Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De laatste confrontatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De laatste confrontatie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

door W. van Gorsel, Bergambacht

En Achab zeide tot Elia: Hebt gij mij gevonden, o mijn vijand? En hij zeide: Ik heb u gevonden, overmits gij uzelf verkocht hebt om te doen dat kwaad is in de ogen des Heeren.

1 Koningen 21 : 20

\ AAR staan ze dan ineens weer tegenover elkaar: de koning en de profeet. Achab en Elia. Het is niet voor het eerst dat ze elkaar ontmoeten. En nu, najaren, zien ze elkaar weer.

Hoe gaat dat, wanneer twee mensen, die elkaar niet liggen, ineens tegenover elkaar staan? Dan nemen ze elkaar op, dan taxeren ze elkaar. Achab en Elia kijken elkaar even in de ogen. En beiden vragen zich af: moet ik beginnen, of zal ik wachten tot hij begint? Het is toch geen verhouding, Achab en Elia? De ene is koning en hij heeft het maar voor het zeggen. En toch is de andere niet bang. Hij komt er juist voor, om de koning te spreken. De Heere heeft hem gestuurd. En als God mijn Schild en Hulp wil wezen, wat zal een nietig mens mij doen? Daarom zal Elia ook Achab onverbloemd de waarheid zeggen. Daar komt hij voor, dat is zijn opdracht.

1. Hoe Achab Elia ziet (als vijand)

Hij sist het zomaar tussen zijn tanden: hebt gij mij gevonden, o mijn vijand? Alle opgekropte haat van de laatste jaren komt eruit in dat ene woord: vijand.

En dan te bedenken wie hier voor hem staat: Elia, de man Gods. Op zijn gebed is de hemel gesloten en weer geopend. Elia heeft altijd het goede voor gehad met Israël, en ook met Achab. Dat weet de koning wel. En nu wordt hij nog een keer naar hem toe gestuurd. De Heere heeft Achab nog niet los- gelaten. Dus dat Elia vóór hem staat is eigenlijk genade. En toch heeft Achab gelijk. Elia is zijn vijand. Zijn grote tegenstander. De eeuwige spelbreker. Nooit en nergens kon Achab ongestoord genieten. Altijd vond hij Elia op z'n weg. Of moeten we zeggen: altijd en overal kwam de God van Elia hem nog tegen?

Nu is Elia ineens weer tevoorschijn gekomen. Hij verbleef veelal in de woestijn van Damascus. Hij is zijn taak aan het afbouwen. Zijn opvolger staat al gereed. Maar terwijl Elia rijp gemaakt wordt voor de hemel wordt Achab rijp gemaakt voor het verderf.

Want Achab wilde de wijngaard van Naboth hebben en die heeft hij gekregen óók, maar het zal z'n ondergang worden. Niet de ergste zonde die hij begaan heeft. Wel de druppel die de emmer van de ongerechtigheid deed overlopen.

Is het halsstarrigheid, is het koppigheid van Naboth geweest dat hij zijn stukje grond niet wilde afstaan? Was hij zo gehecht aan de akker waarop zijn vader en zijn grootvader gewerkt hebben? Nee, Naboth wilde God meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Tegenover de begeerte van de koning stond het gebod van God. Die wilde niet dat het vaderlijk erfdeel verkocht werd. Het land moest in de familie blijven. Om armoede te voorkómen.

Wordt er soms vandaag ook geprobeerd ons de erve der vaderen te ontfutselen? De Bijbel bijvoorbeeld, waaruit voorgeslachten hebben geleefd. Die willen we natuurlijk niet kwijt, maar we moeten hem wel door een eigentijdse bril lezen. En de belijdenis, die in onze tijd niet meer zo acceptabel is. Die moet je wel bewaren, maar dan als een museumstuk. En de kerk, het maakt toch niet uit welke naam die kerk heeft? Als je je er maar in thuis voelt... En waar zijn nu de Naboths, die zeggen: dat late de Heere verre van mij zijn, dat ik de erve van mijn vaderen zou verkopen?

Ja, en toch heeft Achab de wijngaard gekregen. We weten hoe dat in z'n werk gegaan is. Valsheid in geschrifte, misbruik van het koninklijk zegel, valse getuigen, een gerechtelijke moord. Alles onder de schijn van vroomheid. Alsof men het opnam voor de eer en de Naam van de God van Israël. Hoe kan God het toelaten? Dat is vandaag vaak de vraag. Dat zal toen ook wel de vraag zijn geweest. Waarom kunnen de goddelozen ongehinderd hun gang gaan en zitten de kinderen van God in het hoekje waar de slagen vallen? Hoor wat de Prediker zegt: omdat niet haastig het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen.

Intussen, vreselijk wanneer we onze gang mogen gaan! Daarvoor hoefje geen Achab of Izebel te zijn. We kunnen toch leven, los van God. Gewoon doen waar we zin in hebben. Zonder rekening te houden met Zijn oordeel dat over ons leven zal gaan. Nooit genoeg hebben. Altijd staan naar meer... En dan..? Ja, dat zal Achab ondervinden. Ineens staat Elia vóór hem om hem het oordeel aan te zeggen. En hoewel hij goed weet wat hij gedaan heeft, zegt hij: Zo, heb je mij gevonden, vijand?

Hij keert dus de rollen om. Niet Elia is een vijand. Hij zelf is een vijand. Een vijand van God, van Zijn Woord, van Zijn wet, van Zijn dienst. Een vijand van zijn eigen zaligheid. Maar aan die vijandschap is hij nooit ontdekt. Van die vijandschap heeft hij nooit last gehad.

