Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De aard van het Schriftgezag (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De aard van het Schriftgezag (7)

(Rapport Gereformeerde Kerken)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men is hier blijkbaar uitgegaan van de wedergeboren mens, die al in een positieve, actieve relatie tot God staat en die nu de waarheid Gods actief ontvangt. Dus in feite: een veronderstelde wedergeboorte

Relatiescheppende Woordopenbaring

Nu hebben wij erop gewezen, dat de Schrift zelf spreekt van een alleen van God komende waarheidsopenbaring, waarbij niet de positief-actieve inzet van de mens wordt verondersteld, maar daarentegen wel de vervreemde, vijandige mens. Wat nu in dit verband ook van betekenis is, kan worden aangeduid met de term 'Woord-openbaring'. Ook deze eerste levenwekkende, relatiescheppende openbaring van God is Woord-openbaring en dus Waarheidsopenbaring. In de Schrift wordt dit aangegeven door de verbinding tussen scheppen en Woord. God heeft de wereld geschapen door het Woord. En God herschept de wereld, de mens, door het Woord. Waarheidsopenbaring is dus primair het gebeuren van Gods scheppende en herscheppende Woord. Dat vinden wij al in Gen. 1. God zeide: er zij licht. En er was licht. Is dit openbaring die zich voltrekt binnen een (bestaande) relatie? Toch niet. In Gen. 12 lezen wij: De HEERE nu had tot Abraham gezegd: ga uit uw land... Is dit spreken van God (de eerste keer, zoals hieruit blijkt) een openbaring, die pas in Abraham en (mede) dank zij Abrahams volledige inzet is tot stand gekomen? Toch niet. De inzet van Abraham in het op weg gaan naar het onbekende beloofde land en het leven voor Gods Aangezicht in het verbond volgt er op, maar zij is niet binnen dit (eerste) openbaringsgebeuren de tweede pool, de tweede component, waarbinnen deze openbaring zich voltrekt. Deze laatste is als een scheppend spreker voorafgegaan. Het meest centraal komt dit naar voren in de Christusopenbaring. Joh. 1 spreekt over het scheppende Woord. Dat Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Door dit vleesgeworden Woord, Christus, zijn mensen gered en vernieuwd tot de relatie met God. Maar deze vleeswording van het Woord zelf is toch niet een openbaring, waarbij de menselijke inzet mede-component is geweest. Het is juist de onopgeefbare waarheidsopenbaring aangaande de maagdelijke geboorte van Jezus, dat de menselijke inzet hierbij wordt uitgesloten (Matth. 1). Als het om menselijke inzet gaat, zegt de Bijbel er deze waarheid over: 'En er was voor hen geen plaats in de herberg' (Luc. 2 : 7). Het zelfde kan van de opstanding van Christus worden gezegd.

We willen met het bovenstaande aangeven, dat de primaire openbaring niet alleen volstrekt een éénrichtingsgebeuren is, van God uit tot de mens, en niet van God en mens samen, maar ook dat het hier gaat om een Woord-openbaring. M.a.w. het gaat hier om de structuur van de waarheidsopenbaring alszodanig, althans in haar eerste en belissende inzet. Op grond van deze louter van God uitgaande inzet volgt een relatie van wederkerigheid, die juist door deze genadige van God uitgaande openbaring is ingezet en ook blijvend wordt bepaald en beheerst.

Veronderstelde wedergeboorte (relatie)

Ik wijs hier even met nadruk op, omdat ik de indruk krijg, dat het rapport enerzijds uitgaat van de mens in het algemeen (de zondige, vervreemde mens) en anderzijds van de reeds tot de relatie met God vernieuwde mens. Als wij nu even op die laatste lijn doorgaan, dan veronderstel ik, dat hier op de achtergrond de gedachte staat, dat de mens, vóórdat God in zijn Woordopenbaring (waarheidsopenbaring) tot de mens komt, deze mens reeds tot de relatie met God is vernieuwd en dus nu ook deze waarheidsopenbaring van God actief en positief ontvangt en verwerkt tot waarheidskennis en -belijdenis. Als deze gedachtengang van mij juist is, ontdek ik hier opnieuw een oude theologische opvatting, die destijds door A. Kuyper vooral sterk is gepropageerd. De opvatting is: de wedergeboorte geschiedt niet door het Woord, maar is een directe mystieke daad van God. Eerst wordt de mens langs een directe weg door God wedergeboren, dus gemaakt tót een mens, die in een levende relatie tot God gesteld wordt. En dan daarna komt God in zijn Woordopenbaring tot hem, die de mens dan als wedergeborene positief en actief gelovig ontvangt. De wedergeboren mens komt dan tot actief geloof.

