Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg Van Oct 1970)

Zie, hierin zijt gij niet rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan een mens.

Job 33:12

Zagen we vorige maal wat de reden was dat Elihu zijn stem verhief tegen de drie vrienden en tegen Job; nu willen we zien wat hij tegen deze man, die in grote smart ternederzat, te zeggen heeft van Godswege.

Job had zich zeer bitter en onrechtvaardig uitgelaten tegenover zijn Schepper en Formeerder. Van binnen en van buiten aangevallen, was Job ten opzichte van het doen des Heeren in zijn leven tot ongerijmde overleggingen gekomen; en deze had hij voor de oren van zijn vrienden ook uitgesproken.

Het was in Job’s dagen zo, en het is nu nog niets anders, onverenigdheid met de wegen des Heeren maakt de ellende nog groter.

En nu moet Elihu, heilig verontwaardigd, zijn vriend waar hij met geestelijke banden aan verbonden was, ernstig gaan vermanen.

Zie, hier in zijt gij niet rechtvaardig, antwoord ik u.

Neen, mijn lieve broeder, ge zijt op het dwaalspoor. Och, let toch op. Wat ge zegt, is helemaal abuis. Hoe kunt ge zeggen dat ge rein en zonder overtreding zijt? Alleen al de wijze waarop ge u nu openbaart, is gans en al verkeerd. Door uw verdriet en leed, zijt ge aan het dwalen geraakt en zegt ge dingen die ge nooit voor den Heere kunt verantwoorden.

Zie, Job! Let toch op, mijn vriend. Luister naar my, want wat ik u te zeggen heb is in heilige ernst. Ik weet ook wel dat de Heere u ernstig getroffen heeft, en dat het smartelijk is om zo aan alle kanten benard te worden.

Job, al is het waar dat ge geen grote overtredingen hebt en geen misdaden bij u gevonden worden die de aardse rechter zou moeten straffen; tegenover den Heere zijt ge van uwzelf niet rein, en hebt ge ook een hart dat geneigd is tot afdwalen. Elihu zegt in zijn woorden eigenlijk: Job, ge weet door genade wel beter. Ge zijt in uw leven er echt wel mee bekend gemaakt dat de mens uit en van zichzelf niet rechtvaardig is, maar ook dat zijn beste werken met zonden bevlekt zijn.

Hierin, in wat ge zo bitter opmerkt, zijt ge niet rechtvaardig. Dus is het net andersom: Zijt ge onrechtvaardig! Ge beschuldigt den Heere van onrecht. Och, mijn vriend, ge weert dat toch wel beter.

Ik moet dit tegen u zeggen; ik moet mijn hart tegen u luchten, anders krijg ik God ook tegen. Had Elihu hier niet gesproken dan had hij de vrede zijner ziel vermoord. Anderzijds was het te waarderen dat hij Job op de rechte wijze wees op het verkeerde in zijn spreken.

Hij sprak immers onrechtvaardig over den Heere, omdat hij het doen des Heeren maar niet kon doorgronden.

Als Gods kind eens terug moet zien op eigen leven, dan zal het toch menigmaal moeten erkennen de Heere van onbillijke handelingen te hebben beschuldigd. Als we er niet achter kunnen komen, waarom de Heere bepaalde zaken in ons leven doet, en deze zaken niet overeenkomen met onze wensen, och, dan zijn we net een takkebos met allerlei stekels.

Elihu had het voorrecht om oprecht met zijn vriend te mogen omgaan, en hem, ook al zou hij meer van den hemel geleerd hebben als Elihu, eerlijk to zeggen dat hij er totaal naast was. Dat de Heere niet sloeg uit lust tot plagen.

Daarom roept hij hem toe: want God is meerder dan een mens. O Job, wat vermeet ge u toch om tegen de Heere u te verheffen.

Lieve vriend, schei er mee uit met te twisten tegen Hem die alles in Zijn hand heeft, en die nooit iets onrechtva-ardigs doet.

Job had andere tijden gekend; tijden dat hij met de Heere mee mocht wandelen; tijden dat het hem goed was nabij God te zijn.

En nu in de donkerte spreekt hij tegen de Heere alzo, alsof hij tegen een mens op de aarde sprak. En hij vergat: — God is in de hemel, en gij zijt op de aarde. Elihu voelt de majesteit van het Goddelijk doen ook in het leven van zijn vriend. Heilig beeft hij over de boze woorden van Job tegen Hem die nog nooit iets kwaads gedaan had.

Hij houdt Job voor dat de Heere in het Hoge en Verhevene woont, maar ook bij de verslagene van geest. Bij degene die zichzelf niet meer kan helpen, maar hulp begeert te verkrijgen van den hemel.

Bovendien is een mens een leugenachtig schepsel, maar God liegt nooit, waar Hij de Waarheid zelve is.

En Job moet in deze weg afleren om den Heere na te rekenen. Hij geeft geen rekenschap van Zijn daden, en Hij behoeft ook geen rekenschap daarvan te geven, waar Hij eeuwig souverein is.

O, Job wilde eigenlijk dat de Heere voor hem verantwoording aflegde, net alsof Hij een mensenkind was.

Omdat deze man, die zoveel lieve aantrekkelijke dingen in zijn geestelijk leven had verkregen, de Heere nu niet verstond, eiste hij dat de Heere aan hem, nietige stofbewoner, rekenschap aflegde.

Neen, zo zegt Elihu, daar hoeft u niet op te rekenen. Want Hij die in het Hoge en Verhevene woont, doet met de inwoners der wereld naar Zijn wil en welbehagen. En nu heeft Elihu niet alleen bestraft, maar ook zo onnoemelijk rijk van den Heere Jezus Christus gesproken. Die enige Gezant en Uitlegger. De Enige die de verzoening heeft angebracht door Zijn voldoening. Die niet protesteerde tegen de wegen die Zijn Vader Hem liet gaan, Die niet Zijn mond verhief tegen den hemel. Ja, die juist de wegen Zijns Vaders verheerlijkte, in al wat Hem wedervoer. Die gewillig het kruis droeg om anderen daarvan te verlossen.

Job, de lijder uit de oudheid, is in deze weg wel genoemd een type van den Heere Jezus. En dat is ook waar. Maar dan is het toch nog maar betrekkelijk.

Want Job was onverenigd met de lijdensweg die de Heere hem oplegde, todat hij door de genade des hemels er achtergebracht is geworden welke dwaze taal hij tegen den Heere heeft uitgesproken. En in stof en as in de vernedering kwam.

Maar Sions betalende Borg was verenigd met de wegen Zijns Vaders, opdat oproermakers en rebellen nog mochten worden gered van het verderf.

Ja, die ook voor de zonden van Zijn Volk, die ze doen na ontvangen genade (zie maar bij Job) de prijs in gewilligheid betaalde, opdat er weer vlakte mocht komen tussen Hem, tegen Wie ze zo menigmaal bittere woorden spreken, en hen die het er zo slecht hebben afgebracht.

De Heere passe deze boodschap Zelf maar toe in ons leven, opdat we in voorzichtigheid mogen wandelen op aarde, en bang worden om kwaad tegen den Heere te spreken. En in alle noden, ook in de ure van sterven, geve Hij die vereniging met Zijn Wil en welbehagen, waardoor er plaats is voor Zijn vrede die alle verstand te Boven gaat. Amen.

L.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1971

The Banner of Truth | 20 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1971

The Banner of Truth | 20 Pagina's