Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine Kroniek

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Normen vanuit de Schrift

In het Centraal Weekblad is de Kampense hoogleraar prof dr. K. Runia bezig met een serie over synodale rapporten en de ethiek.

In het nummer van 28 juni schrijft hij:

„Al in 1980 schreef prof. dr. G. Th. Rothuizen in zijn boekje , , Een bezige bij": , , De gereformeerde zede bestaat niet meer" (ondertitel). Veel dingen die we vroeger algemeen als onbijbels en , , werelds" beschouwden worden nu door velen in de kerk als vanzelfsprekend aanvaard. Ik denk hier met name aan het terrein van de seksualiteit, waar de veranderingen misschien het meest diepgaand en opvallend zijn.

Op dit terrein zitten de meeste kerkleden, met name ook de oudere kerkleden, met veel problemen. Velen kunnen al deze verschuivingen niet meemaken. Veel ouderen en met name ook veel ouders keuren het samenwonen van hun kinderen af. Velen hebben de grootste moeite met homoseksuele relaties, enz.

Dat is lang niet altijd omdat ze zo ouderwets en traditionalistisch zijn (al komt dat ongetwijfeld ook voor). Maar het gaat in wezen veel dieper: ze geloven dat we zo op de verkeerde weg zijn. Het gaat toch om meer dan alleen maar sociologische - verschuivingen, waaraan gereformeerde mensen zich nu eenmaal ook niet kunnen onttrekken? Trouwens de dingen die ik net genoemd heb zijn toch ook niet allemaal goednieuw? Vroeger kwamen veel van die dingen immers ook al buiten onze eigen kring voor. Veel niet-christenen hadden vroeger al niet zoveel moeite met seksuele relaties vóór en naast het huwelijk.

Tijdskloof

Wij zeiden toen altijd: Nee. Waarom zeggen we dat nu niet meer? Zijn de normen misschien veranderd? Of zijn wijzelf veranderd? Velen zitten hier met de vraag of de Schrift dan niet meer het laatste en beslissende woord heeft. Ze hebben het gevoel dat bij veel gereformeerde mensen de Schrift op deze punten nauwelijks meer een rol speelt. En wat velen erg moeilijk te verwerken vinden, is het feit dat de synode van onze kerken hierbij vooropgaat. Dat blijkt uit allerlei rapporten die er de laatste jaren zijn verschenen.

Die rapporten waren op zichzelf wel nodig. We zitten immers al jaar en dag met de vraag: hoe moeten we in onze tijd met de Schrift omgaan? Die vraag is aan het eind van de jaren zestig vooral naar voren gekomen in de kwesties rondom prof. Kuitert en dr. Wiersinga. Telkens weer stootten studiecommissies en daarna de synode zelf op de vraag hoe we vandaag de Schrift moeten lezen en toepassen. We noemen dat meestal de hermeneutische kwestie.

De bijbel is een oud boek. De oudste gedeelten zijn meer dan 3000 jaar oud. Zelfs de jongste gedeelten zijn nog bijna 2000 jaar oud. Hoe kan men die tijdskloof overbruggen? Want het is duidelijk dat de tijd inmiddels niet heeft stilgestaan. Allerlei dingen zijn veranderd. Allerlei nieuwe vragen zijn op ons afgekomen. En het komt toch eigenlijk allemaal 'hier op neer: Hoe gaan we aan het einde van de 20e eeuw met die oude Schrift om?

Vandaar ook dat er de laatste jaren binnen onze kerken verschillende rapporten zijn verschenen. Wat de seksuele ethiek betreft denk ik speciaal aan drie rapporten, die er elk op eigen wijze mee bezig zijn geweest: , , God met ons", het zgn. , , Homofilie-rapport" over de schriftgege-

vens, en , , In liefde trouw zijn". In feite volgen ze allemaal min of meer dezelfde lijn, maar tegelijk gaan ze ook telkens weer een stapje verder.

