Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In onmacht, met lege handen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In onmacht, met lege handen

LICHT OP DE KERK [5]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gevleugelde woord

Gebeurde 't in Putten (1992) of was het begrip al eerder geïntroduceerd? Mijn geheugen laat mij hier in de steek. Zeker is echter dat het een gevleugeld woord is geworden: 'Wij kunnen niet weg en wij kunnen niet mee'. Ieder meelevend hervormd mens weet wat ermee bedoeld is, in ieder geval waarop gedoeld wordt: de in de maak zijnde vereniging van kerken waarover in december 2003 moet worden beslist. Het bovengenoemde dilemma hangt al jaren boven de discussie die SoW in toenemende mate heeft opgeroepen. Maar iedereen voelt inmiddels aan dat wij met het dilemma alleen niet kunnen blijven leven.

Het uitroepen van december 2003 tot het 'uur U' in de veertigjarige (!) historie van het herenigingsproces brengt, hoe dan ook, de kwestie in een stroomversnelling. Of heeft het dilemma ons de wat comfortabele positie bezorgd van de zaak voor ons uit te schuiven? Blijkt het comfort op 'wishful thinking' te berusten? Ik acht het niet onmogelijk. Wij hebben in onze kring binnen de Hervormde Kerk gedacht dat het zo'n vaart niet liep en misschien wel helemaal niet door ging, het door ons over het algemeen niet begeerde SoW. Persoonlijk wil ik er geen onduidelijkheid over laten bestaan dat zulks nog steeds het geval is. Maar ik kan noch wil er in het kader van dit artikel aan denken om nog eens te schrijven over alle bezwaren die wij hebben aangevoerd tegen dit proces. Het zou pure overbodigheid betekenen.

Waar zijn wij aan toe?

Intussen verkeren vele van de gemeenten in rep en roer, nu het ogenblik van de beslissing naderbij begint te komen. Wat moeten wij doen? Een vraag waarop bepaald geen eensluidende antwoorden worden gegeven. Er zijn gemeenten die verdeeld beginnen te raken, meningen en overtuigingen botsen, plannen worden gemaakt, oproepen weerklinken. Als ik het moet geloven, liggen hier en daar zelfs draaiboeken klaar. Aperte standpunten zijn ingenomen over wat men al dan niet zal doen wanneer - onverhoopt - de beslissing tot vereniging wordt genomen.

Wij dienen naar elkaar toe duidelijkheid te scheppen, voorzover wij daartoe in staat zijn althans. Er is de Gereformeerde Bond het verwijt gemaakt dat hij bij gelegenheid van Amersfoort-1996 de koers van Putten '92 heeft losgelaten c.q. gewijzigd. Het lijkt mij niet zinvol die vraag sec te beantwoorden. Het gaat ons er veel meer om in bijbels licht en ook in historisch perspectief een begaanbare weg te zoeken. In het vorige artikel over kerk en verbond bezagen wij de grote betekenis van het verbond der genade voor het bestaan van de kerk. Kunnen wij die lijnen doortrekken in het concrete kader van het SoW-proces? En wat is de uitkomst daarvan? Daarover gaat het nu.

Stukje geschiedenis

Het kan bekend zijn dat in de laatste decennia de Gereformeerde Bond veel meer dan vroeger gekozen heeft voor of gegroeid is naar de lijn van P. J. Hoedemaker, vertolkt in ook al een gevleugeld woord: 'Heel de kerk en heel het volk'. De kerk is er principieel voor het hele volk als kerk die haar wortelstelsel heeft in het verbond. In dat denken is afscheiding zonde. Ik druk mij kort-door-de-bocht uit. Men is in onze kring door strijd en crisis heen tot een zekere brede aanvaarding van Hoedemakers gedachtengoed gekomen. Maar daarover is een scherpe (pennen)strijd gevoerd in het verleden, met name in de jaren twintig van de vorige eeuw. Die strijd stond toen in het kader van het herstel van de Hervormde Kerk als belijdende kerk met een belijdende kerkorde. Er kwam een intern conflict tot uiting waarbij I. Kievit, J. Severijn en H. Visscher enerzijds en M. Jongebreur en de toenmalige bondsvoorzitter M. van Grieken anderzijds tegenover elkaar stonden. De eerstgenoemden stonden de zogeheten modus-vivendi voor, een gescheiden samenleven binnen één kerk van de diverse richtingen. De anderen vonden dat een te magere, te weinig geestelijke oplossing en wilden beslist blijven denken vanuit en naar het geheel van de kerk toe, al boden zij daar

