elkaar ook waarderen in de verschillen die er nu eenmaal zijn.

Angstig
Tijdens de collegiale consultatie wordt er ook op gelet hoe de leerkracht voor de klas het stoplichtproject gebruikt. Van de Breevaart: „Ik ontdekte dat collega Ko Dekker in groep 8 veel makkelijker omgaat met het groene licht. Ik was daar in het begin een beetje angstig voor. Groen betekent onrust in de klas, en ik ben iemand die dat eigenlijk niet wil. De angst voor onrust heb ik af moeten leren. Kinderen leren van elkaar soms meer dan dat ik voor de zoveelste keer instructie sta te geven.
Bij rood licht hoort het stil te zijn in de klas, maar is het dat ook echt? Postema: „Ik kijk wel eens bewust heel verbaasd als ik iemand hoor praten terwijl het licht op rood staat. Zo van: Wat doe je nou? Van de Breevaart: „Kinderen die toch praten, doen eigenlijk onbeleefd. Terwijl ik een leerling probeer te helpen, zijn zij een stoorzender. Dat laat ik ze voelen ook.
Samenwerken bij groen licht gaat niet vanzelf, constateren de Wartburgleerkrachten. „Je moet er in groep 1 al mee beginnen, zegt Postema. „Samenwerken moet je leren. Anders wordt het al gauw voorzeggen of gezellig kletsen. Van de Breevaart: „Je kunt samenwerken op allerlei manieren oefenen. Bijvoorbeeld door elkaars dictee Engels te overhoren, samen projecttaken bij rekenen te doen, samen topografie te maken, maar ook samen op te ruimen.
De leerkrachten bestrijden de gedachte dat het stoplichtproject een tovermiddel tegen onrust in de klas is. „Dat is geen doel van dit systeem. Je moet als leerkracht zelf voor orde in de klas zorgen. Dat blijft zo. Ook is het rode licht geen signaal voor de juf of meester om met de armen over elkaar te gaan zitten. Van de Breevaart: „Je bent juist bij rood licht druk om bepaalde kinderen extra te helpen en daarna vragen van anderen te beantwoorden. Je kunt in dit vak eigenlijk alleen maar voor schooltijd, in de pauze en na schooltijd rustig ademhalen.

Lekkerder
De voordelen van het systeem beperken zich tot nu toe vooral tot de zwakke leerlingen, aldus het Wartburgduo. „De tijd die vrijkomt voor extra instructie gaat meestal naar de kinderen die de leerstof moeilijk vinden. Er zijn natuurlijk ook in elke klas leerlingen die boven het gemiddelde presteren en om die reden extra aandacht vragen. Die aandacht krijgen ze nog te weinig. We zien wel dat veel kinderen door dit systeem lekkerder in hun vel zitten. Ze doen met meer plezier hun werk. Dat is niet altijd meetbaar in cijfers, maar de sfeer in de klas en het sociale gebeuren zijn ook belangrijke aspecten.
Het systeem kent ook valkuilen. Postema: „Je moet er als team helemaal achterstaan, anders hoef je er niet aan te beginnen. Je moet het ook allemaal op dezelfde manier gebruiken. Het is voor kinderen verwarrend als ze bij een nieuw schooljaar iedere keer met een andere toepassing van het systeem worden geconfronteerd. Van de Breevaart: „Nieuwe leerkrachten moeten goed worden ingewerkt. Om de twee, drie jaar zou je als team de vraag moeten stellen: Gebruiken we het systeem nog steeds goed en op dezelfde manier? Als je het systeem niet borgt in het hele team, gaat het een eigen leven leiden.
Scholen die overwegen het stoplichtproject in te voeren, moeten goed nagaan waarom ze het willen, benadrukken de Woudenbergse leerkrachten. Postema: „Het systeem is geen doel op zichzelf, maar een stuk gereedschap om kinderen zoveel mogelijk individuele aandacht te geven. Je moet de voordelen wel zelf ervaren, anders zie je het nut er niet van. Van de Breevaart: „Durf te experimenteren. Dat is belangrijk in ons beroep. En vergeet niet te genieten van de kinderen.


