Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

12

Met dit woord: „Kom binnen, dan zal ik u zeggen, wat u nuttig kan zijn”, is de Pelgrim vriendelijk ontvangen door Uitlegger, wat zijn hart verkwikte. Daar hij leefde in een diep besef van zijn onwaardigheid, was het voor hem zo groot dat hier huis en hart voor hem open stonden.

Het deed ook Uitlegger weldadig aan een Pelgrim te ontmoeten die onderwijs nodig had. Er zijn zoveel godsdienstige mensen, die dat niet nodig hebben, daar zij in hun weten en kunnen opgaan. Maar deze Pelgrim is een man, die het niet weet en niet kan. Hij heeft hulp nodig. Met belangstelling wenst hij het onderwijs van Uitlegger te volgen. Hij moet meer klaarheid bekomen in de leer der zaligheid om op een rechte wijze daarin werkzaam te zijn. Het zijn voor hem heerlijke en gewichtige zaken. Zaken die hem vanuit de Schrift zo dierbaar en onmisbaar geworden zijn. De vernieuwing des harten, de bekering tot God, de vergeving der zonden en het recht ten eeuwigen leven zijn zaken, waar zijn hart naar uitgaat.

De Pelgrim beseft het dat zijn gangen en treden vastgemaakt moeten worden in het Woord Hij wil geen kind blijven, dat als de vloed bewogen en omgevoerd wordt met alle wind van leer. Mannelijk wenst hij te worden in het geloof en kinderlijk in vertrouwen op de Heere. Daarom heeft hij dan ook zijn geestelijke onkunde beleden en beweend voor het aangezicht van de Heere.

Wanneer Uitlegger zijn bediende last geeft licht te ontsteken, dan is dat de eerste les die hier gegeven wordt. Wat bedekt is door de duisternis, kan alleen door het licht te voorschijn gebracht worden. De Heere wil dat wij onze afhankelijkheid van het licht van de Heilige Geest kennen en beleven. Denk er aan, mijn vriend, wil Uitlegger hiermee te kennen geven, het is vanwege onze zonden dat wij gedurig in de duisternis staan. Het licht moet van boven komen en daarom bidt de dichter: „Zend Heere Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden”.

Bij het licht dat ontstoken is, kan en mag de Pelgrim zijn leermeester op diens verzoek volgen. En zo mogen ook wij delen in het onderwijs dat hier gegeven wordt.

De deur wordt ons geopend door de bediende, en we treden in een afgezonderd vertrek. En daarmee staan wij nu in de kraamkamer des geloofs. Hier gaat het om de geboorte en de opvoeding van de kinderen der belofte. De Heere wil, dat ons hart gebonden is aan en leeft uit de beloften van het Evangelie, die ons daartoe gepredikt moeten worden. „Hier aanschouwde de Pelgrim het beeld van een zeer eerwaardig man, dat tegen de wand hing. De ogen waren ten hemel geslagen, het beste aller boeken was in zijn hand, de wet der waarheid was op zijn lippen geschreven, de wereld was achter zijn rug; hij stond als het ware te pleiten met mensen en een gouden kroon hing boven zijn hoofd”.

Deze man is in zijn persoonlijk en ambtelijk leven een zeer eerwaardig man, een man des geloofs.

Hij bezit dus de waardigheid, die nodig is om het Evangelie op een waardige en Gode welbehagelijke wijze te prediken. Het is de deftigheid, die bij de bediening van het Woorden de sacramenten niet gemist mag worden. Deze waardigheid is de waardigheid van Christus, het beeld van Zijn verschijning in de verkondiging van het Evangelie. En hiermee dwong Hij eerbied af voor de wil en het Woord van Zijn vader.

Het beeld van deze eerwaardige man hangt aan de wand, die plaats der ere is hem geschonken van de Heere. En niemand meet zichzelf die eer aan, maar die van God geroepen wordt, gelijk Aaron. Die plaats was hem dan ook een oorzaak van verwondering.

Deze eerwaardige man draagt in zijn hart en leven het beeld van Christus. En hij vermag alle dingen door Christus, Die hem kracht geeft. Zijn grote Meester heeft dan ook gezegd: „Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Degene, Die Mij gezonden heeft”. En zo gaat het hier om de bediening van Christus in de bediening van het evangelie.