voor geen kant en klare oplossing. Jongebreur beschouwde de gemeenten krachtens het verbond der genade als plaatselijke openbaringen van het lichaam van Christus. Door Gods bestel en krachtens het verbond der genade, zo stelde hij 'is er tussen ons en de anderen in de Hervormde Kerk met wie wij ons geestelijk geheel niet verbonden gevoelen een 'kerkelijke band'. Hij zag in het streven naar een modus-vivendi hetzelfde streven dat in de tijd van de Doleantie aan het licht kwam. Kuyper, Rutgers, De Savornin Lohman en Van den Bergh, zei hij, waren ook niet welbewust op afscheiding uit (al twijfel ik daaraan wat betreft Kuyper, A.B.) maar het kwam er met hun acties toch wel van. Zij gingen uit van de gedachte dat juist de eenheid van de kerk alléén kon worden hersteld door haar te bevrijden van alle onwettige banden die de tegen Gods Woord samengestelde Synodale Organisatie om haar had gesmeed. Daarvan vreesde Jongebreur een herhaling. Hij kon in de acties van Kievit, Severijn en Visscher niet anders zien dan een 'loswikkeling of uitpelling van de ware kerk des Heeren' uit het net van de synodale organisatie. Hij zag er het grote gevaar in van het loslaten en prijsgeven van de Hervormde Kerk als geheel. Bovendien achtte hij dat men zo ook de eenheid van de gemeenten prijsgaf. Werden die opgedeeld in modaliteitsgemeenten, dan was haar eenheid verloren. En ook al was de Hervormde Kerk een verdorven kerk, niettemin was zij geen valse kerk. Dat vond trouwens het genoemde trio evenmin. Maar Jongebreur stelde dat het onzichtbare wezen van de kerk niet wordt aangetast door de vele dwalingen en verdorvenheden in de kerk en dat betrof ook de verdorven kerkelijke organisatie.

Actualiteit

Met die visie vertolkte Jongebreur de gedachtengang van het toenmalige hoofdbestuur. Als ik nog eens lees wat hij destijds schreef, treft het mij hoezeer hij door de ontwikkelingen in de laatste decennia in het gelijk is gesteld. De modus-vivendi is in onze kerk de heersende bestaanswijze geworden en zij dreigt in de verenigde kerk de enige want de enig-mogelijke te worden. Maar Jongebreur nam zijn uitgangspunt met grote nadruk in het verbond, meer dan zijn 'tegenstanders', zonder overigens een 'bleke' volkskerk voor te staan. Tegenover de praktische oplossing die Kievit en Severijn en anderen boden, stond Jongebreur in onmacht met lege handen. Toch, met alle lek en gebrek van zijn visie, acht ik haar voor het heden uiterst actueel en terzake. Ik denk dus vooral aan zijn zeer verbondsmatig gestempelde denken, waardoor hij uitzicht behield op het geheel van de kerk en niet kon geloven dat er 'volledige gezondheid te zoeken is bij de delen van het kranke geheel' (Hoedemaker).

Betekenis van het verbond nu

Ik wil probéren dit stukje historie ten nutte te maken voor de huidige tijd en de immense problematiek waarin wij in de kerk en in eigen kring gewikkeld raken. Er is een nieuwe kerk in de maak. Ik ben mij ervan bewust me negatief uit te drukken. Ik kan het echter moeilijk anders zien. Maar daarmee is het laatste woord er niet over gesproken en zelfs het eigenlijke niet. Er is onder ons veel verwarring en daardoor veel discussie over de grondslagen van de kerk. Zeker ook over die van de nieuwe kerk. Begrijpelijk. Daarbij denken we aan belijdenissen die elkaar op bepaalde punten tegenspreken, al bakenen zij trajecten in de 'weg van het belijden' af. Populair gezegd dreigt de verenigde kerk een 'elck-wat-wilskerk' te worden, een modus-vivendi kerk in optima forma.

Hoezeer men dat ook zal ontkennen, ik hecht eraan helder en klaar te zeggen dat een belijdenis, welke dan ook, nooit grondslag van de kerk is geweest en dat ook nooit kan zijn. De kerk was er eerder dan welke confessie ook, omdat de kerk kerk Gods is! Zij kwam tot stand door Gods genadig voornemen en verlossend spreken in Zijn Woord en door Zijn verbond. Daarom kent zij maar één fundament of grondslag: Jezus Christus, de Gekruisigde en de Opgestane. Ik doe daarmee niets af aan de vorming van de confessie, haar historie en noodzaak. Maar wij dienen hier en heden tot de kern van de zaak te gaan om tot een helder oordeel te kunnen komen. Verklaren wij een belijdenis tot grondslag van de kerk, dan brengen wij de kerk terug tot een menselijke stichting op grond van een door mensen gesloten akkoord. Ik vind het overigens uiterst verdrietig dat, wanneer je vandaag de dag de dingen zo zegt, je ogenblikkelijk wordt uitgemaakt voor een voorstander van Samen op Weg, zo niet voor nog veel erger. Zulke kwalificaties zijn vaak de luxe van hen die weigeren door te denken en bovendien niet worden gehinderd door al te veel kennis van de geschiedenis. Het toont eens te meer aan welke ressentimenten de ruimte krijgen en boven komen in kerkelijke twisten.

Volgende week hopen we in een laatste artikel in te gaan op het dilemma Scheiden of (ver)dragen.

A. BEENS, KATWIJK AAN ZEE

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

In onmacht, met lege handen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's