Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijne Koninklijke Hoogheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijne Koninklijke Hoogheid

(over de deugden Gods, die Zijn wezen zijn)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadat wij in het vorige artikel over de eerste zin van onze Nederlandse geloofsbelijdenis het verband hebben geprobeerd duidelijk te maken tussen het wezen Gods en Zijn deugden, rest ons nu nog een behandeling van die deugden (of eigenschappen), die in artikel 1 genoemd worden. De reeks, die genoemd wordt, klinkt als de aanhef van de brief, die onze koningin schrijft: Wij, koningin Juliana . . . en dan volgen de namen en titels, die haar hoogheid aangeven. Uiteraard is dit een zwak beeld. Want wie is aan God gelijk, wie kan Hem evenaren?

Over de 'eigennamen' van God wordt in dit eerste artikel van onze N.G.B. niet gesproken. We weten, dat God Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft als Elohim, Jahwe, Adonai, enz. Elk van deze Hebreeuwse namen verklaart ons op een diepe wijze het wezen Gods. Ook over de zogenoemde persoonsnamen van God gaat het hier niet: Vader, Zoon en Heilige Geest. Daarover handelen de artikelen 8 tot en met 11 uitvoerig. In het eerste artikel wordt Gods lof bezongen door het noemen van Zijn deugden. Alles loopt uit op de lofprijzing Gods, vooral als Hij aan het slot een 'zeer overvloedige fontein aller goeden wordt genoemd'. Zo is God. Er zit iets opwekkends in: Spreek Hem zo aan, ga zo tot Hem!

In de reeks van deugden Gods, zoals in artikel 1, is een onderscheiding aangebracht. Achter 'almachtig' staat een puntkomma, althans in de uitgave van de N.G.B. die verzorgd is door A. Kuyper. De eerstgenoemde deugden Gods zouden dan de onmededeelbare, na de puntkomma: de mededeelbare zijn. Mededeelbaar betekent, dat iets daarvan op aarde, in de mens teruggevonden wordt, terwijl onmededeelbaar wil zeggen, dat wij daarvan niets in ons omdragen. Nu is er altijd al bezwaar gemaakt tegen deze onderscheiding, o.a. omdat ook van de zogenoemde mededeelbare deugden Gods geldt, dat God daarin heel anders is dan wij. Zijn wijsheid is bv. totaal verschillend van de onze. Als wij dat laatste goed vasthouden en daarbij bedenken, dat de mens naar het beeld van God geschapen is, kunnen wij deze dogmatische onderscheiding, dacht ik, wel verstaan. We moeten er in ieder geval voor waken, dat we God niet met menselijke maatstaven gaan meten en aldus een vertekend beeld van Hem geven. Hij blijft in al Zijn deugden hoog verheven.

Eeuwig

Als eerste wordt dan de eeuwigheid Gods genoemd. God is aan gindse zijde van de tijd. Bij Hem is er geen vroeger en later.

De eeuwigheid telt geen uren. Er is geen begin, geen einde, geen opeenvolging van momenten. God is de totaal Andere. Duizend jaren zijn bij Hem als één dag en omgekeerd. Wij kunnen ons dat niet voorstellen. Wij tijdelijke mensen zijn ook met ons denkvermogen gebonden aan de begrippen ruimte en tijd. Maar ook al duizelt het ons, als wij aan de eeuwigheid Gods denken, het is voor een tijdelijk mens, die leeft op een wisselvallige aarde, het is ook voor Gods kind, bij wie alles zo vaak op losse schroeven staat en die geleerd heeft zijn dagen te tellen, een bijzonder troostrijk ding te mogen geloven, dat er een eeuwige God is. Gij zijt, o Heer', van d'allervroegste jaren, voor ons geweest een toevlucht in gevaren ..! (Ps. 90; 93:2). Men leze ook Jes. 57:15 en 2 Petrus 3:8. God zweert bij Zijn eeuwigheid (Deut. 32:40; Openb. 10:6). Dat is de vaste grond, waarop de mens kan en mag terugvallen, zo waar als God eeuwig leeft..!