Vanuit deze gedachtengang kan ik nu ook dit rapport beter verstaan. Men is hier blijkbaar uitgegaan van de wedergeboren mens, die al in een positieve, actieve relatie tot God staat en die nu de waarheid Gods actief ontvangt. Dus in feite: een veronderstelde wedergeboorte blijkt ook nu weer de achtergrond te beheersen. Wat ik nu boven als bezwaar heb laten horen, is in feite niet anders dan (weer opnieuw) critiek uitoefenen op deze veronderstelde wedergeboorte. Want evenals in vroeger dagen, blijkt deze veronderstelling te gemakkelijk te worden veralgemeniseerd, terwijl de ernst van de zonde en de vijandige vervreemding hierdoor te veel uit het oog wordt verloren. In zoverre staat dit rapport inderdaad in de traditie van een Kuyperiaanse genade-en openbaringsleer. Er is in de huidige ontwikkeling in de Geref. Kerken meer continuïteit dan we vaak denken.

Dus ook nu weer die typische optimistische kijk op de mens, bij wie deze wedergeboorte (relatie) wordt verondersteld. En dan ook: ook nu weer een soort onmiddellijk-mystieke aanwezigheid van een positieve relatie van de mens tot God vóórdat de levendmakende Woordopenbaring Gods (waarheidsopenbaring) eraan te pas is gekomen.

De Heilige Geest als kracht

Het bovenstaande wordt nog weer scherper belicht door de manier waarop het rapport spreekt over de Heilige Geest. Opvallend is de omschrijving van de Heilige Geest: De goddelijke kracht, die als Heilige Geest wordt benoemd... (zo het oorspronkelijke rapport). In de officiële uitgave wordt ook gezegd, dat de Heilige Geest een goddelijke kracht is en werkt als een gebeuren en dat de 'benoerning' van die kracht als Heilige Geest door de mens plaatsvindt (blz. 15). 'De Heilige Geest is de manifestatie van een vreemde Overmacht, samen met de menselijke herkenning en benoeming ervan'. De naam Heilige Geest is er dus door de menselijke naamgeving van een gebeuren, dat in zichzelf een goddelijke kracht is. Dit spraakgebruik komt bij mij wat vreemd over. Ik herken het niet vanuit de belijdende traditie der Kerk, maar wel vanuit een nieuwere Godsleer in de huidige theologie, waarin de klassieke leer van de drieëenheid wordt afgewezen op grond van de stel­ling, dat Christus niet God is maar mens en dat de Heilige Geest zelf niet een persoon is maar (alleen) een kracht die van God uitgaat (H. Berkhof). Ik wil hiermee niét suggereren, dat de Godsleer van Berkhof hier wordt aangehangen. Ik wil wel stellen, dat door (alleen) op deze wijze over de Heilige Geest te spreken, er wel aanleiding gegeven wordt in die richting te denken.

Wat echter van grotere betekenis is, is dat de Schrift zelf de naam Heilige Geest niet openbaart als een benoeming van de mens. De Heere Jezus Christus spreekt over de Heilige Geest. En Hij is degene, die zelf deze Geest gezonden heeft (Joh. 16 : 7). Hij laat juist ook zien, dat deze Geest de Trooster is, en dus maar niet een kracht is, een gebeuren, maar duidelijk een Persoon.

De Heilige Geest en de actieve mens

Wat ons echter hier vooral interesseert is de manier, waarop het werk van de Heilige Geest wordt beschreven. Er wordt namelijk gezegd dat 'de Heilige Geest ontvangen geen passief gebeuren is, maar de actieve inschakeling van mensen bij de openbaringsgeschiedenis van God'. Ook de houding van deemoed is 'ten diepste de actieve (curs. C.G.) ontdekking van genade...' Dus: ook het openbaringsgebeuren van de Geest berust op wisselwerking, wederkerigheid. Ook hier is de mens actief bij betrokken. Opmerkelijk is hier de uitdrukking 'actieve ontdekking van genade'. Er is dus genade, van God uit. Maar er is daarbij ook 'actieve ontdekking' van die genade, van de mens uit. En zo voltrekt ook de genade zich in een relatie van wederkerigheid. Maar is die ontdekking van de genade dan zelf geen genade? En is niet alleen de actieve inschakeling van de mens maar ook het zich actief laten inschakelen van de mens geen genade? Of anders gezegd: is er niet een overwinnende vernieuwing van de Geest nodig, opdat de mens zich laat inschakelen en vóórdat de mens zich laat inschakelen? Hier komen dezelfde vragen weer terug, die wij al eerder hebben gesteld. Hier blijkt het alleen nog duidelijker, dat er in het werk van God, in de genade en in het werk van de Heilige Geest, een medewerking van de mens wordt verondersteld, waarvan het in ieder geval niet duidelijk wordt gezegd, dat die medewerking vanaf het allereerste begin ook Gods werk is, namelijk het levendmakende vernieuwende werk van de Geest. Die levendmaking wordt of stilzwijgend verondersteld (veronderstelde wedergeboorte) of de mens alszodanig wordt deze medewerking toegedacht. Door het zware accent op de inschakeling van 'het gewone menselijke' geeft het rapport aanleiding om vooral aan het laatste te denken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1981

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De aard van het Schriftgezag (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1981

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's