Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AANDACHT VOOR HET KIND*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AANDACHT VOOR HET KIND*)

BEZINNING / ACHTERGROND

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanwaar die bijzondere aandacht heden ten dage voor het kind? Is het een schuldbewuste poging om een bepaalde vorm van verwaarlozing van het kind te corrigeren? Of zijn er misschien bekende en onbekende gevaren die het kind bedreigen, en moeten we trachten het daartegen te beschermen? Wat is er aan de hand met het kind? Er moet toch een verklaring te vinden zijn voor al die activiteiten, die bv. tezamen het jaar 1979 maakten tot het jaar van het kind!

I. Algemeen beeld van onze samenleving

Laten we een ogenblik stilstaan bij de ontwikkelingen die geleid hebben tot het huidige beeld van onze samenleving, waarvan ook het kind deel uitmaakt. Wat zijn in onze westerse samenleving de meest in het oog vallende veranderingen die hun stempel zetten op de maatschappij van vandaag? In de eerste plaats wil ik wijzen op de zeer tegenstrijdige, om niet te zeggen paradoxale tegenstellingen binnen de verschillende structuren, en in de visies op die structuren. Ik noem er enkele.

1. Allerwegen grijpt het spook van de werkloosheid om zich heen. We zitten met een paar honderduizend mensen zonder baan. Daartegenover vertoeven hier tienduizenden buitenlandse arbeiders. Ondanks die 200.000 werklozen moeten bepaalde bedrijven (o.a. een scheepswerf in A'dam) miljoenenorders annuleren, omdat genoemd bedrijf geen 300 geschoolde arbeiders kan vinden. Een ander bedrijf, dat autobussen maakt, moet een order van 40 miljoen afzeggen wegens personeelsgebrek. Fokkers vliegtuigbouw heeft de grootste moeite om 500 banen vervuld te krijgen. Oud-minister Van Veen, voorzitter van VNO, merkte enkele weken geleden op dat er voor onze economie meer gevaar dreigt van de overspannen arbeidsmarkt dan van de werkloosheid.

2. Een andere tegenstrijdigheid: terwijl allerwegen de misdaad toeneemt, vooral in steden, worden gevaarlijke delinquenten ondergebracht in 'open gevangenissen', waaruit sommigen na verloop van tijd prompt weten te ontsnappen, zodat ze op vrije voeten rondlopen en een ernstige bedreiging vormen voor de persoonlijke veiligheid van de burger.

• Wat hier volgt is de tekst van een referaat dat de schrijver van dit artikel in sept. '79 heeft gehouden op de Zeeuwse Scholendag te Kapelle- Biezelinge. De titel is gewijzigd.

3. Er wordt veel gesproken en geschreven over een dreigend energietekort. Maar wat zien we dagelijks om ons heen? We leven opgewekt verder alsof er niet aan de hand is. Nonchalant wordt er met de energie omgesprongen. En d& ar doen we allen aan mee.

4. Nimmer hebben de mensen in zulke concentraties bij elkaar gewoond. Denk aan de moderne mensenpakhuizen en huurkazernes. Maar nimmer ook is de mens temidden van al die op elkaar gestapelde huizen zo eenzaam geweest!

5. Tenslotte zijn er zeer tegenstrijdige opvattingen in verband met vragen die het leven van het kind betreffen. Enerzijds zien we dat het lot van het kind in vele opzichten verbeterd is: ik denk o.a. aan de zuigelingenzorg, aan betere voedingswijzen, betere huisvesting, aan gezonder en comfortabeler schoolgebouwen, aan goede sportaccommodaties, aan vakantiekampen, aan gehandicaptenzorg, enz.

Maar anderzijds zien we dat ondanks de betere positie waarin onze kinderen verkeren, steeds meer ouders minder of helemaal geen kinderen willen. De motieven daarvoor zijn velerlei. We gaan daar hier nu niet dieper op in. Genoeg hiervan om u een idee te geven van het voor waarnemers- en dus ook voor het opgroeiende kind- chaotische in het denken en handelen van onze samenleving.

