Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DE JEUGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DE JEUGD

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar dit blad eind augustus verschijnt, willen we in dit artikel even de aandacht vestigen op ds. Jacobus Fruytier. Op 24 augustus 1681 is hij bevestigd in het ambt van dienaar des Goddelijken Woords te Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen. Eveneens op 24 augustus, maar dan in het jaar 1724, als hij inmiddels 65 jaar is en predikant te Rotterdam, waar hij gelijktijdig stond met ds. Wilhelmus a Brakel en ds. Abraham Hellenbroek, heeft hij zijn uitgebreide verklaring van Prediker 12:1 (Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap enz.), die in boekvorm is uitgegeven onder de titel 'Salomo's raad aan de jeugd', opgedragen aan de Nederlandse jeugd. Uit die 'Opdracht'aan de jeugd van ons vaderland, die (evenals het boek zelf!) waard is ook door ouderen en ouders gelezen (en ter harte genomen!) te worden, nemen we onderstaand enkele gedeelten over.

Edele wijnstokken

Dierbare jongelingen en jongedochters, ranken van die edele wijnstokken, die God geplant had in Zijn wijngaard, welke Hij geplant heeft op een vette heuvel, in het gezegende Nederland, de berg Zijner erfenis, de plaats die God verkoren heeft tot Zijn woning; nakomelingen van de oprechte en getrouwe liefhebbers van de zuivere gereformeerde godsdienst en duur gekochte vrijheid. Indien de Allerhoogste nog besloten heeft in Nederland te blijven; indien Zijn Majesteit de Nederlanden nog zal believen te houden voor de herberg en de schuilplaats van Zijn duur gekochte Kerk; indien die grote Soeverein ons lieve vaderland nog zal gelieven te bewaren bij de kostelijke vrijheid, die wij nog genieten, en hetzelve te zegenen, gelijk Hij tot hiertoe gedaan heeft; zo moeten uit ulieden voortkomen de oprechte vaders van het vaderland, de voedsterheren van Gods Kerk, de getrouwe en van God geleerde leidslieden en voorgangers van Gods geliefde volk. Daarom is er aan uw opvoeding en de bestiering van u, in de dagen uwer jongelingschap zo veel gelegen. Zo God Zijn zegen hiervan onttrekt, en indien de jeugd van Hem verlaten wordt, is er niets goeds voor Nederlands volk te verwachten.

Indien het geslacht dat nu opwast, zoveel ontaart

van het geslacht dat nu gaat sterven, als dat ontaard is van haar goede voorouders, zal het Nederlands ondergang zeer verhaasten, en men moet billijk vrezen, dat de maat der zonde haast vol zal zijn.

Onze zalige voorouders zijn vermaard geweest wegens hun oprechtheid, nederigheid, zuivere liefde voor de waarheid en godsvrucht, en zij waren ook getrouwe voorstanders van de vrijheid, heben goed en bloed en al wat dierbaar was, daarvoor gewaagd. Wat al bloed er voor waarheid en vrijheid vergoten is, getuigen de historiën van Nederland; het ware goed dat ze maar veel gelezen werden.

God was Nederland tot een vurige muur, en tot heerlijkheid in het midden van hetzelve; Zijn voetstappen dropen van vettigheid. God stelde heil tot muren en voorschansen. De vijanden, die Nederlands verderf zochten, ziende de Goddelijke bescherming, waardoor Hij hun raadslagen en macht verbrak, moesten dikwijls, al lasterende, uitroepen: God is Geus geworden. Nederland was ontzaglijk voor de vijanden, en geliefd van zijn vrienden.

Verbasterde ranken

Maar helaas, vele van de ranken van die edele wijnstokken zijn veranderd in verbasterde ranken eens vreemden wijnstoks. Hoe zeldzaam is het, nu (onder het geslacht dat nu leeft) te vinden de liefde voor de waarheid en godsvrucht? De waarheid struikelt op de straat, en dat recht is kan er niet ingaan. Hoe is die oude oprechtheid en trouw geweken! Eertijds kon men elkander meer op het gegeven woord vertrouwen, dan nu op eden en geschreven kontrakten. Hetgeen de naarstige en spaarzame voorouders vergaderd hebben, wordt door hoogmoed, overdaad en wellust van hun kinderen verkwist. De gierigheid en de verkwisting maakt dat men veel nodig heeft om zijn begeerten te vervullen; dus begeven zich velen tot kwade middelen om goederen te vergaderen.

Kwade voortekenen

De Heere ziet dit alles, en het is kwaad in Zijn heilige ogen. Hij heeft al dikwijls, door verscheidene wegen, Zijn misnoegen en ontstoken toorn ontdekt, en Nederlands volk dit doen gevoelen. Men ziet uit de handelingen die God met Nederland houdt, dat Hij dreigt het land te willen verlaten. Die ogen hebben om te zien, verzoek ik dat zij eens verstandig op deze kwade voortekenen gelieven te letten.

1. Als God een volk gaat verlaten, onttrekt Hij doorgaans eerst van hetzelve Zijn Geest, en geeft het over in het goeddunken hunner harten. Merkt nu eens op, gij allen die God nog niet verblind heeft, is niet des Heeren Geest van velen geweken? Waarom ziet men dat de goddelozen zo tomeloos en onbeschaafd alle goddeloosheid bedrijven? Is het niet omdat de wederhoudende genade des Geestes hun onthouden wordt? Is dan het onttrekken van des Heeren Geest een bewijs dat men tegen Hem geworsteld heeft, dat men Hem bedroefd heeft, en naar vermogen heeft zoeken uit te blussen; wat zal men dan van Nederland moeten besluiten?