Dat gaat Elia hem nu onomwonden zeggen. Ja, ik heb u gevonden, omdat gij u verkocht hebt om te doen wat kwaad is in de ogen des Heeren.

2. Hoe Elia Achab ziet (als verkochte)

Elia neemt meteen het woord van Achab over. Gevonden, zegt u? Ja, ik heb u gevonden. Want u was op de vlucht. U wist wel dat u op de verkeerde weg bent. Maar de Heere heeft het allemaal gezien. HEM kunt u niet ontlopen. En Hij heeft mij naar u toe gestuurd. Hier heb ik u gevonden, op de plek waar het kwaad bedreven is. Gevonden... Wat zit er veel in dat éne woord. Niemand in Israël had er erg in. Het boze plan van Izebel is gelukt. Naboth zwijgt voorgoed in zijn graf. Het volk is misleid door een officieel rechtsgeding. En de medeplichtigen houden hun mond wel. Maar de Heere heeft het allemaal gezien. En in de woorden van Elia klinkt de stem van de hoogste Rechter: gevonden! Want het recht is op zoek naar de zondaar. De misdadiger wordt achtervolgd van stap tot stap. Soms bUjft het recht een beetje achter, zodat de zondaar gaat denken: ik zal de dans ontspringen. De Heere zal het wel vergeten. Maar op het laatste moment wordt hij bij zijn kraag gepakt: gevonden!

We kunnen ons kwaad lang verborgen houden. De mensen weten er niet van, en we gaan denken dat de Heere het ook vergeten is. Maar op een gegeven moment is het uit en wordt het ontdekt. Gevonden! Kijk eens hoe trots Achab daar rondloopt in de wijngaard van Naboth... Voor de ogen van de mensen is er geen vuiltje aan de lucht. Hij lacht in z'n vuistje. Dat heeft Izebel toch maar mooi voor elkaar gekregen. Geen haan die ernaar kraait... En dan ineens: gevonden!

Wat een genade als we nog tijdens ons leven gevonden worden. Als de wet ons aanklaagt en we met Gods rechtvaardig oordeel instemmen. Als we onze misdaden niet langer kunnen verbergen en uit de grond van ons hart zeggen: O God, ik heb gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uw oog. Dan mag het gezegd worden: Deze was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden.

Maar zo ver is het met Achab niet en zo ver komt het met hem ook niet. Vijand, heeft hij tegen Elia gezegd. Noem mij maar vijand, zegt Elia, maar u bent een verkochte. U hebt uzelf verkocht om kwaad te doen.

Dat is een verpletterend vonnis. Had Elia hem maar slecht genoemd, of wreed, of heerszuchtig. Dan was het nog zijn eigen werk geweest. Maar verkocht... Passief als koopwaar die in de hand van een ander overgaat.

Verkocht. Ja, dan denken we natuurlijk aan Izebel die Achab stimuleerde tot het kwade. En hij was een willoos werktuig in haar handen. Maar Achab kan zich niet achter haar verschuilen. Hij werd opgehitst, maar hij liet zich ophitsen.

Nee, voor de Heere is het geen excuus. Dat zouden we wel willen. Daar zijn we sterk in, verzachtende omstandigheden aanvoeren. Nee, zegt de Heere, niet die ander. GU! U hebt uzelf verkocht om kwaad te doen. Dat geldt eigenlijk van ons allemaal. We zijn allemaal slaven van de zonde, gevangen in de macht van de zonde. Verkocht onder de zonde, zegt Paulus. Dat wordt er niet beter op, ook niet als we Hem mogen kennen Die de zonde op Zich heeft genomen.

Maar er is wel een verschil. Want Paulus heeft er last van dat de zonde nog zo huishoudt in zijn leven. Hij zou er zo graag van af willen. Maar bij Achab en bij allen die de Heere niet kennen is dat anders. Dan hebben we er geen droefheid over. Dan voelen we ons in de zonde thuis als een vis in het water. En de zonde is volhardend, doortastend. Ze laat ons niet los. Ze houdt ons gevangen zoals een spin de vliegjes vasthoudt in zijn web.

Er is er maar Een tegen Wie de zonde niet opgewassen is. Hij Die zegt: Ja, ziel, al had gij al de zonden Van Adams nakroost saamgebonden: Mijn bloed wist alle zonden uit.

Ook voor Achab was er genade geweest als hij met zijn verzondigde leven tot de Heere was gevlucht. Verkochten onder de zonde kunnen losgekocht worden. Christus heeft Zijn bloed gestort tot een losprijs voor velen. Voor allen, die de dienst van de zonde en de duivel moe geworden zijn. Voor allen die met Paulus moeten klagen: ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam der zonde en des doods? Als we verstrikt zitten in banden van de zonde en onszelf niet meer kunnen losmaken, in Zijn hand zijn die banden maar als dunne draden. Hij verlost van de schuld der zonde, maar ook van de macht der zonde. En tot allen die verlost zijn komt de oproep: gij zijt duur gekocht, verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest. De zonde zal over u niet heersen want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. Dan worden wij vijanden van de zonde. Dan gaan we in Zijn kracht tegen de zonde strijden. Telkens het onderspit delven en toch meer dan overwinnaars zijn. Daar krijgt Hij alleen de eer van. Want dat zal het loflied zijn van heel de verloste kerk: Aan het Lam Dat overmocht heeft. Dat verlossingen gewrocht heeft. Dat ons met Zijn bloed gekocht heeft, Zij aanbidding, lof en ere Tot in eeuwigheid gebracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De laatste confrontatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's