Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

55

De VOORZIENIGHEID GODS (vervolg)

In voorspoed dankbaar!

De vraag is wel eens gesteld: wat zou het gemakkelijkste zijn? In tegenspoed geduldig, of in voorspoed dankbaar? En dan schijnt men te denken: in voorspoed dankbaar.

In de eigenlijke zin is het vanzelf zo, dat het voor de mens en voor Gods kind beide even moeilijk, ja onmogelijk is en dat tot beide Gods genade noodzakelijk is. Want van onszelf zullen we in tegenspoed niet geduldig zijn, in de zin zoals we het verklaard hebben, onder Gods wil te buigen. De nood op zichzelf leert niet bidden, maar alleen wanneer de Heere de tegenspoed aan het hart heiligt. Zo is het ook met de dankbaarheid.

In voorspoed, wanneer alles zo goed gaat, kan men wel zeggen: God is goed. Maar wanneer alles bij de handen wordt afgebroken, wanneer het ene leed na het andere komt, ja om dan te belijden: de Heere is goed, daartoe is wel bijzondere genade van node. Paulus sprak van: roemen in de verdrukkingen.

De mens is van nature geneigd om aan de weldaden gewend te worden, ja met de weldaden zich van God af te keren en te eindigen in het vlees, in zichzelf. Deze weeldetijd laat dit schrikbarend zien! Er kunnen ook wat schone geloften gedaan worden op een ziekbed. En wat komt daarvan meestal terecht? Vaak nog harder en vijandiger zijn dan voorheen. De Heere getuigde van Israël: „Als Jeschurun vet werd, sloeg hij achterover”.

We zien het ook in de gelijkenis van de genezing van de tien melaatsen. Alle tien werden ze genezen, doch slechts één keerde terug tot zijn Weldoener om Hem te erkennen. En dit was nog een vreemde, een Samaritaan! Dankbaar zijn. Wat verstaan we hieronder?

Is dat wat we zo dikwijls kunnen horen: Wij danken U, Heere of Vader, wij danken U? Zoals in een gebed, waarin totaal niets beluisterd wordt van bidden en helemaal niet „van zijn nood en ellendigheid recht en grondig kennen”, zoals onze Heidelberger verklaart in zondag 45. Ook de farizeër ging op naar de tempel om te bidden, maar het was alleen danken en dan voor het feit, dat hij toch zo goed deed en dat hij niet zo slecht was als die tollenaren en zondaren. Wat stond hij hoog met zichzelf.

De ware dankbaarheid wordt beoefend….. in de diepte, aan de voeten des Heeren, zoals Petrus op het schip, bij de wonderbare visvangst.

„Dankbaar zijn” wijst op de gezindheid van het hart, dat verbroken onder de weldaden voor de Heere buigt in het stof. „De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten”, Ps. 51 : 19.

Uit het gebroken hart vloeien voort de oprechte tranen van onwaardigheidsbesef, van schuldbesef, van ootmoed, maar ook van liefde vanwege het wonder, dat God met zulken nog te doen wil hebben. Zie het bij Mefiboseth aan ’s konings tafel, waar hij belijdt: wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een dode hond als ik ben?

Kent u ook die plaatsjes in uw leven?

De ware dankbaarheid openbaart zich tevens in de vruchten van het geloof, in heiligmaking. Wie iets van deze kostelijke gezindheid des harten mag kennen, zoals genoemd, zal ook van harte begeren de zonde en de wereld te haten en te vlieden en naar Gods geboden te wandelen. Er zijn wat z.g. dankers, maar die tegelijk met alles mee kunnen doen wat de wereld biedt en opdist. Er wordt wat goedgepraat onder het mom van „techniek” en „kuituur”, maar wat God in Zijn Woord beslist als zonde veroordeelt. We zeggen hiermee niet, dat de techniek en de kuituur op zichzelf zonde zijn, maar we bedoelen: wat ermede gedaan wordt.

Ook Gods kind beoefent niet altijd de ware dankbaarheid bij de Gode-welbehagelijke godsdienst. Dit zien we bij Jakob.

Toen Jakob terug mocht keren uit Mesopotamië, waar hij 20jaren verkeerd had bij Laban, bouwde hij een altaar en schreef daarop: „De God Israëls is God”. Hij was hier alleszins godsdienstig en dankbaar. Maar God schreef boven dit altaar: „Doch Israël heeft Mijner niet gewild”. Waarom? Jakob was toch dankbaar voor al de weldaden, aan hem en de zijnen bewezen? Ja, zo dacht Jakob, maar dat altaar was Jakobs werk en niet Gods werk. Want waar stelde hij dit altaar op? Wat had hij destijds beloofd bij Bethel? Helaas, neen! Hij verbleef in….. Sichem, een plaats waar de wereld zulk een funeste invloed kreeg op zijn dochter Dina. We kennen de droeve geschiedenis. En Jakob kwam in de grootste moeilijkheden. Maar God liet hem vastlopen. Het was wel door een diepe weg, maar noodzakelijk. Zelfs werden in zijn gezin de afgoden gevonden. O, Jakob had er nooit uitgekomen. Maar de Heere was ook hier weer de Eerste. Hij sprak tot Jakob: „Maak u op en trek op naar Bethel en woon aldaar en maak daar een altaar die God, Die u verscheen toen gij vluchtte voor het aangezicht van uw broeder Ezau”.

En toen heeft Jakob dit tweede altaar gebouwd en noemde die plaats: „El-Bethel”.

Dit was GODS werk. Dit tweede altaar was Gode welbehagelijk. De oprichting ervan ging gepaard met het oprechte innerlijke werk der reformatie. Door de ijver der liefde en vreze des Heeren gedrongen, beval hij zijn gezin om de afgoden weg te doen, zich te reinigen en hun klederen te veranderen.

We zien hier de zuivere reformatie: terugkeer tot de waarachtige dienst des Heeren!

Meer dan ooit is zij ook nodig in onze tijd, die een christendom vertoont, dat naar de buitenzijde o zo godsdienstig is, maar dat in wezen niets anders is over het algemeen dan een EIGENWILLIGE godsdienst, waarbij men God wil dienen, maar „niet weet waarom”. God wat en de wereld wat, God wat doen en de mens wat doen tot zijn zaligheid. Het geloven maken tot een verkapt werkverbond. Gods Woord zoeken aan te passen aan eigen meningen!

O, hoe noodzakelijk is: zuiver onderscheidende prediking en onderwijs naar Gods Woord en de belijdenis der kerk!

„Ontwaak, noordenwind! en kom, gij zuidenwind! Doorwaai Uw hof, dat zijn specerijen uitvloeien!”

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's