Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervlakking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervlakking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij behoeven ons niet veel moeite te bezorgen om te bemerken dat de geest van vervlakking steeds meer zich opdringt op velerlei terrein, waar het gezin, de school en de kerk niet van uitgesloten zijn. Een geest van samengaan en eenheid zoeken in de richting van al meer wereldgelijkvormig te worden, desnoods met verdoezeling van de grenzen die God ons Zelf in Zijn Woord gesteld heeft, zoekt al meer ingang te verkrijgen.

Eenheid moet er immers steeds meer komen en daarin moet, desnoods met verkrachting van Gods ordinantiën, de kracht en het welzijn worden gezocht. Maar is het levenspatroon van de wereld en van de kerk dan hetzelfde?

Is er' dan geen wezenlijk verschil meer in de beginselen waaruit de wereld, en die waaruit de kerk leeft? Zou dit principiële verschil in de eerste plaats in de kerk niet tot uiting moeten komen?

De christen behoort toch in eigen christelijke levensstijl op zeer veel terreinen des levens openbaar te worden! De apostel waarschuwt te dezen opzichte zeer ernstig, zeggende: , , Wordt de wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing Uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wü van God zij", Rom. 12 : 2.

Paulus wist hoe onze verdorven natuur, krachtens onze diepe val in ons verbondshoofd Adam, hijgt naar wereldgelijkvormigheid. Daarom wijst hij op de noodzakelijkheid der verandering met de vernieuwing des gemoeds door gedurige bearbeiding des Heiligen Geestes te benodigen, om de wereld en al haar genoegens te haten en te verzaken, en te zoeken in aUes Gode welbehagelijkte mogen zijn. Onverenigbaar is inmaers het leven en zijn vermaak hebben in sport en spel en al wat daartoe kan gerekend worden, met de beoefening van de hartvemieuwende genade Gods! Hierbij hebben wij op te merken dat er toch geen tweeërlei soorten van wetten zijn, één soort voor bekeerden en één voor onbekeerden.

Hoe hebben onze vaderen met grote ernst steeds g^ waarschuwd, zich toch verre te houden van allerlei ijdelheden, uitspattingen en wereldse vermakelijkheden! Hoe hebben zij steeds gewaarschuwd voor het verderfelijke van comediespelen, dansen enz.

Zouden wij dan bioscoop en schouwburg en televisie (die in de praktijk in heel veel opzichten de bioscoop en schouwburg vervangt), met allerlei dwaze sportvergoding, zelfs op de dag des Heeren, niet scherp moeten veroordelen? Hoe hebben wij toch afkerig te zijn van al deze dingen. Ook met name de televisie, die veel meer kwaad aanbrengt dan de meesten vermoeden of dit meestal te laat inzien.

Laten onze jonge mensen toch vooral zich veel afvragen: waar gaat mijn hart naar uit? Naar de wereld en haar genoegens? Laar ons er dan van verzekerd zijn, dat wij ook eenmaal met de wereld zeker zullen vergaan en dat het vermaak der wereld in een eeuwige droefheid en smartelijk zelfverwijt zal veranderen.

Jozua riep het volk op tot de keuze tussen de wereld en haar vermaak en het leven in de dienst van de Heere naar Zijn Woord en Wet, zeggende: "Kiest u heden wie gij dienen.zult", Jozua 24 : 15. '

Elia deed dit ook, uitroepende: „Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de Heere God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na". Wat dit dienen van Baal en zijn verering tot gevolg had

kunt ge lezen in hetgeen geschiedde met de Baalpriesters en welke oordelen daardoor over het volk Israël kwamen, zie 1 Kon. 18 : 21-40.

Hebben wij bij alle droevige wegdoezeling van de grenzen, ons in het Woord des Heeren aangewezen, er niet op te letten dat de Heere Zelf afscheidingen gesteld heeft reeds in den beginne?

Denk slechts hoe God Zijn kerk in Sems geslacht afzonderde van de anderen, en daarin Zijn kerk behield. Daarna in Abraham en diens geslacht en hem uitleidde uit het Ur der Chaldeeën, en verder in Israël. Ja zelfs de landpalen van de volken heeft Hij gesteld naar het getal der kinderen Israels, Deut. 32 : 8.

