Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tot dienen geroepen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tot dienen geroepen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antoine Bodar
Tot dienen geroepen


Amsterdam: Ambo 2010
205 pagina’s
ISBN 9789026322914

We waren diep onder de indruk. Op een benauwde zolder zaten we met veertig jonge mannen in betrokken spanning te luisteren.
De avond duurde veel langer dan gepland, maar niemand voelde zich moe. Want voor ons zat een man die geloofwaardig was. Over wie we veel gehoord hadden. En nu zat hij hier, in ons midden. En hij sprak over God en geloof met intensiteit en oprechte spiritualiteit. Iets dat we eigenlijk zelden hadden meegemaakt.
Zo herinner ik mijn eerste ontmoeting met Antoine Bodar, op de studentensociëteit in Kampen, aan de Broederweg, nu meer dan tien jaar geleden. Ook Bodar zelf was onder de indruk en schreef over deze ontmoeting een column in het Katholiek Nieuwsblad, die door ons gretig werd gelezen en verspreid. En dus was ik erg benieuwd naar Bodars nieuwste boek, dat gaat over spiritualiteit en ik verwachtte er veel van. En juist op het vlak van de spiritualiteit valt het boek me bar tegen. Maar daarover later meer.
Tot dienen geroepen is een verzamelbundel van artikelen en voordrachten van Bodar, de officieuze woordvoerder van de Kerk van Rome in de lage landen. De Kerk van Rome – hoewel door Bodar consequent met een hoofdletter geschreven – is momenteel mikpunt van hoon, haar vertegenwoordigers, de priesters, mikpunt van smaad. In de woorden van Bodar: “Hoe ver is de hedendaagse priester gezonken in zondigheid? Hij is veelal voorbeeld in slechtheid, niet in goedheid. Dat is althans de openbare mening.” (14).
Misschien is het typerend voor de antithetische Bodar dat hij zijn bundel daar begint waar de grootste kritiek geleverd wordt: het priesterschap. Maar er is een diepere reden, want Bodar wil een bijdrage leveren in het gesprek over spiritualiteit. En in het priesterschap komt volgens hem tot uiting wat het betekent om een spiritueel mens te zijn. Het is heiligheid en volstrekte overgave aan God.
Het is vooral een manier van leven en niet zozeer een functie. De priester is voor Bodar feitelijk de persoonlijke spil waar het in de kerk om draait. Zijn ambt representeert de Heer zelf en “juist het ambtelijke in de kerk is sacrament van Christus.” (30). Alleen vanuit dit denken is te begrijpen waarom de Kerk van Rome en Bodar zo hechten aan het celibaat. Waar anders komt volledige overgave aan God duidelijker naar voren dan in consequente seksuele onthouding?
De kritiek op het celibaat wordt door Bodar besproken naar aanleiding van de vele seksuele schandalen. Terecht merkt hij op dat het celibaat niet de reden is voor het vele misbruik dat in de kerk gepleegd blijkt te zijn.
Ook de vermeende homoseksualiteit van veel priesters wordt hierbij vaak genoemd. Op dit punt laat Bodar zich van zijn meest genuanceerde kant zien, misschien ook vanwege zijn eigen levensverhaal. De homoseksualiteit van een priester is voor hem alleen een probleem voor zover het zijn celibataire levensstijl in gevaar brengt, maar feitelijk geldt voor een heteroseksuele man hetzelfde. Eigenlijk relativeert Bodar daarmee het belang van een seksuele voorkeur. Hoewel hij homoseksuele gevoelens als abnormaal betiteld (36), weigert hij zich verder in diskwalificerende termen uit te laten. Je kunt het eens of oneens zijn met Bodars visie op de homoseksuele praxis, zijn motiveringen zijn op zijn minst het lezen waard.
Bodar besluit zijn beschouwingen over het priesterschap met een tweeluik: Geroepen tot het priesterschap (42) en Geroepen tot het huwelijk (47). Op die manier wordt in één oogopslag duidelijk hoe de zaken voor Bodar er voor staan: het is één van beide roepingen die een mens moet kiezen. Ze gaan niet samen en zijn beide een kwestie van levenslange overgave.
Bodar vervolgt zijn bundel met beschouwingen over de Kerk en de liturgie en bespreekt daarna talloze onderwerpen op het vlak van de spiritualiteit: de verering van Maria, Christus, navolging. Hij besluit zijn bundel met twee brieven (aan God en aan Darwin) en een beschrijving van zijn eigen levensverhaal. Omdat mij een bespreking van de verschillende onderwerpen niet echt behulpzaam lijkt, wil ik vier dingen noemen die me over het geheel van de bundel opvallen. Ik zal die in sommige gevallen meteen voorzien van een (stevige) kritische noot.
Allereerst valt op dat Bodar – hoewel in alles een overtuigd Katholiek – een sterk verlangen heeft naar een oecumene tussen Rome en Reformatie. Deze oecumene heeft door de secularisatie en neergang van het Nederlandse kerken de afgelopen jaren alleen maar aan relevantie gewonnen. Bodar is gul in zijn dank aan de Reformatie voor de herontdekking van de bijbel, maar stelt kritische vragen bij het negeren van Maria, het spreken over de kerk en de plaats van avondmaal/eucharistie. Wat dat laatste betreft verdient de katholieke traditie een herwaardering onder protestanten: de kale verbaliteit die dikwijls kenmerkend is voor de traditie van de Reformatie staat steeds verder af van een cultuur waar de kracht van kleur, geur en klank belangrijk zijn. Dit kun je proberen op te vangen door een grotere nadruk op muziek en beeld, maar wellicht is het beter te luisteren naar wat Bodar opmerkt: “Geen enkele christengemeenschap kan worden opgebouwd zonder het fundament, dat wil zeggen de viering van de Eucharistie.” (28). Ook evangelicale protestanten zouden er goed aan doen zichzelf te durven zien als een gemeenschap rond de tafel in plaats van als toehoorders onder kansel of podium. Want aan tafel delen christenen Jezus zelf, in brood en wijn. Daar kun je hem proeven en ruiken en voelen en ervaren dat de Heer goed is.
In de tweede plaats moet ik iets zeggen over Bodars spiritualiteit. De bundel gaat, in de woorden van Bodar, over de vraag: “Vult God ons in, of vullen wij Hem in? Bedenkt Hij ons, of bedenken wij Hem? Staat Hij in het middelpunt of staan wij in het middelpunt?” (9).
Het lijdt geen twijfel hoe Bodar zelf in deze dilemma’s staat. De spiritualiteit van Bodar is behoorlijk massief. De ponerende schrijfstijl, de hoogdravende taal, de opeenstapeling van bijbelteksten, het geheel komt met donderend geraas op de lezer af. Dit is spiritualiteit van boven, waarbij de beleving van de werkelijkheid moet wijken voor het spreken van God. Sommigen zullen het vroom noemen, op mij komt het vooral vervreemdend, nee verpletterend over. Zo vroom kan ik niet zijn, bedacht ik mij. Zo vroom wil ik niet zijn. Wat ik mis, is het spreken van iemand die met beide benen stevig geworteld staat in de hedendaagse werkelijkheid. En die vanuit die positie God ter sprake brengt. Wat ik mis, is de ontspanning, de humor, de ironie en zelfrelativering, die zo dikwijls de charme van katholieken vormt. Misschien is het de keerzijde van Bodars priesterideaal, waarbij een mens bijna wel van de modder onthecht moet raken om zijn ambt te kunnen vervullen.
Als derde valt mij op dat Bodar niet zo te spreken is over de ontwikkelingen in onze cultuur. En dat is een understatement. Soms komt hij niet verder dan kerkelijk gemoraliseer over hoe de samenleving achteruit holt en niet meer is zoals die vroeger was. Over zijn katholieke jeugd zegt hij: “Het waren de karige jaren vijftig, toen tevredenheid nog troef was, soberheid een deugd, wellevendheid een gewoonte.” (128). Op zich gun ik Bodar deze romantisering van zijn verleden, maar het waren wel dezelfde jaren vijftig waarin enkele broeders Salesianen een heel andere herinnering hebben achtergelaten in het geheugen van sommigen van Bodars generatiegenoten. Herhaaldelijk klinkt Bodar bijna naïef over het verleden en daardoor nodeloos negatief over het heden. Dit riekt naar spirituele spruitjeslucht. Alsof een mens voor zichzelf een jaren vijftig om zich heen moet creëren om God te kunnen ontmoeten.
Het grootste probleem hiervan is dat Bodar weigert om de diepte van de crisis van de kerk werkelijk te peilen. Zijn oproep tot bescheidenheid (33-41) is oprecht, maar mist het punt: hoe kan het dat de kerk hier beland is? Waarom wordt het christelijk geloof als volstrekt irrelevant beschouwd door de grote meerderheid van de mensen. “De kerk wordt alom aangevallen, (…) het gaat de kerk dus goed.” (33), aldus Bodar in het voetspoor van Paus Paulus VI (en natuurlijk Petrus zelf).
Maar die kerk zou er goed aan doen om nog eens kritisch te onderzoeken of het is om de naam van Christus, dat ze smaad moet verdragen, of om haar eigen gemoraliseer, machtsdenken en spirituele irrelevantie. En dan heb ik het zeker niet alleen over de Kerk van Rome.