Machiel Karels: „Het stoplichtproject is bedoeld om zwakke leerlingen te ondersteunen èn sterke leerlingen uit te dagen
Zelfsturing
Machiel Karels begeleidt basisscholen bij de invoering van onderwijsvernieuwingen zoals het stoplichtproject. Hij werkt bij de stichting Talent, een samenwerkingsverband van christelijke hogeschool De Driestar in Gouda en de reformatorische schoolbegeleidingsdienst BGS in Ridderkerk. Talent bedient zon 500 basisscholen. De Wartburg in Woudenberg is er één van.
Karels noemt het stoplichtproject „geen verbijsterend nieuw systeem. „Het bestaat al enkele jaren en is ook niet typisch iets voor het reformatorisch onderwijs. Ook andere scholen gebruiken het. Vaak kom ik het systeem tegen als onderdeel van een veel uitgebreider traject van onderwijsvernieuwing.
Net als Postema en Van de Breevaart benadrukt Karels dat het stoplichtproject niet is bedoeld om onrust tegen te gaan. „Het is geen truc om orde te houden. Daarvoor kan het wel misbruikt worden. Het wezenlijke doel is de zelfsturing van kinderen te stimuleren. Ze moeten zelfstandig leren werken en zich verantwoordelijk leren voelen.
Karels herkent de opmerking van de Woudenbergse leerkrachten dat vooral zwakke leerlingen van het systeem profiteren. „Het is een algemene tendens in het onderwijs dat de extra aandacht vooral naar deze kinderen uitgaat. Als gevolg daarvan worden kinderen aan de bovenkant vaak aan zichzelf overgelaten. Soms gaan ze daardoor juist onderpresteren. Het stoplichtproject is bedoeld om zwakke leerlingen te ondersteunen èn sterke leerlingen uit te dagen. Juist bij dat laatste, het uitdagen, blijven vaak kansen liggen.
Angst voor het groene licht –onrust in de klas– herkent de Talentmedewerker ook. „Met name leerkrachten die graag alles onder controle houden, hebben daar last van. Maar deze leerkrachten kunnen zichzelf afvragen of hun controle niet een belemmering voor de zelfstandigheid van de leerlingen is. Dat is een diep geworteld probleem in het onderwijs.

Op maat
Karels ziet de kracht van het stoplichtproject vooral in de mogelijkheid om recht te doen aan verschillen tussen leerlingen. „Het systeem is geen eindstation, maar een van de vele hulpmiddelen om adaptief onderwijs –onderwijs op maat– te geven. Om het systeem goed te introduceren, geeft Karels op basisscholen een cursus samenwerkend leren. „Vaak vragen leerkrachten: Hoe moet dat, samenwerkend leren? Het is een van de voorwaarden om het stoplichtproject met succes in te voeren. De grondgedachte van het systeem is immers dat de leerkracht op bepaalde momenten niet beschikbaar is en kinderen elkaar moeten helpen, of hun vraag moeten uitstellen.
De Wartburg in Woudenberg gaat goed met het stoplichtproject om, vindt Karels. „Het is in het algemeen een redelijk vooruitstrevende school die nieuwe dingen enthousiast oppakt. Dat de term zelfsturing van leerlingen in reformatorisch onderwijsland een beladen uitdrukking is, weet Karels. „Je kunt er inderdaad de verkeerde kant mee op. Maar ook de goede. De bekende pedagoog Waterink wilde kinderen opvoeden tot zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheden. In die context wil ik het woord zelfsturing plaatsen. Opvoeden tot zelfstandigheid, maar altijd met als doel: dienstbaarheid aan de naaste.
Karels gebruikt een voorbeeld om de bedenkingen tegen zelfsturing weg te nemen. „Ik vergelijk de leerkracht wel eens met een tuinman. Hij plant een boompje, maar zet er in het begin een stok naast. Zonder stok zou dat boompje omvallen. Laat hij die stok te lang staan, dan leert de boom nooit op eigen kracht overeind te blijven. Zo is het ook met kinderen. Je moet ze niet te vroeg, maar ook niet te laat loslaten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 maart 2004

Terdege | 108 Pagina's

Kleur in de klas

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 maart 2004

Terdege | 108 Pagina's