Ook al is de scheidsmuur met de komst van Christus in die zin verbroken, dat de Heere uit aUe geslachten, talen, volken en natiën de Zijnen trekt, zo hebben wij op te merken dat dezulken niet alleen door de hartvernieuwende genade Gods de kerk des Heeren worden ingelijfd, doch ook van de wereld worden afgezonderd.

Daarom zegt de Heere Jezus tot Zijn discipelen: „Omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld". Joh. 15 : 19. En Jacobus getuigt, hfst. 4 : 4: „Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld".

De inzettingen dés Heeren voor de kerk des Heeren en die voor alle eeuwen gelden, zijn geen z.g. Joodse kettingen, alsof er in het Nieuwe Testament meer vrijheid voor het uitleven van het verdorven bestaan van ons hart gegeven zou worden. Paulus zegt zeer duidelijk, sprekende over de vrijheid in Christus waartoe de kerk des Heeren geroepen is: „Alleenlijk, gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees", zie Gal. 5 : 13, en in het 16e vers zegt hij: , , Wandelt naar de Geest en volbrengt de begeerlijkheid des vleses niet".

Ook Petrus benadrukt deze dingen, wanneer hij getuigt: , , Dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel", 1 Petr. 2:11. Zou het opgaan in sport en spel en allerlei ijdele vermakelijkheden anders zijn dan dienen van de begeerlijkheid van ons vlees?

Veel godsdienst is er in onze dagen, waar het vermaak in de dingen van de wereld mede gepaard gaat, doch helaas, hoe weinig ware vreze Gods, die een afkeer doet hebben van alles wat niet uit God is, wordt er gevonden. In onze tijden is de godsdienst bij velen tot op zekere hoogte nog wel hoofdzaak, doch de ware vreze Gods, zonder welke niemand de Heere zien zal, is maar al te veel bijzaak geworden.

Ten opzichte van deze zaken denk ik aan twee jonge mensen, waarvan de ene graag en trouw naar de kerk ging, doch de andere daarentegen naar de bioscoop. Op een zekere keer vroeg de wereldgezinde jongeling aan de andere toch ook eens mee te gaan naar de bioscoop waarop door hem een wedervraag werd gedaan, nl.: „Kan ik daar God ontmoeten? " De vriend bleef het antwoord schuldig én stapte toen maar mee naar de kerk. Terwijl de dienst slechts pas was aangevangen, werd zijn vriend plotseling onwel en stierf. Hoe betekenisvol werd daarna voor heel zijn leven het woord: „Kan ik daar God ontmoeten? ", gesproken door zijn geliefde overleden vriend.

Hoe moest dit woord vooral ook onze jonge mensen aangrijpen, daar deze vraag niet alleen de bioscoop en de schouwburg en de danszaal, maar ook al de plaatsen geldt waar de wereld zich uitleeft in ijdel vermaak, waarvan ook de plaatsen van sportvergoding niet zijn uitgesloten.

Hoe komt het toch telkens uit dat wij kinderen van Adam zijn, die zich in hun verbondshoofd van God hebben losgescheurd en hem, die een mensenmoorder van den beginne is, zijn toegevallen, en nu liever de goedkeuring en verering van mensen zoeken, dan de gunst en genade des Heeren.

Laat ons de begeerte van Bileam niet nawensen, die in de zonde wilde blijven leven, doch met Gods volk wilde sterven, zeggende: „Mijn ziel sterve de dood des oprechten, mijn uiterste zij gelijk het zijne", want hij kwam er voor eeuwig mee om.

Laten de ouders veel met hun opgroeiende kinderen over deze dingen spreken. Laat ze hen veel wijzen op het gewicht der eeuwigheid, als ook op datgene wat God van een elk onzer eist, betreffende het aflatèn van al hetgeen dat Hem mishaagt.

Laat de ernst van de verantwoordelijkheid voor al onze gedachten, woorden en werken toch op ons aller hart gebonden zijn. De Heere moge daarbij ons geven in ware verootmoediging onze schuld ook in deze voor Zijn aangezicht te belijden, en te benodigen dat Hij ons in Zijn verzoenende kracht der genade doe delen, om naar Zijn Woord en Wet in Zijn wegen te wandelen en Zijn gunst te ervaren. R.

Rotterdam-W

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1965

De Saambinder | 4 Pagina's

Vervlakking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1965

De Saambinder | 4 Pagina's