Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De confessionele samenleving als werkplaats

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De confessionele samenleving als werkplaats

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rienk Vermij
De geest uit de fles
De Verlichting en het verval van de confessionele samenleving

Amsterdam: Nieuwezijds, 2014
324 pagina’s
ISBN 9789057123979

Wat is Verlichting?1 Zo begint Rienk Vermij, hoogleraar aan de universiteit van Oklahoma op het gebied van wetenschapsgeschiedenis, zijn boek De geest uit de fles. Het boek gaat over de Verlichting en draagt als ondertitel ‘De Verlichting en het verval van de confessionele samenleving’. Met zijn boek geeft hij een antwoord op de vraag hoe Verlichting is ingezet in de politieke realiteit, vanaf het einde van de zestiende eeuw tot ca. 1780, wanneer de Verlichting radicaliseert en uitmondt in de Franse Revolutie. Vermij beschrijft Verlichting vooral als een ‘politiek strijdpunt’ in die periode. “In de praktijk werd het begrip ‘Verlichting’ niet zozeer vereenzelvigd met een vrij vage morele verbetering, maar vooral met een set specifieke ideeën, verbonden met de politieke ordening die de negentiende-eeuwse liberalen voorstonden” (p. 2).

Verlichting is geen vastomlijnd concept volgens Vermij. Zijn punt is nu juist dat de betekenis en het politieke gebruik van Verlichting afhing van de politieke context. Verlichting kan niet typisch worden toegeschreven aan één specifieke groep denkers of mensen in de Europese geschiedenis. Zij was steeds in ontwikkeling, zoals een taal zich ontwikkelt. Zien we Verlichting als gereedschap, zoals taal ook een middel is om je uit te drukken, dan kunnen we de context waarin Verlichting verschillende verschijningsvormen heeft gehad zien als werkplaats. De toepassing van de Verlichting hing af van de concrete politieke en maatschappelijke vraagstukken. Met deze insteek heeft Vermij een complex verhaal te vertellen, rijk aan nuances en daarom soms moeilijk te volgen.

De invloed van de Verlichting op het verval van de confessionele samenleving heeft niets te maken met de ontkerkelijking in de twintigste eeuw, want als Vermij het heeft over de confessionele samenleving, dan spreekt hij over de vaststaande orde in een overzichtelijke en homogene gemeenschap aan het begin van de zestiende eeuw. Als er sprake is van verval, dan zijn ‘de’ ideeën van de Verlichting volgens Vermij niet de oorzaak van dit verval. De politieke geschiedenis van Europa is te zeer bepalend voor de wijze waarop de Verliching vorm krijgt in verschillende tijden. Daarbij komt dat verschillende Europese landen verschillend reageren op de Verlichting. Zo is er een verschil tussen de vroege Verlichting in Frankrijk en Engeland, en die in Duitsland. “In Frankrijk en Engeland leidde de kritiek op de gevestigde kerkelijkheid in toenemende mate tot kritiek op de godsdienst als zodanig. In Duitsland waren dergelijke geluiden vooralsnog amper te horen. Het werk van de verlichters was nauw verbonden met de piëtistische stroming, waarbij felle kritiek op uiterlijke vormen en ‘naamchristendom’ hand in hand gingen met een diepe, innerlijke vroomheid” (p. 58).

Na de inleiding gaat Vermij in op de confessionele samenleving. Hij spreekt van een morele gemeenschap waarin overgeleverde waarheden en stilzwijgende afspraken gelden. Wie zich niet kan aansluiten bij deze afspraken, die als onwrikbare waarheden moeten worden beschouwd, plaatst zichzelf buiten de gemeenschap. De strijd die zich in de zestiende en de zeventiende eeuw afspeelt tussen verschillende morele gemeenschappen in Europa gaat vooral over de vraag welke onwrikbare waarheden ‘waar’ zijn. Zo had de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 consequenties voor de hugenoten in Frankrijk: zij voelden zich in de morele gemeenschap in Frankrijk niet langer welkom en vluchtten naar de buurlanden.

