Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ode aan het evenwicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ode aan het evenwicht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Henry Kissinger
Wereldorde
Vertaling Huub Stegeman
Houten: Spectrum, 2015
461 pagina’s
ISBN 9789000341399

Wanneer een boektitel uit slechts één woord bestaat, wees dan op je hoede. Ik kan me zo voorstellen dat dit gevoel je bekruipt bij het oppakken van Henry Kissingers Wereldorde. De lading van het woord is groot, de thematiek breed en alomtegenwoordig. Het jaar 2015 is op de helft en het boek lijkt alweer ingehaald door de gebeurtenissen uit de eerste helft van dit jaar: de NAVO richt een zogenaamde ‘flitsmacht’ op om Russisch wapengekletter tegen te gaan, China laat zijn tanden zien in een territoriumstrijd rondom de Zuid-Chinese zee en in Irak en Syrië vormt zelfbenoemd kalief Abu Bakr al-Baghdadi een staat die zich niks lijkt aan te trekken van de wereldgemeenschap zoals wij die kennen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van vele situaties waar dit boek betrekking op heeft. Lezers die een uitvoerig en doorwrocht theoretisch kader verwachten, zullen wellicht wat teleurgesteld raken tijdens het lezen van Wereldorde, want al na tien pagina’s introductie begint de zeer bedreven verteller met zijn relaas dat voert van oude Chinese en Romeinse heerschappijen tot aan thema’s die de krantenkoppen vandaag de dag beheersen. Gezien zijn biografie is een theoretische aanpak ook niet hetgeen we van de auteur mogen verwachten: de in 1923 geboren, maar nog altijd zeer productieve Kissinger zat tijdens talloze belangrijke gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis dicht op het vuur. Aan de onderhandeltafel met grootmachten zoals de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China of als minister van Buitenlandse zaken onder presidenten Nixon en Ford deed hij inzichten op die hij deelt in publicaties zoals Diplomacy (1995), White House years (2011), Over China (2012) en natuurlijk Wereldorde.

De ‘orde’ die gevormd wordt door die internationale gemeenschap van staten werd voor een belangrijk deel vormgegeven tijdens de vredesconferentie van Westfalen. Deze gebeurtenis vormt dan ook letterlijk het startpunt van Kissingers analyse. De begrippen die Kissinger op de eerste pagina’s introduceert lopen overigens wel als een rode draad door de verschillende hoofdstukken heen. Hij ziet een ‘orde’ als het “concept dat een regio of beschaving heeft van de aard en de rechtvaardige inrichting en verdeling van de macht” (19) en bespreekt vervolgens de regio’s die volgens hem de belangrijkste onderscheidende visies op de wereldorde hebben voortgebracht. Daarbij vestigt hij de aandacht steeds weer op twee cruciale componenten hiervan: legitimiteit en machtsevenwicht. Het eerste component gaat over de vraag: wordt deze orde geaccepteerd, en op grond waarvan? Het woord machtsevenwicht wordt vooral gebruikt om de soms fragiele balans te beschrijven die er is tussen staten en bondgenootschappen. De staat als organisatievorm is immers de belangrijkste bouwsteen van de Westfaalse orde, waar de schrijver veel bewondering voor heeft. De relatief bekende Europese geschiedenis van het machtsevenwicht tussen verschillende staten vormt dan ook een goede eerste case study om de vragen rondom legitimiteit en machtsevenwicht te beantwoorden. De bondgenootschappen en jaartallen vliegen je in de eerste twee hoofdstukken om de oren. Dit wordt echter wel afgewisseld met levendige verhalen over hen die een hoofdrol hebben gespeeld in de geschiedenis. Zo is daar het korte levensverhaal van kardinaal Richelieu dat in geuren en kleuren wordt beschreven, maar geheel in de stijl van Kissinger toch eindigt met drie conclusies die we op grond van Richelieu’s carrière kunnen trekken (34).

De zoektocht naar een legitiem en evenwichtig concept van orde wordt vervolgens minder Europees en daarmee interessanter. De namen Richelieu, Machiavelli en Hobbes zullen veel academici of anderszins geïnteresseerden wel iets zeggen, die kans is kleiner wanneer het gaat over figuren zoals minister Kautilya of krijgsheer Toyotomi Hideyoshi uit respectievelijk India en Japan. Hoofdstukken over het Midden-Oosten en Azië trekken de lijn vanaf dit soort historische persoonlijkheden in een razende vaart door naar het heden. Soms heeft dit iets weg van een kort college krijgskunde en op andere momenten is er ruimte voor een vurig pleidooi (165) of een ‘handboekachtig’ advies voor staatslieden en diplomaten. Daarbij valt op dat de auteur regelmatig uit het anekdotische vaatje tapt, maar zelden in de ik-vorm schrijft. Dit maakt de momenten dát dit gebeurt des te opvallender, bijvoorbeeld bij de bespreking van Kissingers bezoek aan president Sadat op het moment dat de Sinaï door Israël zou worden teruggegeven aan het Egypte van president Sadat. Deze vertelling laat een idealistische Kissinger zien die ook nu een wereldorde ziet die wordt “uitgedaagd door doctrines die gebruikmaken van gewelddadige intimidatie” maar hoop put uit zijn ervaringen van dat moment “toen een visie het won van de werkelijkheid” (192).