2. Het is een bedroefd voorteken voor een volk, als God die twee staven, liefelijkheid en samenbinders, verbreekt. Dat is, wanneer Hij de zuivere godsdienst, die een volk heilig maakt, en de eendracht, die hen sterk maakt, wegneemt. De ware godsdienst en de eendracht zijn de twee banden waardoor een volk aaneen verbonden wordt.

Het fundament van deze onze zeer vermaarde Republiek is de eenheid, en de eenheid de ware godsdienst. Haar devies is altijd geweest: Eendracht maakt macht. De penningen die zij sloegen, met dit opschrift 'Op de waarheid steunen wij, en de vrijheid verdedigen wij', gaven dat ook te kennen. Daarom is de Unie, gemaakt te Utrecht in het jaar 1579, altijd aangezien als de grond van de behoudenis van het vrije Nederland. Hoe het nu staat met de godsdienst, en bij verval van dezelve met de eendracht, weten die, die geen vreemdelingen zijn in Nederland, en die over deszelfs welvaart bekommerd zijn.

3. Als de Heere een volk wil verlaten, dan neemt Hij weg de beste zuilen van zo'n staat. Dat zijn de held, de krijgsman, de richter, de profeet, de waarzegger en de oude; de overste van vijftig en de aanzienlijke, de raadsman en de wijze onder de werkmeesters, en dien die kloek ter tale is, en Hij stelt jongelingen tot vorsten, en kinderen om te heersen. De weldadige lieden worden dan weggeraapt voor het kwaad. Hoe het in dezen met Nederland gesteld is, laat ik oordelen van die, die de staat van Nederland kennen.

4. God is ook wel gewoon, als Hij Zijn volk de scheidbrief geeft, dat Hij dat volk eerst wordt tot een mot en tot een verrotting. Hij vervloekt hun zegeningen. Hun vermaardheid en hun ontzag verwelken, hun schatten worden uitgeput, in plaats van zegeningen komen vloeken. God wordt hun dan eindelijk als een felle leeuw en als een jonge leeuw; Hij verscheurt en gaat heen, en daar is geen redder meer. Hoe nu weer God met Nederland handelt, en een geruime tijd gehandeld heeft, weten allen die Nederlands toestand kennen.

Ziedaar, lieve jongelingen en jongedochters, die het meest geïnteresseerd zijt in de welstand van hun vaderland, omdat gijlieden voor de volgende

tijden opwast, ziet, zeg ik, wat u moet bekommerd maken, en in wat gevaar gijlieden leeft. Toont die machtige en heilige God, door zulke talrijke blijken, Zijn misnoegen over het land uwer woning, wat zal er gebeuren, indien gijlieden vervult de mate der ongerechtigheid uwer vaderen? En indien gijlieden niet alleen die kwade voetstappen navolgt van die die niet getrouw zijn gebleven in Gods verbond, maar dezelve nog in boosheid overtreffen?

Eeuwig welzijn

Daarom, lieve jongelingen en jongedochters, die liefde hebt voor uw eeuwig welzijn, overdenkt toch ernstig het gevaar waarin gijlieden leeft en dat u boven het hoofd hangt.

Gijlieden zijt nu de vrede gewend, en weet nog bij ondervinding niet wat het is te lijden voor de waarheid. Zo God ulieden daartoe roept, en gijlieden hebt uw ziel niet gesterkt door de waarheid, dan zult gijlieden niet in staat zijn om voor de waarheid te lijden en te strijden, en dus lichtelijk als een roof kunnen worden weggevoerd, en weer slaven worden van de paperij en van dat bloeddorstige anti-christendom. Maar zo God u ogen geeft om te zien, en gij leert in uw jongelingschap aan uw Schepper gedenken, dat gijlieden Hem lief krijgt en u aan Hem gewent, dan zal Hij u vrijmaken en heiligen door de waarheid, en die zal u dringen om voor Hem te leven en te sterven. Dit is nu mijn oogmerk, dat ik in dit kleine geschriftje beoog; ontvangt het als een blijk van hartelijke liefde van een die uw zielen liefheeft en deszelfs behoudenis hartelijk begeert. Mijn wens en bede bij God is, dat ook deze mijn arbeid niet mag onvruchtbaar zijn, maar dat God die gelieve te zegenen, en dat ik nog enigen mag behouden of versterken in de waarheid en in de oefeningen van de ware godsvrucht, en dat ik staande voor mijn God en Rechter, nog eens mag zeggen: Zie, hier ben ik, en de kinderen die Gij mij gegeven hebt. Ik blijve

Uw getrouwe zielenvriend, JACOBUS FRUYTIER

Zo schreef op 24 augustus 1724 deze godzalige leraar, deze getrouwe zieleherder, die God tot een wachter op Sions muren in ons vaderland gesteld heeft, aan de Nederlandse jeugd.

Wat zouden Gods ware geroepen knechten, als ze eens waarlijk bij God vandaan werden ingeleid in de breuk van land en volk, van kerk en staat, dan nu (260 jaar later) aan Neêrlands jeugd moeten schrijven.

Geve de Heere onder jong en oud, aan vorstenhuis en onderdanen, de vervulling van de bede van ds. Fruytier, om vrijgemaakt en geheiligd te mogen worden door de waarheid, om voor de Heere te mogen leven en sterven. Dat zij zo.

Gij, koningen en rechters, saam, Gij, vorsten, volken, roemt Gods Naam; Gij, maagden, en gij, jongelingen, Laat nimmer af Zijn lof te zingen; Eerwaarde grijsheid, frisse jeugd, Weest in den God uws heils verheugd. Ps. 148 : 4.

L. Krijgsman.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984

In het spoor | 20 Pagina's

VOOR DE JEUGD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984

In het spoor | 20 Pagina's