God met ons

Dit rapport van de Deputaten voor Kerk en Theologie ging primair over de aard van het schriftgezag, maar de ethiek kwam ook nadrukkelijk ter sprake. Het is duidelijk dat het rapport uitgaat van de normativiteit van de Schrift, ook voor de ethiek. Tegelijk komen we allerlei uitspraken tegen, die van vérgaande betekenis zijn voor ons verstaan van de Schrift op dit punt.

Ik noem vier zaken. (1) Er wordt grote nadruk gelegd op het historisch, tijdgebonden karakter van ALLE bijbelse geboden; dat geldt niet alleen van sommige , , kleine" geboden in het boek Leviticus, maar ook van de Tien Geboden. (2) We komen de gedachte tegen dat de bijbel geen constante normen bevat, die voor alle tijden gelden; eigenlijk geeft de bijbel ons alleen maar modellen. We kunnen die modellen niet simpelweg imiteren, maar moeten onszelf telkens weer afvragen: hoe kunnen wij, op overeenkomstige wijze, leven vanuit het heil dat in deze teksten ontvouwd wordt? (3) De kleine, meer op het bijzondere gerichte geboden, mogen nooit in strijd komen met de vervulling van het liefdegebod. (4) Als een gebod in onze tijd niet heilzaam is, dan is het niet een echt gebod voor ons.

Ik kan in het kader van dit artikel niet uitvoerig op deze vier punten ingaan. Ik wil graag erkennen dat er heel wat waarheid in zit. Toch geloof ik dat , , God met ons" hier verder gaat dan de bijbel zelf. De bijbel bevat meer dan alleen maar tijdgebonden geboden en historisch-bepaalde modellen. Er zijn in de Schrift ook heel wat , , constanten", dat wil zeggen geboden die in allerlei historische situaties terugkeren en die blijkbaar een blijvende normatieve kracht hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan de geboden van de tweede tafel van de wet, die zowel in de bergrede als bij Paulus terugkeren (vgl. Rom. 13 : 8—10). Nergens ook wordt in de bijbel zelf het liefdegebod gehanteerd als , , beperking" van de andere geboden. Nergens wordt de vraag gesteld of iets wel of niet heilzaam is, maar het uitgangspunt is juist dat de geboden zélf heilzaam zijn.

Homofilie-rapport

Ook in dit rapport (afkomstig van hetzelfde deputaatschap) speelt voortdurend op de achtergrond de vraag: hoe gaan we met de Schrift om? Aanvankelijk schijnt dat niet zo moeilijk te zijn. In het hoofdstuk over de bijbelse gegevens wordt duidelijk gesteld dat zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament alle homoseksuele omgang afgewezen wordt.

Tegelijk worden echter in dit hoofdstuk allerlei vragen gesteld die deze uitspraak aanmerkelijk afzwakken. Zo wordt bijvoorbeeld gezegd dat Leviticus en Paulus uitgaan van de , , normale" situatie (dat is de man-vrouw-relatie), die dan vervolgens als , , normatief" wordt beschouwd. Met andere woorden, zij zouden zelf het voor hen en hun cultuur , , normale" tot , , norm" gemaakt hebben.

Maar hoe moeten we dan verder? In het derde hoofdstuk grijpt ook dit rapport terug op het liefdegebod. Het zegt dat dit het hart van de christelijke ethiek is. Maar voegt er tegelijk aan toe: de liefde functioneert altijd in een bepaalde situatie. En dan volgt de beslissende uitspraak: , , De grondregel van liefde en trouw krijgt in verschillende culturen en situaties verschillende uitwerkingen. Daaruit blijkt dat de manier waarop men het centrale liefdegebod begrijpt van situatie tot situatie en van cultuur tot cultuur verschilt."

Later wordt gesproken van de , , rolverwisseling" in het Nieuwe Testament tussen het liefdegebod en de andere geboden. Van hieruit komt er dan ook ruimte voor homoseksuele omgang. In onze histori-

sche en culturele situatie is daar wel ruimte voor, mits... men zich maar aan het liefdegebod houdt.