Men was er steeds meer van overtuigd dat het streven naar een morele gemeenschap misschien wel niet langer haalbaar was. In een kleine morele gemeenschap waren de stilzwijgende afspraken voor ieder gemakkelijk te kennen. In een complexe samenleving werd dit ingewikkelder. De mensen dienden op een andere manier bij elkaar gehouden te worden. De samenleving werd voor het eerst gezien als een politiek samenwerkingsverband dat in stand gehouden moest worden door expliciete regels en niet langer door onwrikbare waarheden. Men gaat over op ‘spelregels’ voor het samenleven. Het terrein van de onwrikbare waarheid wordt zo verbannen naar het privédomein.

Na de zestiende en zeventiende eeuw kan men de achttiende eeuw vooral zien als een strijd of een discussie over de juiste spelregels. Die spelregels waren in sommige gevallen bij wijze van gedachtenexperiment al in de zeventiende eeuw opgeschreven, maar werden nu van stal gehaald en in praktijk gebracht. Ze rechtvaardigden praktisch de overgang van een samenleving gebaseerd op een goddelijke ordening naar een meer rationeel-juridische ordening. In sommige gevallen betekende ze de groei van de staatsmacht, waarbij de staat gaandeweg meer gezien werd als een verzameling individuele burgers waarin meer plaats was voor individuele verscheidenheid. Met deze ontwikkeling ontstond aan het einde van de achttiende eeuw meer aandacht voor opvoeding en onderwijs om mensen tot goede burgers op te voeden. Van hen werd verwacht dat zij zich conformeerden aan de constitutie, nog zo’n fenomeen dat aan het einde van de achttiende eeuw meer belang kreeg.

Het is duidelijk dat de kerk na verloop van tijd een kleinere rol kreeg in de van oorsprong confessionele samenleving. Vandaar Vermij’s keuze voor de term ‘verval’. Toch is dit niet helemaal een lineair proces geweest. Piëtistische tendensen en nieuwe katholieke initiatieven laten zien dat het geloof niet per se verdwenen was. Integendeel, er ontstonden nieuwe verdiepte vormen als gevolg van de verpersoonlijking (bevinding) en internalisering van het geloof, mobiliteit van mensen (kolonisering) en modernisering van communicatiemiddelen (drukperstechnieken). De opkomst van de georganiseerde zending in dezelfde periode is hier een duidelijk voorbeeld van. Men denke dus in eerste instantie aan het verval van een coherente morele gemeenschap.

Dat de kerk veel macht verloor was volgens Vermij niet per se het gevolg van ‘sterkere’ ideeën omdat ze betrouwbaarder of waarschijnlijker zouden zijn. De inzet van de debatten die speelden in de tijd van de Verlichting was vooral macht in de samenleving. “De grote debatten van de Verlichting waren in de praktijk vaak niet zozeer belangeloze discussies tussen filosofen, als wel botweg een strijd om de macht tussen kerkelijke en seculiere instellingen” (14). Succes was volgens Vermij gelegen in de praktische, politieke bruikbaarheid van ideeën. Daarnaast vlakt de auteur ook de gedachte af dat men in de Verlichting het ei van Columbus had gevonden. Zo schrijft hij dat de Verlichting “voor alles wat niet in objectieve en rationele termen valt te vatten” een blinde vlek heeft (p. 303).