Laat me dat laatste nog wat toelichten. Want, zoals eerder gezegd, ben ik wat teleurgesteld in dit boek van Bodar. Misschien had ik ook teveel verwacht. Misschien had ik verwacht dat Bodar mij zou helpen om christen te zijn in 2010, om de mensen om mij heen werkelijk te begrijpen. Ik zoek naar de relevantie van het christelijke geloof voor mijn tijdgenoten die niet met dit verhaal zijn grootgebracht. En juist op het vlak van spiritualiteit zijn er talloze aanknopingpunten. Wat is het verlangen in het menselijk hart waar het christelijk geloof op reageert? Wat is de existentiële vraag waar de kerk op poogt te antwoorden? Het christelijk geloof zal zich moeten bewijzen in de context van 2010, niet in die van 1950.
Hoe anders klinkt Bodars collega Erik Borgman in Overlopen naar de barbaren (Kampen: Klement, 2009, zie ook de recensie van Bart van Egmond in Radix 36 (3), 247-249), die met een charmante flair zijn tijdgenoten tegemoet treed. Waar Bodar bedreigingen schetst, ziet Erik Borgman de mogelijkheden.
Onze tijd is zo slecht nog niet. De afbraak van de kerk van Rome en Reformatie heeft een belangrijk voordeel: er ontstaat een lege ruimte waarin de kerk zichzelf en haar Heer kan herontdekken. De huidige tijden bieden prachtige kansen voor een hernieuwd contextueel relevant christelijk geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Radix | 72 Pagina's

Tot dienen geroepen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Radix | 72 Pagina's