Als tweede algemene tendens in het beeld van onze maatschappij zie ik de normloosheid die steeds driester vormen aanneemt. Deze normloosheid is ^A. deels te verklaren uit de bovengeschetste ontwikkelingen. Wanneer ril. zulke lijnrechte tegenstellingen zich openbaren in het patroon van de samenleving wat betreft de morele gedragingen, is het geen wonder dat het vertrouwen in het gevoel vóór de normen teloor gaat. Nog sterker: wanneer de wetgever oogluikend toelaat dat de vigerende wetten met voeten worden getreden: abortuswet, zedelijkheidswet, zondagswet, dan is een toestand van wetteloosheid, dus van normloosheid, van bovenaf gesanctioneerd. Een dergelijk verschijnsel zorgt voor een sneeuwbaleffect: ook op andere terreinen meent men het met de wet niet zo nauw te moeten nemen, en een stijging van het aantal overtredingen is het resultaat.

Hiermee ben ik in de buurt gekomen van een derde sociaal verschijnsel dat ik u wilde noemen: Agressie en geweld. Een bekende Amerikaan heeft onlangs gezegd: de huidige wereld is ziek van geweld. Voor een verklaring van de agressie kunnen we o.a. bovengenoemde inconsequente houdingen en tegenstrijdigheden aanvoeren, maar dat is maar een gedeeltelijke verklaring. Het verschijnsel van agressie is zeer gecompliceerd. Dr. Derksen wijst in De Vacature van juni 1979 op diverse oorzaken. Als zodanig noemt hij de nawerking van de Tweede Wereldoorlog en de gelijktijdige invloed van het Nationaal Socialisme. Verder het gevoel van vervreemding in deze maatschappij, de innerlijke leegte, angst, spanning en verveling. Een andere heel belangrijke factor is: gebrek aan liefde. Het is uit de psychologie bekend dat bij een tekort of gemis aan liefde men gemakkelijk komt tot agressie. Ook het ontbreken van een hogere zingeving aan dit leven, het gemis van een levensdoel, kan een oorzaak van geweldpleging zijn.

En als laatste oorzaak noemt Derksen de invloed van wat er dagelijks op de t.v.te zien is. Hier volgt een illustratie van deze invloed in de V.S. In

genoemd land ziet een schoolkind van 5-15 jaar gemiddeld 13.400 moorden op de beeldbuis. In ons eigen land ziet het beeld er aldus uit: per week gemiddeld 150 gewelddaden, waarvan 50 met dodelijke afloop. Als vierde in genoemde reeks van ontwikkelingstendenzen in onze maatschappij noem ik de gezagscrisis. Na alles wat ik zoeven aangestipt heb, is de uitholling van het gezag niet verwonderlijk, maar daarom niet minder noodlottig voor het hele mensdom.

Op alle terreinen doet de devaluatie van het gezag zich gelden. In gezin, school, kerk, fabriek, leger, kortom in alle geledingen onzer maatschappij. De orde in onze samenleving is nu eenmaal gebouwd op het gezag. Zonder dat is van een geordende maatschappij geen sprake.

II. Beeld van het huidige gezin

Na het schetsen van dit algemene beeld onzer samenleving iets over de hoeksteen van die samenleving, nl. het gezin. Let wel, ik zie het gezin nog steeds als de hoeksteen van de maatschappij. Ja, ik ben zelfs geneigd

