Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VORMINGS-INSTITUUT EN SOCIALE ACADEMIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VORMINGS-INSTITUUT EN SOCIALE ACADEMIE

VRAAGGESPREK MET Mr. J. DE HEER TE GOUDA EN Drs. E. VAN BOCHOVEN TE VLEUTEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Werkende jongeren. Partiële leerplicht, Vormingswerk.

Nadat de storm van de Mammoetwet enigszins geluwd is, worden deze leuzen het meest gehoord in de Nederlandse onderwijspolitieke arena. Vooral de progressieve partijen en de vakbonden beklimmen gretig dit stokpaardje en vuren met grote ijver vragen hierover af aan de Minister.

Maar ook in de Gereformeerde Gezindte krijgen deze problemen hoe langer meer aandacht. Reden genoeg om in dit themanummer over onderwijs aandacht te besteden aan vormingsinstituten en sociale academie. Dankbaar zijn wij, dat een tweetal experts op dit gebied bereid waren enkele vragen in Daniël te beantwoorden. Mr. J. de Heer uit Gouda zal ons iets vertellen over de vormingsinstituten en Drs. R. van Bochoven uit Vleuten maakt ons een en ander duidelijk over de sociale academie.

Mr. De Heer, hoe bent U bij deze materie betrokken?

Als secretaris-penningmeester van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs. Bij deze Vereniging, die onder ons meestal „de Scholenbcnd" wordt genoemd, zijn een aantal kleuterscholen, lagere scholen en scholen voor voortgezet onderwijs aangesloten. De Scholenbond stelt zich onder meer ten doel hulp te verlenen bij de oprichting van nieuwe scholen. Vandaar dat ook haar advies werd gevraagd met betrekking tot de oprichting van vormingsinstituten.

Waarom zijn vormingsinstituten noodzakelijk geworden?

Door de invoering op 1 augustus 1971 van de zogenaamde partiële leerplicht. Deze houdt in, dat jongens en meisjes na het volbrengen van de tegenwoordig geldende negenjarige gewone leerplicht nog gedurende twee jaren één dag per week partieel onderwijs moeten volgen. De Overheid is voornemens de duur van de partiële leerplicht te verlengen tot drie jaren en het aantal verplichte studiedagen uit te breiden tot twee dagen per week.

Welke jongelui moeten deze instituten bezoeken?

Praktisch gezien komt het er op neer, dat jongens en' meisjes, die na het volbrengen van de negenjarige leerplicht geen' dagonderwijs meer volgen en die niet deelnemen aan een opleiding in het kader van het leerlingstelsel, aangewezen zijn op de vormingsinstituten.

In welke vakken wordt er onderioijs gegeven?

Deze vraag kan vanuit verschillende gezichtshoeken worden benaderd. Ik meen dat het minder juist is in dit verband het woord onderzoijs te gebruiken.

Het Koninklijk Besluit van 7 juli 1970, dat de oprichting, de bekostiging en wat dies meer zij van vormingsinstituten regelt, spreekt niet van vormingsonderwijs maar van vormingswerk.

Blijkens de nota van toelichting op de artikelen 2 en 5 van dit besluit is bij het vormingswerk gedacht aan een vorm van voortgezet onderwijs, die zich duidelijk

onderscheidt van hetgeen elders in de W.V.O. onder onderwijs wordt verstaan. Het onderwijs is veel meer gericht op het bijbrengen van kennis en kunde, het vormingswerk daarentegen richt zich op de ontwikkeling van de algemene persoonseigenschappen en op de kennismaking met allerlei levensaspecten. Het vormingsprogramma draagt daarom een geheel ander karakter als het leerplan bij het onderwijs. Binnen het vormingsprogramma vinden een reeks activiteiten plaats, die aansluiten op de persoonlijke situatie en de pedagogische behoeften van de leerlingen. Voor het kiezen van deze activiteiten bestaat een ruim kader om het programma in te richten zoals men zelf wenst, uiteraard met inachtneming van de uitgangspunten van het vormingswerk.

De programma's van de huidige vormingsinstituten bevatten voor meisjes veelal onderwerpen zoals: mens en maatschappij, expressie, lichamelijke oefening, huishouding en kleding. In de programma's voor jongens komen voor onderwerpen als: actualiteiten, inleiding in de nieuwe levenssituatie, handenarbeid, culturele vorming, sport, excursies en dergelijke.

Hangt het begrip „vorming" niet nauw samen met de Bijbelse opdracht om onze jonge mensen te vormen?

De vulling van het begrip vorming hangt uiteraard nauw samen met de levensbeschouwing. Zo zal het een essentiëel verschil maken of het begrip in Bijbelse zin of bijv. in humanistische of neo-marxistische zin wordt gevuld.

Christenen zijn verplicht de jongeren te vormen naar Bijbelse normen.

Hoe kan aan cle bezwaren van onze ouders tegen de huidige vormingsinstituten worden tegemoetgekomen?

