Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Repliekrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Repliekrede

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

.Mijnheer de Voorzitter!

Ik wil mijn repliek beginnen met de Minister-President dank te betuigen vqor de aandacht, welke door hem in zijn rede aan enkele door mij naar voren gebrachte onderwerpen werd besteed; in het bijzonder geldt dit datgene, wat betrekking heeft op de verschijnselen, die wijzen op het diep zedelijk verval, datinverschillende vormen in ons land te konstateren valt.

Voordat ik hierop nader inga, wil ik eerst enkele onderwerpen van meer materiële aard bespreken, onderwerpen, die ongetwijfeld van groot gewicht zijn en die wij allerminst wensen te veronachtzamen, en ook niet zouden mogen veronachtzamen.

Ik wil allereerst iets zeggen over het bestrijden van de werkloosheid. Voor het door mij naar voren gebrachte plan om

werklozen uit de probleemgebieden

over te brengen naar het westen des lands, waar voor vele arbeidskrachten werk te vindenzou zijn, bleek de Minister-President, sprekend namens de Regering — tenminste wanneer ik hem goed heb begrepen — niet veel te gevoelen. Hij vond dit niet een gewenste vorm. Ten hoogste zou ditplan—volgens hem—kunnen worden toegepast voor ongeschoolde arbeiders en dan nog voor een beperkte tijd. Dit antwoord heeft ons niet bepaald kunnen bevredigen. Ter verduidelijking zij vermeld, dat ik er allerminst voor zou zijn, dit plan onder dwang uit te voeren. Het zou geheel op vrijwUlige basis moeten geschieden. De werkloze arbeiders zouden er dus zelf in moeten bewilligen. Voor het bezwaar, dat ertegen kan worden ingebracht, namelijk dat de werknemers van hun gezinnen gescheiden zouden moeten worden, hebben wij volledig begrip. Dit bezwaar zou dan ook moeten worden ondervangen, bijvoorbeeld zoals het in Amerika wordt gedaan. Daar worden in de buurt van grote bedrijven kampen ingericht van karavans, die van alle mogelijke komfort zijn voorzien, zodat de nieuwe werknemers er met hun gezinnen in kunnen wonen. Hun oude woning zou dan kunnen worden aangehouden voor het geval zij zouden willen terugkeren wanneer er in het gebied waar zij vandaan komen werkgelegenheid voor hen is, oftotdatzijinde nieuwe omgeving een passende woongelegenheid hebben gevonden. Wij zouden de Regering dan ook ernstig in overweging willen geven, dit plan nader te bezien, daar het toch verreweg beter voor de werklozen is, te werken dan hun tijd in ledigheid te moeten doorbrengen.

Voorts zouden wij bij de Regering nog eens met alle aandrang willen bepleiten om haar houding ten aanzien van

Zuid-Afrika

te herzien. Bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken zal hierop dieper kunnen worden ingegaan, maar toch willen wij dit punt nu even ter sprake brengen in verband met de werkgelegenheid. Het is toch zo gesteld, dat de wrevel, die de houding der Regering in leidinggevende kringen in Zuid-Afrika veroorzaakt, oorzaak is, dat grote orders de Nederlandse industrie voorbijgaan. Wij hebben indertijd het geval gehad met het bouwen van een paar defensieschepen voor Zuid-Afrika, hoewel deze moesten dienen voor de verdediging van een gebied, waarbij het westen het grootste belang heeft. De Regering weigerde hiervoor vergunning te geven, niettegenstaande verklaarde tegenstanders van de Zuidafrikaanse politiek van zelfbeschikking, zoals Dr. Bruins Slot, er niet het minste bezwaar tegen hadden.

Een ander recent voorbeeld werd twee weken geleden geleverd bij het bezoek van een aantal Kamerleden aan de

Hiilipsfabrleken

te Eindhoven. De president-direkteur zeK deelde toen onomwonden mede, dat grote orders uit Zuid-Afrika aan de Nederlandse elektrotechnische industrie voorbijgaan als gevolg van het door de Nederlandse Regering gevoerde beleid ten opzichte van dit land.