te zeggen dat ik in de mening steeds meer word versterkt als ik de boven geschetste ontwikkelingen in onze samenleving signaleer. De Duitse dichter en schrijver Friedrich von Schiller heeft het twee eeuwen geleden aldus gezegd: Die Familie ist die Grundlage der natürlichenOrdnung. Maar volgens de felle feministen van vandaag wist die Schiller er ook al niets van, net zomin als de Bijbel. Van allerlei zijde, zelfs van zgn. christelijke kant, hoort men bovengenoemde stelling, nl. dat het gezin de hoeksteen van de samenleving is, bestrijden. Het felst door allerlei feministische groepen, die ik hier niet nader ga noemen. Als alternatieven voor het gezin worden dan genoemd het samenwonen zonder het zg. 'boterbriefje'; het volk heeft daar inmiddels een zeer beeldend woord voor gevonden, nl. 'hokken'. Verder noem ik de communes, het groepshuwelijk, het proefhuwelijk of i.d. Ook het 'centraal wonen' dat de laatste tijd in zwang komt, zie ik als een ondergraving van het gezin. Het huwelijk zoals God het heeft ingesteld en daarvan getuigenis geeft in Zijn Woord, is voor ons de enig aanvaardbare en verantwoorde wijze van samenwonen van man en vrouw. Wie zich omtrent deze kwestie nader wil oriënteren, raad ik aan zich het boek aan te schaffen van de Kamper hoogleraar prof. Van Bruggen, getiteld: Het huwelijk gewogen. Daarin wordt op bijzonder deskundige wijze de hoge waarde van het huwelijk op grond van de Bijbel geschetst. De Heere Zelf heeft het huwelijk ingesteld en het met Zijn bijzondere zorg omgeven. Ik verwijs in dit verband naar de Wet des Heeren. In het 5de het 7de en het 9de gebod heeft de Heere duidelijk aangegeven hoe belangrijk het huwelijk is en hoe Hij het tegen schadelijke invloeden van buitenaf maar ook van binnenuit heeft willen beschermen.

Hoe is het met het huidige gezin gesteld? Het beeld is niet opwekkend. Het aantal echtscheidingen neem schrikbarende vormen aan. Ook onze kring blijft wat dat betreft niet onaangetast. Onnodig te zeggen dat het kind hiervan het slachtoffer wordt.

De oorzaken van dit groot aantal mislukte huwelijken zijn velerlei. Ik zal proberen er enkele te noemen. Het extreem feminisme heeft hier ongetwijfeld nadelig gewerkt. Immers ten diepste miskent deze beweging de unieke plaats die God aan de vrouw in het gezin heeft toebedeeld. Ook het feit dat het gezin steeds 'opener' wordt, heeft, naast bepaalde voordelen, ongetwijfeld zijn nadelen. De invloeden van de tijdgeest, de hedendaagse maatschappelijke structuren en hun consequenties houden bij het gezin geen halt. Gevolgen: minder onderling contact, een langs elkaar heen leven, een vereenzaming, ja zelfs een vervreemding kan hiervan het gevolg zijn. Voor sommige leden is het gezin alleen nog een eet- en slaapplaats, het verricht de functie van cafetaria en motel. Van geestelijk contact is dan welhaast geen sprake meer. Een sterke individualisering is hiervan het gevolg. Maar tegelijkertijd betekent dit, zoals we reeds opmerkten, vereenzaming en vervreemding van het individu. De mens is krachtens zijn natuur een gezelschapswezen. Hij is uithoofde van zijn schepping en bestemming aangewezen op de ander. Dit feit kan men niet straffeloos negeren.

III. Beeld van het kind van nu

Ik geloof dat het nu tijd wordt na te gaan hoe de genoemde ontwikkelingen het beeld hebben bepaald van het kind in onze tijd. We letten dan zowel op