Vragen

Ook hier heb ik weer de nodige vragen. Mijn grootste probleem is dat ik deze hele argumentatie nergens in het Nieuwe Testament zelf tegenkom. Wel is duidelijk dat hier het liefdegebod centraal staat. Paulus schrijft aan de Romeinen: „Wie de ander lief heeft, heeft de wet vervuld."

En dan voegt hij er onmiddellijk aan toe: De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling van de wet" (Rom. 13 : 8—10).

Maar dit is helemaal geen rolverwisseling! Paulus zegt juist dat de liefde de vervulling van de wet is! Met andere woorden, liefde veronderstelt de wet. Paulus noemt in datzelfde verband dan ook nadrukkelijk allerlei geboden van de tweede tafel van de wet. Er zijn blijkbaar „balken en grondmotieven" (een uitdrukking van dr. A. Dekker (ethicus in Kampen) die blijven gelden."

In het nummer van 5 juli behandelt Runia het rapport , , In liefde trouw zijn". Dit rapport gaat het verst in de acceptatie van allerlei moderne ontwikkelingen in de seksuele moraal. De kritiek van de mee-stal zo terughoudende prof. Runia wordt hier dan ook scherper en indringender.

Terecht wijst hij erop dat gebod en situatie altijd op elkaar betrokken zijn. Maar... het gebod gaat altijd voorop!

„Dat is althans altijd ons gereformeerde uitgangspunt geweest. Dat blijkt duidelijk uit het volgende citaat uit het eerste deel van Het Christelijk Leven van Brillenburg Wurth: „Voor alle ethiek in bijbels-reformatorische geest is kenmerkend, dat zij ernst maakt met de wet Gods als norm voor ons christelijk leven en handelen. Dit is de maatstaf waarnaar wij de daden van anderen en van onszelf hebben te beoordelen. Dit is ook de regel waarnaar wij als christenen ons leven hebben in te richten en hebben uit te maken, wat wij dienen te doen en te laten."

Tegelijkertijd moeten wij altijd blijven bedenken dat het gebod altijd tot ons komt in een bepaalde historische culturele situatie. In een artikel in Credo heeft ds. D. H. Borgers de geboden eens vergeleken met verkeersborden. Die worden ook niet overal zo maar lukraak neergezet. Dan zouden ze hun functie verliezen en de weggebruiker zou niet weten wat hij er mee moet. Er vindt soms dan ook wel eens een verschuiving van de spits van het gebod plaats, namelijk, als de situatie grondig verandert. De goddelijke norm zelf verandert dan niet, maar wel de concrete invulling ervan. Als voorbeeld noemt Borgers het nemen van rente. In het Oude Testament, onder het oude verbondsvolk, was het nemen van rente zonder meer verboden. Je hoorde van je arme volksgenoot, aan wie je geld leende, geen rente te vragen. Dat was een kwestie van gerechtigheid en barmhartigheid. De christelijke kerk heeft zich hier ook lang aan gehouden. Alle middeleeuwse theologen en ook Luther wezen het nemen van rente nog steeds fel af. Calvijn deed dit niet meer. Hij was er zich van bewust dat de situatie inmiddels drastisch was gewijzigd. Het Genève van zijn dagen was een echte handelsstad geworden en de vrije burger, die vaak in de handel zat, moest gewoonweg geld kunnen lenen. Het ging dus ook niet meer om de arme volksgenoot of broeder. Het ging gewoon om handel en om geld verdienen met het geleende geld. Wel bleef Calvijn altijd een zekere reserve houden en bleef hij uitgesproken tegen alle woeker, maar hij had toch geen bezwaar tegen het nemen van een matige rente, als het om de handel ging. Ik denk dat dit alles ook consequenties heeft voor de toepassing van de bijbelse normen in onze snel veranderende tijd."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1991

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Kleine Kroniek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1991

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's