Wat de ont wikkeli ngshulp

betreft, is het wel zeer frappant, datbijhetzeKde bezoek te Eindhoven, toen de levering van de telekommunikatiesystemen aan ontwikkelingslanden ter sprake kwam, duidelijk bleek, dat door de presidentdirekteur, de heer Philips, aan de bilaterale hulpverlening met inschakeling van het Nederlandse bedrijfeleven de voorkeur werd gegeven boven multilaterale hulpverlening.

Gezien ook, dat verreweg het merendeel der donorlandenhulp verleent in bilaterale vorm, dringen wij er bij de Regering op aan de multilaterale vorm los te laten en uitsluitend op de bilaterale vorm over te gaan.

Voorts bepleiten wij bij de Regering, dat alles in het werk zal worden gesteld om de

woïdngnood

zo spoedig mogelijk in te lopen, daar nog steeds zeer velen zich met een uiterst benarde woongelegenheid moeten behelpen.

De Minister-President heeft het als een hoopvol teken gezien, dat vele landen tot zelfstandigheid zijn gekomen. Wij denken daarover enigszins anders. Zie maar naar de Kongo, waar duizenden zijn vermoord, doordat Katanga met geweld tenonder werd gebracht, omdat men dit gebied geen zelfbeschikkingsrecht wilde toekennen. Met de

Republiek der Zuid-Molukken,

die opgeheelwettigewijzetotstandkwam, is het even droevig gegaan. Aan deze republiek is onrecht op onrecht bedreven door haar niet te willen erkennen en zelfs aanhaar vertegenwoordigers teweigeren in de vergadering van de Verenigde Naties voor haar recht op te komen. Nigeria verkreeg zelfstandigheid, maar het is thans een toonbeeld van de allerdiepste ellende. Moordpartijen opdebevolkingvanBiafra zijn aan de orde van de dag, terwijlhet deze bevolking liever van honger liet omkomen dan toestemming te geven voor het verstrekken van voedsel. Wij hebben er desniettemin niets op tegen, dat de bevolking van Nigeria hulp wordt geboden, mits dit geschiedt in de vorm van natura, dus vanvoedsel, geneesmiddelen en wat daeirtoe meer behoort. In ieder geval zijn wij er beslist tegen, dat aan de autoriteiten van Nigeria hulp in de vorm van geld wordt verstrekt, daar zij hiermede in staat zouden worden gesteld zich er wapenen mee aan te schaffen. Wat de volksraadpleging in

West-Man

betreft zijn wij met de heer Biesheuvel van oordeel, dat de Regering eenveel te optimistische Mjk op deze zaak heeft. Het volgende jaar zal dit wel duidelijk aan het licht brengen, want het is nu reeds gebleken, dat, als er niet wordt ingegrepen, er van een volksstemming in alle vrijheid niets terechtkomt. Nodig zou zijn, dat Indonesië zijn leger uit West-Irian terugtrok en dat er een troepemnacht van de Verenigde Naties kwam omde Papoea's in staatte stellen de volksstemming voor te bereiden en ervoor te zorgen, dat iedere Papoea zijn stem kan uitbrengen en niet alleen een aantal stamhoofden zoals de Indonesische regering dat wil. m h t i

^^* Griekenland l

betreft zijn wij van oordeel, dat de Regering de situatie aldaar al te zeer van één kant beziet, zonder rekening te houden met hetgeen dit land van commianistische zijde in de achterliggende jaren reeds te verduren heeft gehad. Het gevaar was zeker niet denkbeeldig, dat de communisteneen staatsgreephaddenwillenuitvoeren, evenals zij dit in 1948 in Tsjechoslowakije hebben gedaan. Zou dit zijn gelukt, dan was Griekenland in de Russische sfeer gekomen en wat eenmaal in die sfeer terechtkomt, komt er niet meer uit, zoals dit ten aanzien van Tsjechoslowakije de laatste tijd voor heel de wereld zo duidelijk is gedemonstreerd. Het is met het oog hierop, dat wij het wijzer van de Regering zouden vinden, wanneer zij zich met betrekking tot Griekenland op de vlakte hield en zich niet met de binnenlandse aangelegenheden van dit land inliet. v t ( r A m v d o D