Het is lovenswaardig dat Vermij zijn relaas over de Verlichting niet slechts onderbouwt met de geijkte filosofen, maar dat hij ook kijkt naar de wijze waarop de ‘gewone man’, de leek-filosoof, zijn wereld omschreef. Daarmee onderscheidt Vermij zich van andere populairwetenschappelijke auteurs die schrijven over de Verlichting. Het is mooi om te zien hoe hij de politieke omstandigheden betrekt in zijn geschiedenis van de Verlichting en daarin ook de filosofische ‘kruimels’ niet vergeet. Zijn kennis strekt duidelijk verder dan alleen dat van klassieke Verlichtingsfilosofen. Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat zijn beschrijving van kerken, preken en gelovigen neigt naar het stereotype van intolerante zware dominees die hel en verdoemenis preken. Vermij had er mijns inziens vaker op kunnen wijzen dat veel Verlichte filosofen uiteindelijk gebruik maakten van christelijke idealen. Zo is het gelijkheidsideaal schatplichtig aan het reformatorische idee dat ieder mens zich op dezelfde afstand van God en daarmee ieder mens voor God gelijk is. Er zijn geen virtuosi meer, zij die de deugd beheersen, een priesterklasse die voorrang geniet bij God. Het is zomaar één van de vele christelijke wortels die verlichtingsdenkers en lekenfilosofen aanzetten om gelijkheid te bevorderen.

Wie De geest uit de fles aandachtig leest, ontwaart een grote verscheidenheid aan interessante geschiedenissen, boeiende personages en sociale fenomenen waarover Vermij verhaalt. Er is een veelheid aan informatie. Dat zorgt wel voor een grote informatiedichtheid die het de lezer moeilijk maakt om de rode draad te volgen. Dit punt is inherent aan het onderwerp (over verschillende ideeënstelsels in verschillende Europese landen met verschillende politieke stelsels in verschillende tijdperken), maar dit punt hangt ook samen met de uitdaging die de schrijver had om alle voorbeelden sowieso aan het rode koord te rijgen. Waar de inleiding goed is, vallen de eerste hoofdstukken (die de aanloop naar de beschrijving van de achttiende eeuw vormen) toch wat tegen. De lezer wordt weinig meegenomen in het punt dat Vermij uiteindelijk wil maken. Het duurt wel heel lang voordat de lezer aankomt bij de hoofdstukken waarin de verhouding tussen kerk en staat en de rol van de Verlichting daarin wordt beschreven.

De inzet van De geest uit de fles is vooral populair-wetenschappelijk. De lezer treft daardoor relatief weinig voetnoten en verwijzingen naar collega-historici aan. Hierin mist de geïnformeerde lezer referenties om Vermij’s verhaal te verifiëren. Sommige onderwerpen hadden voor de duidelijkheid nog afzonderlijk besproken kunnen worden, zoals de Franse, Britse en Duitse ‘deconfessionalisering’ en ‘juridisering’ van het burgerschap. Dan waren deze ontwikkelingen wellicht voor de geïnteresseerde populair wetenschappelijke lezer nog beter te volgen geweest. Men kon dan thematisch nog ingaan op de methoden en argumenten die de staat in de achttiende eeuw hanteerde om de burger te disciplineren (bijvoorbeeld onderwijs) tegenover de manier waarop de kerk dit deed in de zeventiende eeuw (inquisitie). En over de vraag welke afwegingen daarbij belangrijk waren en op welke manier deze al dan niet zijn ingegeven door praktische en politieke uitwerkingen van de Verlichting?

Het zijn slechts enkele van de vele vragen die na het lezen van De geest uit de fles gaan borrelen, en dat is positief, want het onderzoek naar de ideeëngeschiedenis is belangrijk en in Europees perspectief uiterst relevant en actueel. Het boek slaagt er op die manier in een belangrijk historisch terrein te openen voor een breder publiek. Gezien het vele grondige onderzoekswerk dat door Rienk Vermij is verricht en de wijze waarop hij dit onderzoek voor een breder publiek toegankelijk maakt, kunnen we nog veel van Vermij verwachten in de komende jaren.

B.P.C. (Benjamin) van Bilsen Ma MSc studeerde cultuurgeschiedenis en politicologie en is werkzaam voor het Huygens Instituut op de afdeling wetenschapsgeschiedenis. E bvanbilsen@gmail.com


Noot

1 Vermij refereert uiteraard aan Immanuel Kant die in 1783 met dezelfde vraag zijn beroemde artikel in de Berlinische Monatschrift zijn artikel begon: “Beantwortung der Frage: was ist Aufklärung?”

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Radix | 104 Pagina's

De confessionele samenleving als werkplaats

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Radix | 104 Pagina's