Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALS ZIJ GEBEDEN HADDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALS ZIJ GEBEDEN HADDEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En als zij gebeden hadden, werd de plaats in welke zij vergaderd waren bewogen. En zij werden allen. vervuld met de Heilige Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid." Handelingen 4 : 31

Meestal is het beangstigend in plaats van bemoedigend, wanneer de plaats, waar men zich bevindt, gaat bewegen. Een aardbeving leidt licht tot paniek. Maar de tekst spreekt niet van een aardbeving. Het gaat hier over een wonderteken, dat God doet als antwoord op het gebed van de gemeente. Dat is niet beangstigend, maar dat geeft moed.

Te meer, omdat het niet een leeg teken is. Gods machtige arm maakt geen loos gebaar. Het teken wijst heen naar het eigenlijke. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid. Dat is het eigenlijke wonder. Niet alleen de plaats werd bewogen, de mensen werden bewogen: de apostelen en de leden van de gemeente.

Geen verlammende moedeloosheid stremt het getuigenis van de enige Naam, maar de Heilige Geest zet aan tot een onverschrokken spreken van het Woord.

Dat hebben we ook in deze tijd nodig. Er valt uit dit bijbelgedeelte voor ons veel te leren. Wij zijn doorgaans meer bedreven in het vrucht'loos kermen dan in Geest-driftig getuigen. Sterker in het negatief beoordelen van de situatie, dan in het positief vervullen van onze opdracht.

Zou het niet daardoor zijn, dat er zo weinig beweging is?

We klagen over de moeilijke tijd voor de kerk, over de weerstand tegen het Evangelie, over het in de kerk door dringende humanisme, de vernieuwingsdrang waarin we meer over „brain-storming" horen dan dat we het waaien van de Geest herkennen. We hebben het zelf moeilijk. We zien de gemeente ondermijnd worden door de geest van de tijd. We zijn bang dat het opgroeiend geslacht niet zal blijven bij het Woord.

En, inderdaad, al deze gevaren en dreigingen zijn er. We zullen dat niet ontkennen. Maar het is ongeloof, wanneer we zuchten: „Och, och, waar gaan we naar toe!" Dan hebben we niet gebeden. Want wie echt gebeden heeft in het geloof, wordt bewogen door de Geest van God tot vrijmoedig getuigen in hoopvolle verwachting.

Waar we naar toe gaan? Naar komst van het Koninkrijk Gods!

We lezen in dit hoofdstuk, dat Petrus en Johannes gevangen genomen zijn, om­dat zij het Woord verkondigden in de tempel. Zij werden losgelaten met de scherpe dreiging, dat zij niet meer zouden spreken in de naam van Jezus. Want dan zouden er andere maatregelen genomen worden. Hoe ver ze daarmee zouden gaan, is niet zo lang daarna gebleken uit de steniging van Stefanus.

De beide apostelen hebben in de gemeente verslag uitgebracht. De reactie is belangwekkend. Ze spreken zich niet in heftige woorden uit over de vijandschap van de Joden. Ook worden ze niet mismoedig en defaitistisch. Nee, ze slaan het oog op God. In eendrachtig gebed roepen zij Hem aan. In hun bidden laten zij zich leiden door het woord van de Schrift. De tweede psalm is voor hen actueel. Zij onderkennen duidelijk wat er aan de hand is: Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en (nota bene!) de volken Israels, spannen samen tegen de Heere en Zijn Gezalfde. Wie er ook met elkaar overhoop kunnen liggen, als het tegen Christus en Zijn kerk gaat, tegen God en Zijn rijk, dan trekken ze samen op. Dat zie je steeds weer.

De gemeente te Jeruzalem legt dit aan God voor. We moeten er op letten, hoezeer dit gebed een gebed des geloofs is.

In de aanhef erkennen zij, dat God de Heere is, de almachtige Schepper van hemel en aarde en alle dingen. Wie die God in het geloof aanroept, behoeft voor de wereld niet bang te zijn. Door psalm twee aan te halen, spreken zij hun geloof uit in Gods overwinning over al Zijn vijanden. Die hebben ijdele dingen bedacht, plannen die op niets uitlopen. Ook belijden zij, dat in het woeden van de vijanden God niets uit de hand loopt. Zij doen slechts wat Gods hand en raad van te voren bepaald had. Wie dat gelooft, verliest de moed niet, maar ziet in vertrouwen de toekomst van Gods kerk tegemoet.

Na dit betuigd te hebben, komen zij met hun bede. Waar bidden ze om? Om wegneming van de dreigingen? Om vrijwaring voor gevangenis, geseling en dood? Nee. Zij zeggen alleen: Heere, u ziet het toch? Geef dan, dat wij ons niet laten intimideren, maar dat wij als Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord mogen spreken. Geef, dat Uw werk doorgaat.

Zij denken niet aan zichzelf. Niet aan lijfsbehoud. Ze weten alleen in zelfkennis, dat zij niet op zichzelf kunnen bouwen. Van hun eigen moed en standvastigheid verwachten zij niets. Hun hulp is van de Heere alleen. Zij vertrouwen God Zijn eigen zaak toe.

En dan gebeurt het wonderteken. Op hun gebed wordt de plaats van samenkomst bewogen. Zij worden vervuld met de Heilige Geest.

Waren zij dat dan al niet? Ja, maar nu komt opnieuw de kracht van de Heilige Geest over hen, zodat zij zonder vrees zijn voor de dreigingen. Ondanks het scherpe verbod van de Joodse Raad spreken zij het Woord Gods met vrijmoedigheid.

Wanneer wij de les van dit Schriftgedeelte leren, zullen ook wij in geen enkele situatie wanhopen. Wij weten toch, dat wij in de wereld geen vrede zullen hebben maar verdrukking. Christus heeft voorzegd, dat alle machten in de wereld er op uit zullen zijn om de gemeente ten onder te brengen. De Bijbel leert ons, dat de verleidende geesten in de kerk niet zullen ontbreken. Het is nog nooit anders geweest. Wel kunnen in bepaalde tijden de dreigingen acuut worden en zich verscherpen. Er is reden tot waken en bidden. Maar geen reden tot moedeloosheid en defaitisme. Christus heeft de wereld overwonnen. Wij moeten ook in deze tijd niet zenuwachtig worden en paniekerig doen, maar met de hand op het Woord leven uit het „nochtans van het geloof".

Als we dat niet doen, helpt ons geen koortsachtige activiteit. Ook het klagen en kermen helpt ons niet uit de nood. We dienen er de zaak van Christus niet mee. Laten we bidden het gebed des geloofs. Hoeveel dat vermag, leert ons de tekst.

We hebben het nodig, dat wij vervuld worden met de Heilige Geest, Die sinds Pinksteren in de gemeente woont. We kunnen veel missen van alles wat we organiseren en doen. Wezenlijk is alleen, dat wij vervuld met de Heilige Geest vrijmoedig het Woord Gods spreken, en ondubbelzinnig getuigen zijn van Christus en Zijn genade. Dat geldt voor gemeenteleden net zo goed als voor predikanten, evangelisten en zendingsarbeiders.

Dan zullen we ook nu zien, dat God Zijn hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van Zijn heilig Kind Jezus (vers 30). En anders is het de dood in de pot.

In Jeruzalem was er ondanks alle dreigingen onverschrokkenheid en vrijmoedigheid. Dat komt, omdat zij gebeden hadden in het geloof. Zij hielden God aan Zijn Woord. Daarom versaagden zij niet.

Is dat geloof en dat gebed er bij ons? Dat is het cardinale punt. Laten we het onderzoeken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ALS ZIJ GEBEDEN HADDEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's