Onbegrijpelijk

Hoezeer Gods kind zich geborgen kan weten in de eeuwige hoede van God, hij moet ook leren God God te laten. Narekenen kan hij God niet. God is groot en wij begrijpen Hem niet. God komt nooit in onze macht. Wel mogen wij het omgekeerde leren verstaan: in Zijn macht. Dan blijven er veel 'waaroms' over. Denk aan de dichter van Psalm 73. Maar dat betekent niet, dat de gelovige zich uiteindelijk maar onder God voegt, omdat het toch niet helpt, als hij zich tegen Hem verzet (op de manier van het Griekse noodlot). Het betekent wel, dat wij wanneer wij ons met al onze overleggingen aan Hem uitleveren, zullen ondervinden, dat Zijn pad gaat door de zee, zodat wij ons verwonderen moeten. O God, wat zijt Gij onbegrijpelijk groot. Op Gods wegen is 't vaak: Gij zult het na dezen verstaan (Joh. 13:7). Men leze Jes. 40:28 vv., ook Rom. 11:33 vv. Geen doorgronding van Zijn verstand, onnaspeurlijk Zijn wegen. Wandel dan door geloof en niet door aanschouwen.

Onzienlijk

Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is. Die heeft Hem ons verklaard (Joh. 1:18). God bewoont een ontoegankelijk licht. Dewelke geen mens gezien heeft noch zien kan (1 Tim. 6:16). Wie slechts op zijn (beperkte) ogen wil vertrouwen, is bij God aan het verkeerde adres. Maar deze onzienlijkheid Gods betekent niet, dat de Heere niet 'aanzienlijk' is. Man kan weten, wat men aan deze God heeft, in Christus Jezus. Hij heeft ons God verklaard. En door het geloof in Hem, zien we van God in God zoveel, dat we nooit meer van Hem scheiden willen. Mozes hield zich vast, als ziende de Onzienlijke (Hebr. 11:27). Dat is de zekere weg van het zien des geloofs. Bij God komt een mens ogen tekort.

Onveranderlijk

Er is niets zo veranderlijk als de mens. Vandaag zus, morgen zo. Dat is echter van God niet te zeggen. Hij blijft altijd aan Zichzelf gelijk. 'Gisteren en heden dezelfde, ja tot in alle eeuwigheid'. Dat wordt gezegd van Zijn eeuwige Zoon. En dat betekent, dat God onberouwelijk is in Zijn besluiten, in Zijn dreigingen, maar ook in Zijn beloften. 'Ik de Heere, wordt niet veranderd; daarom zijt gij, o, kinderen Jakobs niet verteerd' (Mal. 3:6). Men vergelijke ook Jes. 41:4 en Jak. 1:17. Deze onveranderlijkheid Gods is een heerlijke troost voor Gods Kerk. Hij gedenkt aan Zijn verbond tot in der eeuwigheid, aan het Woord, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten (Ps. 105:8). Aan deze onveranderlijkheid Gods is het te danken, dat er een volharding der heiligen is. God heeft een eeuwig uithoudingsvermogen. Niet in een starre, onpersoonlijke zin moeten we dus deze deugd Gods verstaan. In God leeft alles. En om dat uit te drukken spreekt de Bijbel (in anthropomorfe, dat is mensvormige woorden) over het berouw Gods: Toen berouwde zulks de Heere ..! Niet, dat de Heere op Zijn besluiten terugkomt. Maar wel dit: bij de uitvoering van Zijn besluiten blijkt de Heere steeds met heel Zijn levend Godzijn betrokken te zijn bij het gebeuren op aarde.

Oneindig

Ook heet de Heere oneindig. De hemel der hemelen kan Hem niet bevatten. Ja, overal is God. Een mens komt met God nooit aan het eind. God gaat altijd door, ook als wij voor muren staan, en aan 't eind zijn. Alweer: welk een troost! Al zullen we ook hier bedenken, dat dus geen mens kan menen: Hier houdt God op, nu heb ik vrij spel. De alomtegenwoordigheid Gods zegt ons, dat we ons overal op aarde te gedragen hebben als in de onmiddellijke tegenwoordigheid des Heeren. Lees: Jer. 23:24; Spr. 15:3; 1 Kon. 8:27; Ps. 139 om slechts enkele plaatsen te noemen.