Zijn ogen zijn ten hemel geslagen. Dat geeft ons zijn innerlijke gebedsgestalte te kennen. Ogen die wenen over de onbekeerlijkheid van allen, die nog voortleven in hun zorgeloosheid. Daarom zijn het dan ook biddende ogen, want zijn hart bidt om de dierbare werkingen van de Heilige Geest, opdat het zaad der wedergeboorte wortelen mocht schieten en vruchten dragen. En zo moet het Evangelie niet alleen met een biddend hart gepredikt, maar ook beluisterd worden.

Daartoe was dan ook het beste aller boeken in zijn hand. Gezalfd door de Heilige Geest wist hij het Boek te hanteren als het Woord des Geestes en als de staf des levens tot een zegen voor de gemeente.

„De wet der waarheid was op zijn lippen geschreven”. Want zijn lippen waren geheiligd met een gloeiende kool van des Heeren altaar. Daarom was het dan ook de keus van zijn hart de reine hemelleer te verkondigen tot verheerlijking van de Heere en tot vernedering van de zondaar.

„De wereld is achter zijn rug”. Tot roem van Gods genade is hij van wereldburger, hemelburger geworden. Het is zijn lust en zijn leven de zaligheid van des Heeren dienst en de heerlijkheid van het hemelleven te stellen tegenover de wereld, die daarbij verdwijnt in het niet. In het leven der genade vergaat de wereld voor ons met al haar begeerlijkheden.

„Hij stond als het ware te pleiten met mensen”. In dat bidden stond hij voor mensen te pleiten voor het aangezicht des Heeren op de enige en algenoegzame offerande van Christus. Te pleiten, of het de Heere behagen mocht Zijn ontfermende en vergevende liefde te verheerlijken in arme en ellendigezondaarsharten. In die gezegende offerande is toch alleen de pleitgrond van het gebed en de vrijspraak van het geloof.

Deze prediker stond met en voor de mensen te pleiten op de dierbare offerande van Christus, opdat hun harten er door vervrijmoedigd zouden worden in het komen tot de Heere. Buiten deze offerande is geen pleitgrond voor het bedroefde hart.

Met deze pleitgrond van het gebed kunnen wij bestaan in het gericht des Heeren tegenover de vloek der wet en de aanklacht van ons geweten. En op grond daarvan wordt satan gescholden in het schelden van het boetvaardig volk, wat het hart Gods verkiezende liefde doet smaken.

„En een gouden kroon hing boven zijn hoofd”. De kroon van het rechtvaardig zijn in Christus voor God. De kroon, die Hij heeft verdiend met Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid. In deze kroon schittert de vergeving der zonden en het recht ten eeuwigen leven. Het is een gouden kroon, die in de bediening van het Evangelie schittert van alle kanten.

Waarvan de zoete en zalige vrede gesmaakt wordt in het hart door het geloof. Maar in de grote dag des gerichts zal die kroon in haar volle luister aanschouwd en ontvangen worden tot verheerlijking van de Heere.

Maar ach, velen hebben hun ogen afgewend van de gouden kroon der rechtvaardigheid en heerlijkheid. Waarom Paulus zegt: „Mijn kinderkens, die ik wederom arbeid te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge”. De prediking van het dierbaar Evangelie heeft in levendmaking en rechtvaardigmaking de heiligmaking ten doel. De levende Christus moet in ons hart en leven gestalte bekomen. En daarom moeten deze geestelijke kinderen vanuit de belofte van het Evangelie gevoed worden.

„Nu, zeide Uitlegger, heb ik u eerst deze schilderij doen zien, omdat de man die daarop staat afgebeeld, de enige is door de heer van die plaats waar gij heen gaat, gemachtigd om u tot gids te dienen op alle moeilijke plaatsen die u op uw weg zult ontmoeten. Daarom moet u terdege acht geven op datgene, wat ik u getoond heb, en u goed m het geheugen prenten wat u hebt gezien, opdat gij u niet op uw reis laat misleiden door sommigen, die onder voorwendsel dat zij u de goede weg aanwijzen, u op de weg des verderfs zouden voeren”.

Uitlegger weet dat de Pelgrim een dwaalziek hart heeft, gelijk als wij allen hebben. Daarover hebben wij ons te schamen voor de Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's