Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

16.

In de prediking van het geloof ontvangt de zondaar de boodschap van Gods genade die is in Jezus Christus. Waarvoor niet de minste waardigheid van de mens in aanmerking komt en ook niet komen kan daar er geen sprake van waardigheid is in de mens. Maar anderzijds is de boodschap van Gods genade zo rijk van inhoud door de borggerechtigheid van Christus, zodat het niet mogelijk is er iets aan toe te voegen dat er in ontbreekt. Die Borg is een volkomen Zaligmaker.

En als de Schrift dan zegt: „Gelijkerwijs Abraham God geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend.” Mag de vader der gelovigen dan daarin niet door ons geprezen worden om hem ’t na te doen? In geen geval, want dat is totaal onmogelijk. En dat niet alleen, maar door Abraham daarin ook maar enigermate te prijzen, wordt de heerlijke glans van Gods genade, die daarin schittert, door ons verduisterd.

Hier kan en mag alleen gezegd worden: „Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend,” om al de godsdienst vanuit de wet er mee te veroordelen gelijk als Paulus dat doet.

Maar heeft dat dan alleen maar een negatieve en niet een positieve betekenis voor ons, om daar recht werkzaam mee te zijn? Ja zeker, heeft deze zaak voor ons een positieve betekenis en wel deze: Wat Abraham van de Heere geleerd heeft om dat vanuit Hem te beleven, kan en wil de Heere ook ons leren. En op deze Goddelijke leerschool is het geloven niet alleen bij de aanvang doch ook bij de voortgang een gave Gods, een werk dat door Hem alleen tot stand gebracht kan worden. Daartoe schenkt de Heere Zijn Geest, om de ziel te brengen tot de daad van het geloven. En zo is het geloven een daad der ziel waarin de Heere verheerlijkt wordt. Maar dat is door ons nooit tot stand te brengen. Het is een daad van de ziel die uit Hem, door Hem en tot Hem verricht wordt.

En op de vraag, wat deed de Heere dan, toen Hij Abraham stelde in de staat des geloofs om hem te brengen tot de daad van het geloof? Dan moet wel dit gezegd worden: Alvorens Abraham kon komen tot de daad van het geloof, die hem gerekend zou worden tot rechtvaardigheid, moest hij gesteld worden in de staat van het geloof. En daar Abraham in de staat van het ongeloof was, en dat is de staat van vijandschap en ongerechtigheid, moest hem tot verkrijging van het wezen van het geloof de gerechtigheid van Christus toegerekend worden. Eerst werd hem bij zijn geboorte de ongerechtigheid van Adam toegerekend, zodat zijn ziel het beeld Gods verloor, maar bij de wedergeboorte werd hem de gerechtigheid van de tweede Adam toegerekend door de Heilige Geest, Die Gods wet schreef in zijn hart, wat hem deed komen tot de staat van het geloof. Daaruit is door de werkingen van Gods Geest de daad van het geloof voortgekomen in het vastklampen aan de beloofde Christus die hem in Zijn dierbaarheid werd voorgesteld.

En nu komt de vraag aan de orde welke betekenis deze mededeling heeft voor ons, daar zij tot ons komt van Godswege. En daar volgt op deze mededeling: „Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.” Dat geeft ons te kennen dat Abraham de geestelijke vader is van deze kinderen, zodat hier niet gewezen moet worden op zijn vleselijke kinderen, die niet uit de beloften Gods geboren waren.

Gelijk Abraham vanuit het beloofde Zaad Jezus Christus een gelovige is geworden van het rechte stempel, kan hij alleen de geestelijke vader zijn van de kinderen die vanuit dat geloof hem geschonken werden door de Heere.

Heeft de Heere eerst rechtstreeks dat geloof gewerkt in Abrahams hart door tot hem te komen met Zijn opzoekende liefde, dan zal dat voortaan middellijk plaats hebben door de prediking van het Evangelie. Hoewel door de prediking van dat geloof Abraham in leer en leven afhankelijk was en bleef van de dierbare werkingen van de Heilige Geest. En in dat verband kwam de Heere dan ook tot zijn zaad met Zijn opzoekende en trekkende liefde. Dat hebben ook wij tot op de dag van heden nodig.

Maar van deze door God vastgestelde regel weken velen in Galatië af door met de werken van de wet de prediking des geloofs weg te drukken. Want het werk der wet is niet te verenigen met het werk der genade. In dat hart is niet de minste behoefte aan en dus jok geen plaats voor de dierbare werkingen van de Heilige Geest tot vervulling van Gods beloften, als het zaad der wedergeboorte. Wat wij voor ons innerlijk leven wel terdege in aanmerking hebben te nemen, om niet te vervallen in de werken der wet. De Schrift zegt het ons tot vermaning en onderwijzing, opdat wij niet zouden vastlopen en omkomen in de werken van de wet en dat zijn de werken van eigengerechtigheid. En daar het geloof als daad der ziel, ook als werk van Gods genade aangemerkt wordt, verwarren wij het zo gemakkelijk met het werk der wet, daar het beide op de erve des verbonds te vinden is.

De mannen van de besnijdenis waren ook godsdienstig en ijverden voor die zaak met een vleselijke ijver. Zij behoorden allen tot de gemeente des Heeren, al had de Heere bij hen niet de hoogste plaats in hun hart. Dat is een verwarring, waarin de kerk door alle tijden heen geleefd heeft en nog leeft.

En daar het geloof dat door de liefde van Christus werkt een persoonlijk bezit moet zijn, hebben wij ons daarin te beproeven. Is het geloof van vader Abraham in zijn oefeningen en beproevingen ons dierbaar? Van hem lezen we dat hij zijn altaar bouwde om de Naam des Heeren aan te roepen in diepe zelfverfoeiïng. Zo komen we bij de vraag, zijn wij in dat opzicht geestelijke kinderen van Abraham? Hebben wij een gebonden leven aan de troon van Gods genade? Zoekt ons hart de vervulling van Gods beloften? Dat wordt gemist als we steunen op onze godsdienstige werken van de wet. Dan bouwen we het huis van onze verwachting voor de eeuwigheid op een zandgrond, die weggespoeld zal worden.

Al was vader Abraham niet altijd recht werkzaam omtrent de vervulling van Gods beloften, maar door alles heen was hij daarin wel echt werkzaam. En hij heeft aan de beloften Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer. Hij had een steunpunt in Gods beloften als pleitgrond des gebeds. „En ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen”. Galaten 3 : 6.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1974

Bewaar het pand | 6 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1974

Bewaar het pand | 6 Pagina's