Almachtig

De Dordtse synode heeft dit woord aan de oorspronkelijke tekst van Guydo de Brès toegevoegd. De remonstranten hadden wat vervelend gedaan over het ontbreken van deze deugd des Heeren in de reeks van artikel 1. Waarom kon het er ook niet aan worden toegevoegd? De synode deed het, hoewel zij daarmee uiteraard in geen enkel opzicht wilde zeggen, dat ze nu over God uitputtend had gesproken. Wie kan dat? Maar Gods Almacht beleed ze graag. Er is niets bij de Heere onmogelijk, één uitzondering daargelaten: Hij kan een verlegen zondaar niet laten staan. Of wel: God kan niet doen, wat Hij niet wil. Alweer een bewijs, dat wij over de deugden Gods niet in het afgetrokkene, spitsvondig moeten spreken. Er klopt een warm hart, een Goddelijk hart achter deze deugd. Daarom hebben wij Hem lief. Want Hij verschijnt, als een mens moet zeggen: Ik kan niet meer. Daarom is Hij ook te duchten. Want tegen Hem is geen geweldenaar, hoe flink ook, opgewassen. Gelukkig, wie het van Hem intijds verliezen mag.

Volkomen wijs

Gods wijsheid, waarin Hij al het geschapene overtreft, blijkt niet slechts uit de werken der natuur, het blijkt ook uit de weg, die Hij gaat met de zondaar, 't Lijkt zo verkeerd, zo onbegrijpelijk, als Hij ons eerst afbreekt in al het onze om ons vervolgens bij Christus te brengen. Maar achteraf zien we het. Volkomen wijs. De wijsheid van de dwaasheid der prediking van Jezus Christus en Dien gekruisigd. Hij heet de alleen wijze God (Rom. 16:27). Al onze gedachten mogen wel gevangen worden geleid onder de gehoorzaamheid van Hem.

Rechtvaardig

Ook over deze deugd des Heeren zou uitvoeriger geschreven moeten worden, evenals over de andere. Wat wij hier doen, is slechts de toonaard van deze deugden aangegeven. Welnu, als de Heere dan rechtvaardig heet, dan wil dat niet alleen zeggen, dat Hij het kwade straft (Zijn wrekende gerechtigheid). Daarvan zijn vele voorbeelden uit de heilige Schrift aan te halen. Maar Gods gerechtigheid betekent op vele plaatsen in de Schrift niet minder, dat de Heere het recht uitvoert. Het recht uitvoert van Zijn ellendigen, armen, verdrukten, weduwen, wezen ...! En als bv. in Psalm 72 de verwachting van een rechtvaardige Messias wordt uitgezongen. Die Zijn volk richt met gerechtigheid en Zijn ellendigen met recht, dan roept het geloof, dat Jezus ziet: Hij is het! Hij heeft het opgenomen voor de verdrukten, voor allen, 'die hun deel in Israël' waren kwijtgeraakt, tot in het rechtvaardig oordeel Gods. Daarom kan God krachtens Zijn rechtvaardigheid, betoond in Christus Jezus, het zelfs voor de godde­loze opnemen en hem vrijspreken, rechtvaardigen (Rom. 3). Dat is het hart van het Evangelie. Daarvoor schamen wij ons niet. Want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst de Jood en ook de Griek (Rom. 1:16).

Goed en een zeer overvloedige fontein aller goeden.

Zijn goedheid gaat het al te boven ...! Wie dat nog niet heeft moeten concluderen uit alles, wat God van Zichzelf openbaart, die is blind. God gaf het liefste, wat Hij had. Hij gaf Zijn Zoon. En 't geloof zingt het Paulus na: Hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken' (Rom. 8:32). Deze fontein houdt nooit op. Daaruit kan een zondaar putten in al zijn noden, angst en pijn. En laat het dan verder aan God over te bepalen, wat goed is. Wij kunnen de goedheid Gods niet meten met maatstaven buiten God, Hij is de bron en de norm van het goede. Daarom aanbidt het geloof deze God. Hij doe, wat goed is in Zijn ogen. Als wij doen wat goed is in onze ogen, loopt het slecht af. Doet Hij het echter, dan blijft er verwondering over.

Artikel 1 van onze N.G.B. is een dogma. Maar u ziet, daarin zingt het geloof van de kerk. Er wordt wel eens gezegd: Wij moeten met onze tijd mee. Ik vind het best, als dit ook maar met ons meegaat in onze tijd. Want God blijft gelukkig, Die Hij was. Eeuwig.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Zijne Koninklijke Hoogheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's