Thans wens ik nog enkele opmerkingen te maken met betrekking tot de kwestie van de vérgaande b r

zedenverwildering. g v

De Minister-President heeft erkend, dat de overheid een taak heeft ten aanzien van het beschermen der goede zeden. Voorts is door hem opgemerkt, dat het moeilijk is te bepalen, welke normen moeten worden gehandhaafd, omdat deze zich in de wereld voortdurend wijzigen. Deze laatste uitspraak van de Minister-President heeft ons diep teleurgesteld. Er zijn toch wel degelijkvaste normen, waaraan niet alleen de onderdanen zich met betrekking tot het zedelijke leven hebben te k d V k g w i onderwerpen, maar waarnaar ook deoverheidzichinhaar regeringsbeleid heeft te richten. Die normen zijn te vinden in Gods Woord en in de Tien Geboden van de Wet Gods. Zij gelden voor alle volkeren, die ermede bekend zijn en er nog mee bekend zullen worden gemaakt, zoals in het tweede hoofdstuk van debriefaan de Romeinen duidelijk wordt aangegeven. Daarin staat namelijk letterlijk, dat zovelen als er onder de wet gezondigdhebben, door de wet geoordeeld zullen worden. Hieraan zal niemand, ook geen overheid, zich kimnen onttrekken. De wet Gods, belichaamd in de Tien Geboden, is een eeuwigdurende wet en behoort voor overheid en onderdaan als maatstaf te dienen voor het zedelijk peU. Als wij ons laten leiden door wat er alzo in de wereld en door de wereld betreffende de zedelijke normen aan de orde wordt gesteld, dan verliezen wij alle vastheid onder onze voeten, dan zijn wij gelijk

waterloze wolken,

die van de winden gedreven worden, ja, dan zien wij dat velen in een poel van zonden en ongerechtigheid verzinken. Nu is het waar dat de Regering zich moet houden birmen de grenzen, die grondwet en wet haar stellen. Dit is door de Minister-President terecht opgemerkt. De Regering heeft echter wel degelijk op grond van de wet het recht om de aantasting der goedezeden te straffen en ook het recht om iets af te wijzen, wanneer zij daarvan aantasting der goede zeden ducht. Een voorbeeld hiervan wil ik noemen. Het bestaat in het weigeren van de goedkeuring op een verzoek tot wijziging van de statuten van de

Vrijdenkersvereniging , , De Dageraad"

door een vroegere minister van Justitie, namelijk Mr. Heemskerk, omdat hij in die wijziging een gevaar zag voor aantasting van de goede zeden. Een ander voorbeeld, waaruit blijkt dat de overheid het recht heeft om in te grijpen, werd door mij gisteren genoemd, namelijk het verbieden door burgemeester Cremers van Haarlem van het door mij eveneens genoemde toneelstuk, omdat geweigerd werd de daarin voorkomende zedenaanrandende gedeelten te verwijderen. Hieruit blijkt wel dat wel degelijk binnen de grenzen van Grondwet en wet tegen de schrikbarende zedenverwildering kan worden opgetreden. In ieder geval hebben wij het volste recht om de door ons voorgestane beginselen in het belang van land en volk in deze Kamer naar voren te brengen. Wienietnaar ons wUhoren, draagt daarvan zelf de verantwoordelijkheid. Onze vaderen hebben aan de overheid wel eisen gesteld onder omstandigheden, dat men zou zeggen, dat zij iets onmogelijks vroegen. Zij lieten zich echter niet leiden door mensen en ook niet doordegedienstighedenvandepraktijk, maardoor Gods Woord. Ten bewijze laat ik volgen een klein gedeelte uit een brief, die de opsteller van de Nederlandse geloofebelijdenis op 2 november 1562 aan de koning van Spanje, Philips II, deed toekomen. Het slot van deze brief luidde:

„Het komt u toe, genadigste heer, kermis van deze zaken te nemen, teneinde u tegen de dwalingen te verklaren, hoe diep zij ook door verloop van tijd zijn ingeworteld, en de onschuld van hen te beschermen, die tot heden in het recht meer verdrukt dan verhoord worden".

De Minister-President liet in zijn beantwoording blijken, dat de regering bereid is om de voorgenomen verhoging van 4 pet. tot 6 pet. met betrekkingtot de huurverhoging op 1 jan. 1969, een paar maanden uit te stellen. Voorts deelde hij mede, dat de regering streeft naar de totstandkoming van spelregels voor fusies van bedrijven, waardoor de belangen van de werknemers moeten worden gewaarborgd. Deze spelregels zouden moeten worden vastgesteld na advies van de S.E.R. te hebben ingewonnen. Ze zouden moeten worden gekontroleerd door een nstituut van en uit het bedrijfsleven. De regering stond vervolgens welwillend tegenover het invoeren op ruime schaal vanspaar-eninvesteringsloon. Ten aanzien van de vraag om salarisverhogingen voor ambtenaren gedeelelijk niet in procenten, maarincenten (vaste bedragen) uit te keren, nam de egering echtereen afwijzende houding aan.

an moties ontbrak het bij deze algeene beschouwingen niet. Van de zijde an de P.v.d.A waren er wel vier, van e heer De Goede (D'66)waseréénen ok nog één van de heer Jongeling. De vier moties van de P.v.dA. hadden etrekking op het bevorderen vaneen echtvaardige inkomens-en vermoensverdeling; op sterkere verkleining an de klassen bij het lager-en het leuteronderwijs ten behoeve van de emokratisering van het onderwijs. oorts op verhoging van de ontwikelingshulp voor 1969 tot 1 pet. of in uldens f 775 miljoen. Dan nog één aarin om uitbreiding van het aantal n 1969 te bouwen woningen van 125.000 tot 130.000 werd gevraagd. Geen dezer moties werd echter aangenomen.

De heer De Goede trok zijn motie in nadat de Minister hem er in was tegemoetgekomen om zo nodig 5000 gesubsidieerde woningen extra te bouwen als de ongesubsidieerde bouwzou achterblijven.

De motie-Jongeling had betrekking op Biafra. Er bevonden zich in deze motie goede passages, zoals bijv. het willen bevorderen van het beëindigen van de strijd tussen Nigeria en Biafra. Er werd echter ook in gevraagd dat de regering tot erkennir^ van Biafra als soevereine staat zou overgaan. Dit nu ontmoette bij de regering ernstig bezwaar. Een bezwaar vooral van humanitaire aard, omdat als Biafra als onafhankelijke staat erkend zou worden, dit tot gevolg zou hebben, dat het door Nigeria onmogelijk zou worden gemaakt om voedsel naar de hongerende mensen in Biafra te brengen. De Minister-President achtte erkenning van Biafra uit dit oogpunt zelfs fataal.

Het was dan ook om deze reden, dat de S.G.P.-fraktie, in een door Ir. Van Dis afgelegde verklaring te kennen gaf, dat, ofschoon verschülende passages in de motie van de heer Jongeling haar wel aanspraken, zij toch van oordeel was, dat de door de Minister-President aangevoerde argumenten van dien aard waren, dat zij op dat ogenblik bezwaarlijk haar steun er aan kon geven.

De motie werd bij zitten en opstaan verworpen. Slechts deP.S.P.endetwee Boerengroepen stemden er voor.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1968

De Banier | 8 Pagina's

Repliekrede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1968

De Banier | 8 Pagina's