Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Getrouw tot de dood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getrouw tot de dood

(Openbaring 2 : 10)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1548 ging Beza (Théodore de Bèze), die Calvijns opvolger zou worden, met zijn vriend de jurist Jean Crespin uit Parijs naar Genève. Deze stad was in 1536,onder invloed van de bezielde Hervormer Farel, een protestantse republiek geworden. Sedertdien had Calvijn de geestelijke leiding gehad in het „protestantse Rome", zij het met een onderbreking van drie jaar. Beza en Crespin begonnen een uitgeverij. Nadat Beza zich geheel aan de studie was gaan wijden - hij is de eerste rector geweest van de in 1559 door Calvijn gestichte Academie - nam Crespin de leiding van de uitgeverij alleen op zich. Het merkwaardigste en tegelijk ontroerendste werk dat ooit van Crespins pers kwam, was in 1570 „L'Histoire des Martyrs" (De geschiedenis der martelaren). Dit boek is een door Simon Goulart uit het Latijn vertaald werk van Crespin. Het is merkwaardig als matyrologium van de Hervorming; ontroerend, omdat de tekst ervan geschreven is met bloed en tranen. De definitieve, door Goulart bewerkte uitgave bevat de namen van ruim 2750 mannen en vrouwen, die allen „getrouw tot de dood" zijn geweest aan God, het Evangelie, en de stem van hun geweten. De rij wordt geopend met Johannes Hus, de Tsjechische voorloper van de Hervorming uit de 15de eeuw.

In 1837 lieten de predikanten Bonifas en Petitpierre een verkorte uitgave verschijnen, onder de titel „Galerie chrétienne". Op blz. 268 van dit boek vonden wij de geschiedenis van vijf Franse studenten, die op 16 mei 1553 te Lyon, als geloofsmartelaren, de dood vonden op de brandstapel. Het was deze dramatische gebeurtenis, welke Crespin op de goede gedachte bracht om een boek van herinnering en getuigenis te gaan schrijven. Ziehier de namen van de vijf „Lyonnese studenten": Martial Alba, Pierre Ecrivain, Bernard Seguin, Charles Faure, Pierre Navihères. Na in Lausanne, de stad van de Hervormer Viret, oude talen en theologie te hebben gestudeerd - de kernvakken van die tijd - keerden onze studenten eind april 1552, via Genève terug naar Frankrijk. Zij hoopten in hun geboorteland het ware Evangelie te kunnen gaan verkondigen. In Collonges, het eerste Franse dorp waar ze door kwamen, sloot een onbekende zich bij de vijf aan. Al pratende iliep men verder. Bij het afscheid 's avonds nodigde de vreemdeling de studenten uit, om de volgende dag bij hem thuis te komen eten. Argeloos als ze waren, namen onze jongelieden de vriendelijke uitnodiging gretig aan. Maar nauwelijks zat men aan tafel de volgende dag, of schout, onderschout en politiedienaren deden een inval. Na ondervraging werden de vijf „ketters"^ geboeid, en opgesloten in de plaatselijke gevangenis. Uiteindelijk werden ze op transport gesteld naar Parijs, om aldaar berecht te kunnen worden door de hoogste rechtbank, het „parlement". Toen de arrestatie van de studenten bekend geworden was in Zwitserland deden de protestantse kantons alsmede Beza en Viret herhaaldelijk stappen om hen vrij te krijgen. De burgemeester van Zürich ging zelfs, als afgezant van de kantons, op audiëntie bij de Franse koning Hendrik II. Deze vorst, een groot ketterjager, verklaarde echter niet met de zaak lastig te willen worden gevallen. Daar hij de kantons vrij liet om hun zaken op hun wijze te regelen wilde hij omgekeerd hetzelfde kunnen doen in zijn koninkrijk en dat „zuiveren van die oproerlingen". Afwijzen van de autoriteit der r.k. kerk werd toen beschouwd als rebellie tegen de landvorst! Tenslotte bracht men de vijf studenten gevankelijk over naar Lyon, waar zij hun vonnis vernamen: op 16 mei 1553 zouden zij levend verbrand worden op de gebruikelijke executieplaats. Het plein tegenover het stadhuis - de nog bestaande Place des Terreaux - niet ver van de samenvloeiing van Rhône en Saône. Gedurende de ruim 121/2 maand van hun gevangenschap toonden de „Lyonnese studenten" een opmerkelijke standvastigheid. Zij zouden ook met grote geloofsmoed sterven! Op weg naar de strafplaats zongen zij psalm 9: „Sans cesse je te louerai. Seigneur.." (Steeds zal ik U loven. Heer..). Alvorens als laatste de mutsaard te beklimmen knielde Martial Alba, die de oudste was, neer en sprak een gebed uit. Toen bond de beul ook hem aan de staak. Het vuur werd ontstoken. De laatste woorden die de omstanders hoorden, waren: „Courage, frères, courage!" (Moed, broeders, moed). De „wonderbaarlijke standvastigheid van de vijf studenten maakte een diepe indruk op de menigte, en bezielde de gelovigen in Lyon met nieuwe ijver", aldus A. Crottet (Petite chronique protestante de France, 1846).

Onder de documenten die Crespin over het proces tegen de „Lyonnese studenten" afdrukte, is ook hun geloofsbelijdenis, waaruit wij iets zullen citeren. Grondslag is uiteraard de „rechtvaardiging door het geloof". De transsubstantie, krachtens welke door priesterlijke bemiddeling brood en wijn worden omgezet in lichaam en bloed van Christus, is de hoeksteen van het roomse systeem. Nochtans is dit leerstuk pas in de 13de eeuw tot dogma verheven. Het geeft de priester een plaats tussen Hemel en Aarde. Priesterlijke handen kunnen immers God in de hostie op het altaar doen neerdalen, en Hem toereiken aan de gelovigen. Het door Jezus ingestelde Avondmaal is echter een gedachtenismaal, waarbij de gemeente brood en wijn beide nuttigt. Men moet zijn zonden niet aan een priester biechten, doch aan God. Het Evangelie kent geen speciale spijswetten of vastendagen. Ten onrechte heeft Rome ze dus weer ingevoerd. Onschriftuurlijk zijn ook beeldendienst en aanroeping van Maria en de heiligen. Er zijn geen plaatsen of voorwerpen die boven andere heilig zouden zijn. Daarmede vervallen bedevaarten en reliquieënverering. Wat tenslotte de paus van Rome aangaat, het is onschriftuurlijk in hem het hoofd der kerk te zien. Dat is Jezus alleen.

Bovenstaande geloofspunten scheiden nog heden rooms-katholieken en protestanten. Aan de overtuiging die eruit spreekt, zijn de „Lyonnese studenten" en alle andere geloofsgetuigen, wier namen in Crespins martyrologium staan opgetekend, „trouw tot de dood" gebleven. Zij stelden boven het „juk der (roomse) dienstbaarheid, de (Evangelische) vrijheid". (Gal. 5 : 1).

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Getrouw tot de dood

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Protestants Nederland | 8 Pagina's