Door gebruik te maken van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 der Leerplichtwet. Deze artikelen stellen ouders, voogden of verzorgers van partiëel leerplichtingen vrij van de verplichting hen bij een vormingsinstituut in te schrijven, indien zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen onderwijsinstituten bezwaar hebben'. De betrokken ouders kunnen zich slechts op deze vrijstelling beroepen, indien zij aan burgemeester en wethouders van cle gemeente, waar de minderjarige in het bevolkingsregister is opgenomen, kennis hebben gegeven, voor welke minderjarige en op welke gronden zij daarop aanspraak menen te mogen maken. Deze kennisgeving moet ieder jaar voor 1 juli worden ingediend.

Hoever is men in eigen kring met de oprichting van deze vormingsinstituten?

Er zijn mogelijkheden tot oprichting van vormingsinstituten van positief Christelijk karakter. Ter bereiking van dit doel zijn reeds initiatieven genomen binnen de Gereformeerde Gezindte en zullen verdere initiatieven volgen. Aanvragen tot stichting van reformatorische vormingsinstituten zijn reeds ingediend door stichtingsbesturen te Goes, Ridderkerk, Land van Heusden' en Altena, Nunspeet, Staphorst en Rijssen.

Welke problemen ondervindt men hierbij?

Reeds het gereedmaken van een verzoek aan de Minister levert de nodige moeilijkheden op. Vervolgens is er de vulling van het vormingsprogramma. Het is zeer wel mogelijk een verantwoord programma op te stellen: bijv. muziek, gezondheidsleer, handenarbeid (voor meisjes ook naaldvakken), tekenen, lichamelijke oefening, maatschappijleer en godsdienstonderwijs. Tenslotte is er het vraagstuk van de vormingsleiders. Het zal helaas nog enkele jaren' duren, voordat de Gereformeerde Sociale Academie, waarover Drs. Van Bochoven zal worden geïnterviewd, haar leerlingen gaat afleveren. Er is, om zo te zeggen, een zekere roeping voor nodig, ook voor onderwijsmensen, om zich in dit werk te begeven, niet alleen omdat het geheel andersoortig is dan het geven van gewoon onderwijs, maar ook omdat de partiëel leerplich-

tigen, die vormingsinstituten moeten bezoeken, niet bepaald de meest leergierigen zijn. Het feit, dat zij na het volbrengen' van de wettelijke leerplicht, aan verder leren de brui gegeven hebben, duidt erop, dat het moeilijk zal zijn hen zodanig te motiveren, dat zij zich positief tegenover het vormingswerk zullen opstellen en later met vrucht op de vormingsdagen kunnen terugzien.

Hebt U nog aanvullende opmerkingen?

Het vormingswerk zal moeten plaats vinden vanuit een Christelijke levensbeschouwing, die geworteld is in het Woord van God. Daarbij zal dit Woord in zijn geheel en in zijn volle betekenis moeten worden geaccepteerd en zeker niet, in het voetspoort van de hedendaagse moderne theologie, geheel of in overwegende mate in horizontalistische zin mogen worden opgevat. Gepoogd zal moeten worden de partiëel leerplichtingen ook door middel van het vormingswerk vanuit de wezenlijke waarden van de Heilige Schrift te brengen tot een daarop gegronde levensbeschouwing en hen te leren zich van daaruit een oordeel te vormen over de ontwikkelingen, die gaande zijn in onze hedendaagse samenleving. Vanuit die oordeelsvorming zullen zij moeten trachten een constructieve bijdrage te leveren voor de samenleving in het algemeen en voor het samenlevingsverband, waarin zij werkzaam zijn, in het bijzonder.

Drs. Van Bochoven, hoe bent U bij deze materie betrokken?

Sinds enkele jaren ben ik betrokken bij het werk van het Deputaatschap voor Gezins-en Bejaardenzorg. In een gemeenschappelijke vergadering van dit deputaatschap met een delegatie van de Deputaten voor Algemene Diakonale en Maatschappelijke aangelegenheden van de Christelijke Gereformeerde Kerken, kwam cncler meer ter sprake de opleidingen op sociaal terrein. Besloten werd orn in nauwe samenwerking te streven naar een duidelijke verbetering in de opleidingsmogelijkheden. Tegelijkertijd onstond er binnen de Gereformeerde Bond een zelfde soort initiatief. We hebben hierop gereageerd en zo is in een goede samenwerking thans de Stichting ter Bevordering van Gereformeerd Sociaal-Pedagogisch Onderwijs ontstaan. Uit ons Deputaatschap hebben wij ook Ds. Rietdijk bereid kunnen vinden om zitting te nemen in het stichtingsbestuur. Verwacht mag worden dat in de nabije toekomst ook de Jeugdbond aan het werk van de stichting zal deelnemen en deel van het bestuur zal uitmaken. Het initiatief slaat overigens geweldig aan. Te lang reeds heeft men het gevoel gehad werkeloos te moeten toezien hoe de veranderende opvattingen en de zogenaamde maatschappij-kritische ideeën de koers van de huidige sociale academies ging bepalen.

