Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE (vervolg)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE (vervolg)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thomas wil geloofszekerheid hebben. Dat is in hem te prijzen. De gestorven en begraven Christus is het voorwerp van zijn liefde. En nu hoort hij uit de mond zijner broederen: Hij leeft en is opgestaan uit de doden. Zij hebben Hem gezien. Maar dit stelt hem niet tevreden. Het is hem niet genoeg met de ogen te zien, hij moet met de handen tasten. Wil zijn vinger en zijn hand steken in de tekenen der nagelen en in de wonde van Christus' zijde. Die voorwaarde stelt hij en anders zal hij niet geloven. Dat is de eigen aard en natuur van het onzalig ongeloof en twijfelmoedi^eid. Dat stelt harde voorwaarden, die de arme ziel terneder drukken en waardoor ze van elke vertroosting beroofd wordt. Ach, hoe menig kind van God kan onder de macht des ongeloofs lange tijd gebogen gaan, voorwaarde op voorwaarde stellend en daarmede de Heere paal en perk stellen. Dat doet Thomas immers. Zal hij geloven, de levende Borg moet Zich aan deze voorwaarde onderwerpen, dat Hij door Thomas betast wordt.

En toch, hoezeer dit in hem te misprijzen is, hoe stout en afkeurenswaardig, toch is zijn ongeloof niet een stellig ongeloof. Hij zegt niet: ik zal onder geen enkele voor­ i waarde geloven. O neen. Hij is en blijft een oprecht discipel. Hij is en blijft, hoe hij ook twijfelt, een vriend en een gezel van allen, die de Heere vrezen. Hij behoort bij hen thuis en is bij hen thuis. Temidden van zijn twijfelzucht snakt hij naar zekerheid. O, dat hij het eens weten mocht. Het leeft op de bodem van zijn hart, dat het ook hem gebeuren mocht; dat hij weten mocht, dat zijn lieve Meester is opgestaan. Die stelt hij op zo hoge prijs. Die is hem alles en Hem te missen is alles te missen. Die te hebben is alles te hebben. O, hij is Hem op zulk een droeve wijze kwijtgeraakt. Ook hij is gevloden; ook hij heeft zich geërgerd. En nu dat gemis. Smartelijk is het hem. Dat draagt hij alleen. Niemand kan zijn last Uchter maken of het wegnemen dan alleen Hij, naar Wie zijn hart uitgaat. Ach, had hij Hem weer. Maar hoe zal dat kunnen. Hij is immers niet meer. Hij is gestorven, begraven. En nu die tijding, dat Hij leeft. Dat komt hem te groot voor. Zij kunnen zich best vergist hebben. Hij moet zien en tasten. Hij wil zekerheid, en naar hij meent, kan dit alleen als hij ziet en tast.

De Heere ziet zijn wegen en Hij zal hem genezen. Wederom zijn de discipelen vergaderd, Thomas is met hen. Andermaal verschijnt Christus in hun midden en zegt: „Vrede zij ulieden". Maar bijzonder geldt deze verschijning aan Thomas. Letterlijk geeft Christus aan Thomas zijn woorden weer. Bewijst daarmede, dat Hij weet wat hij tot zijn medediscipelen gezegd heeft; de voorwaarden, die hij gesteld had, daaraan toevoegend: „En zijt niet ongelovig, maar gelovig".

En wat zal Thomas? Heeft hij nog van node te doen de voorwaarde, die hij gesteld had en nu door de opgestane Borg hem voorgehouden wordt? Immers neen. Hij roept uit: „Mijn Heere en mijn God". Dat is geen uitroep van schrik of verwondering, o neen, maar van erkentenis en aanbidding. En welk een erkentenis. Is hij de stoutste geweest in het ontkennen, hij is nu de stoutste in het erkennen. De dag van licht en vrede is over hem opgegaan. De bange nacht van twijfel en ongeloof was voorbijgegaan. En de lichte bestraffing, die de Heere Jezus hem geeft, kan de vreugde zijns harten niet verdonkeren.

Een bestraffing, die ook de andere discipelen aangaat. Het zal ook voor hen ter beoefening zijn om te wandelen door geloof en niet door aanschouwen. Verstaan we dit wel? Het wordt zo dikwijls misbruikt. Neen, geen hchamelijk zien van Christus is nodig, maar toch een zien met het oog der ziel en een aanschouwen des Geestes. Hel geloof is niet blind. Verre van dien. Het ziet de geestelijke dingen. Hoevelen hebben genoeg aan de blote historie van Jezus' dood en opstanding en spreken zichzelf zalig, en zijn helaas onverschillig omtrent de historische waarheid van hetgeen de apostelen ons verzekeren van het Woord des levens. Ach, bedriegen wij onze ziel niet. Te beklagen zijn we, als we menen en onszelf houden voor een gelovige, terwijl het nog nooit openbaar geworden is, dat het door de liefde is werkende geweest. Dat geloof zal verdorren en in die dag ontwaren, dat het rampzalig ongeloof nog nooit in ons verbroken is geweest.

Voorrecht, als Thomas' ongeloof ons ter genezing mag verstrekken; tot lering en onderwijzing van onze zielen, om te staan naar de zekerheid der zaligheid in Hem, Die uit de doden opgestaan is. Welk een ontferming betoond aan Thomas. En is Hij niet nog Dezelfde? Daarom:

Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet. Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven. Nooddruftigen, veracht Zijn goedheid niet. Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.

Wijlen Ds. J. D. Barth

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

De Banier | 8 Pagina's

MEDITATIE (vervolg)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

De Banier | 8 Pagina's