Hoewel de chronologische reis door regionale ordes in het Midden-Oosten en Azië de lezer een rijk beeld oplevert, valt niet te ontkennen dat de historische bespreking toch vaak is geschreven vanuit een ‘westers’ of Amerikaans oogpunt en langs de meetlat van de Westfaalse orde wordt gelegd. Een sprekend voorbeeld hiervan is dat Kissinger een machtsevenwicht ziet in Zuid-Azië én in Oost-Azië, maar vervolgens schrijft dat “geen van beide beschikt over die kenmerkende factor van het Europese machtsevenwicht: een land dat een evenwicht kan vestigen en bewaken door zich steeds aan de zijde van de zwakkere te scharen” (235). Met gevoel voor stijl geeft Kissinger aan dat de Verenigde Staten “in de moderne tijd zo nu en dan gevraagd [zijn] om het machtsevenwicht te handhaven” (233). De positie die deze natie door de jaren heen bij monde van haar presidenten heeft ingenomen in de wereldorde wordt door hem omschreven als ambivalent. Met veel respect voor deze staatslieden gebruikt hij hun regeerperiodes – en vooral die van Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson – om duidelijk te maken hoe Amerika zich heeft ontwikkeld van een vrijheidsgezind maar in zichzelf gekeerd land, tot een idealistische en vastberaden handhaver van het evenwicht. Hoewel dat in het begin van de vorige eeuw gebeurde uit strategische overwegingen, zijn daar in de loop der jaren bij monde van bijvoorbeeld Wilson maar ook George W. Bush steeds vaker idealistische motieven bijgekomen. Dit zorgt uiteindelijk ook bij de patriottische Kissinger voor het beeld van een (steeds terugkerende) “strijd om voorrang tussen idealisme en realisme” (361), een beeld dat hij zeer kleurrijk schetst. Als een soort weloverwogen stijlbreuk wordt afgesloten met een bespreking van drie hedendaagse ontwikkelingen die de zoektocht naar een 21e-eeuwse wereldorde sterk beïnvloeden: nucleaire technologie, informatietechnologie en nieuwe inzichten op het gebied van de menselijke natuur. Hoewel met het noemen van deze factoren en hun doorwerking op het machtsevenwicht het doel van Kissinger waarschijnlijk al bereikt is, blijkt de ruimte te klein en de theoretische onderbouwing te mager om objectieve, concrete handvatten voor de staatslieden van morgen op te leveren. Een uitzoomende blik van de kritische lezer leert bijvoorbeeld dat de overtuigingen van Kissinger zich laten scharen onder het ‘realisme’, slechts één van de zes stromingen of ‘scholen’ die Jackson en Sørensen in hun standaardwerk over buitenlandse politiek identificeren (International Relations, 2010: 88). Dit besef maakt deze gepassioneerde voorstander van een nieuwe, gemoderniseerde Westfaalse orde ondanks al zijn ervaring en invloed meer tot één van de vele stemmen in de zoektocht naar een orde voor de 21e eeuw, dan een maatgevende visionair met hét passende antwoord op de vragen van vandaag. Hoewel dit laatste hoofdstuk het vuurtje bij de lezer nog eens goed aanwakkert door het omschrijven van uitdagingen en een niet altijd positieve, maar wel verwachtingsvolle blik op de toekomst, klinkt ook na dit uitstapje steeds weer hetzelfde historische refrein: “het vinden van een evenwicht tussen twee aspecten van de orde – macht en legitimiteit – is de essentie van staatsmanschap” (402). Vakmensen gezocht, want: politiek met een grote P is terug, in ieder geval in het hoofd van de lezer.

B. (Ben) Kraaijeveld MA volgde een studie bestuurskunde aan Tilburg University en werkt inmiddels als ondernemer in diezelfde stad. E ben.kraaijeveld@gmail.com

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015

Radix | 80 Pagina's

Ode aan het evenwicht

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015

Radix | 80 Pagina's