Voor welke beroepen leidt men aan de sociale academie op?

Voor de beantwoording van deze vraag is het nuttig het begrip „sociaal" even nader te bezien. Sociaal is afgeleid van het woord „sociëtas" dat: gemeenschap, maatschappij betekent. „Sociaal" heeft dan betrekking op de aard van de verhouding tussen de leden van die gemeenschap. De school beoogt beroepskrachten op te leiden die met hun deskundigheid en gemotiveerdheid in staat zijn om mensen en groepen van mensen te helpen zo goed mogelijk in die gemeenschap te (kunnen) funktioneren. Zo zal de maatschappelijk werker trachten om mensen die in maatschappelijk opzicht vastgelopen zijn, of dreigen' vast te lopen, of hoe dan ook moeilijkheden ondervinden, op het spoor van nieuwe mogelijkheden te zetten; de sociaal-cultureel werkers

hebben o.m. tot taak groepen jonge mensen te vormen, zodat zij in het geheel van de maatschappelijke verhoudingen beter kunnen funktioneren; op het terrein van de kinderbescherming, in het personeelswerk, kortom in vele situaties treffen we afgestudeerden van sociale academies aan. Eveneens wordt hieruit wel duidelijk welk een uiterst zorgvuldig werk het hier betreft. Immers vanuit welke levenshouding, vanuit welke normen en waarden wordt de ander — onze naaste — geholpen? Het is hopenlijk duidelijk, dat wij in ons initiatief hier slechts Gods Woord als uitgangspunt en richtsnoer wensen te hanteren.

Is er in onze kring behoefte aan deze afgestudeerden?

Ongetwijfeld. Allereerst wil ik er op wijzen, dat wij ons in toenemende mate gaan bezig houden met allerlei vormen van maatschappelijke dienstverlening, zoals: maatschappelijk werk, gezinsverzorging, bejaardenwerk en dergelijke. Daarnaast noem ik nog het enorme en door ons nog nauwelijks betreden terrein van de vorming. Alleen al voor de bemanning van de vormingscentra ten behoeve van de bedrijfsjeugd zijn er vele krachten nodig.

Kunt U iets vertellen over de inrichting van de studie?

Het betreft hier een zogenaamde Hogere Beroepsopleiding. De opleiding duurt 4 jaar, waarvan er één aan praktijkwerk (stage) wordt besteed. Met betrekking tot de toelating voor de studie, wordt er naar gestreefd Havo-niveau verplicht te stellen. Daarnaast wordt veel gewicht gehecht aan de persoonlijke geschiktheid van de kandidaat voor het beroep, dat hij of zij gekozen heeft. Tenslotte wil ik er nog graag even op wijzen dat er binnenkort van onze stichting een brochure wordt uitgegeven, waarin wat konkrete informatie is opgenomen.

Kunt U nog iets vertellen over de plannen voor een academie?

Na alles wat daarover reeds gepubliceerd is heb ik op dat punt nu weinig nieuws te vertellen. Er ligt van ons een aanvraag tot opname op het zogenaamde scholenplan 75/77 op het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Tevens wordt nagegaan of per februari 1974 gestart kan worden met een zogenaamde „urgentie-opleiding". Deze opleiding wordt voornamelijk part-time gegeven. Voor zover subsidie nog niet kan worden verstrekt, wordt thans nagegaan, in hoeverre met eigen middelen kan worden gewerkt. Er loopt thans een actie onder kerkeraden, diakonieën en particulieren, waarover de verwachtingen hoog gespannen zijn.

Hebt U nog aanvullende opmerkingen?

Over dit onderwerp, de achtergrond van waaruit het geboren werd, zou je uren door kunnen praten. Persoonlijk vind ik het een machtige ervaring, dat een' dergelijk initiatief over de kerkmuren heenreikt. Hier wordt iets zichtbaar van wat men de Gereformeerde Gezindte, of, liever nog, gezindheid noemt.

Wij hopen en bidden dat de Heere ook dit huis wil bouwen, en er blijvend Zijn zegen over zal gebieden.

Samenvattend moeten' wij zeggen, dat dankbaarheid ons hart mag vervullen. Dankbaarheid voor de mogelijkheden, die er op het gebied van vormingsinstituut en sociale academie blijken te zijn, ook binnen de Gereformeerde Gezindte. Dankbaarheid ook, dat de Heere de vele problemen daarbij wil wegnemen, opdat ook onze jongeren gevormd mogen worden in de volle Bijbelse zin van het woord. Tenslotte ook, Mr. De Heer en Drs, Van Bochoven, hartelijk dank voor uw bereidwilligheid om tussen uw vele werkzaamheden door een ogenblik voor Daniël vrij te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1973

Daniel | 24 Pagina's

VORMINGS-INSTITUUT EN SOCIALE ACADEMIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1973

Daniel | 24 Pagina's