zijn lichamelijke als op zijn geestelijke ontwikkeling. Wat de eerste betreft: we wezen er reeds op, dat de levensomstandigheden aanzienlijk zijn verbeterd. Onze jongens en meisjes zijn qua lichaamsbouw op vaak opvallende wijze uit de kluiten gewassen. Bij de keuring voor de militaire dienst bijv. blijkt dat de gemiddelde lengte van de recruut toeneemt. Voeding, kleding, huisvesting, het is allemaal veel beter geworden dan vroeger. Toch moeten we voorzichtig oordelen. Is die toegenomen welvaart in alle opzichten zo gunstig voor de lichamelijke ontwikkeling? Werkt weelde en overvloed alleen in het voordeel van de mens? Krijgen onze kinderen het allemaal niet te gemakkelijk aangereikt? Moeten ze er nog enige moeite voor doen? Wennen ze nog wel aan zelfbeheersing, aan het zichzelf ontzeggen van overigens onschadelijke dingen? Worden ze nog wel gehard voor de komende strijd om het bestaan? Krijgen ze nog wel een bepaald uithoudingsvermogen mee in deze maatschappij die voor hen straks veeleisend, hard en onverbiddelijk zal blijken te zijn? Volharding en uithoudingsvermogen zijn twee eigenschappen die van grote waarde zijn voor het latere leven. Het zijn mede en misschien wel in de eerste plaats eigenschappen van de geest, waarbij de lichamelijke conditie ten zeerste betrokken is.

De Romeinen wisten dit al: mens sana in corpore sano: een gezonde geest in een gezond lichaam. Onze welwaart is in sommige opzichten schadelijk te noemen voor een gezonde ontwikkeling van lichaam en geest. In de eerste plaats kweekt de welvaartsstaat velerlei behoeften. Door reclame, door de sterk consumptief gerichte maatschappij, door de vele vrije tijd is er alle gelegenheid het lichaam te wennen aan, maar ook te verwennen met allerlei genotmiddelen. Denk in dit verband aan het sterk toegenomen drankgebruik.

In de tweede plaats ontbreekt door een zekere mate van weelde de noodzakelijke prikkel om zich voor een gewenste zaak in te spannen. En juist de prikkels hebben hun vormende taak t.a.v. de volharding en het uithoudingsvermogen waarover we zoeven spraken en die voor de totale vorming onmisbaar zijn.

Anderzijds mogen we niet ontkennen dat het kind van nu, vergeleken met dat van vijftig a zestig jaar geleden, een voorsprong heeft qua psychische ontwikkeling. Allerlei factoren werken daaraan mee. Niet het minst de hoge vlucht van de techniek, waardoor het kind van jongsaf een schat van informatie wordt aangereikt die het kind van vroeger moest missen. Het verkrijgt door middel van radio, t.y., cassette- en bandrecorder, transistors allerlei kennis op een breed terrein. Door de stroom van jeugdlektuur en door het feit dat meer dan 90% van onze kinderen naar de kleuterschool gaat, hebben ze zich vaardigheden eigen gemaakt die hun leeftijdgenootjes vroeger niet kenden. Vergeet verder niet de enorme stroom speelgoed, waaronder ook gemechaniseerd, waardoor ze reeds vroeg kennismaken met diverse technische vaardigheidjes en geheimpjes. Ook het inventieve speelgoed, bijv. de enorme vlucht van lego, mag hier zeker niet vergeten worden. Dit alles draagt ertoe bij dat een kind van zes jaar nu over heel wat zakelijke informatie beschikt, zij het ook dat dit kennismateriaal nog vrij ongericht en niet in alle opzichten geïntegreerd is. Vooral hier komt uit dat het kind, behalve zijn natuurlijke opvoeders, talrijke mede-opvoeders heeft. Straks hoop ik daar nog even

op terug te komen.

Parallel met het boven genoemde loopt de taalontwikkeling. Uiteraard is deze zeer sterk bepaald door het milieu waaruit het kind komt. En nu blijkt, tegenovergesteld aan wat we wellicht zouden verwachten, bij nader onderzoek, dat op dit terrein steeds groter wordende verschillen zich openbaren bij de schoolbevolking van kleuter- en lager onderwijs, met name in de grote steden. Onnodig op te merken dat dit problemen geeft bij het onderwijs.

IV. Consequenties van boven genoemde veranderingen voor het onderwijs

Laten we ons gaan bezinnen op de vraag: hoe verwerken we genoemde ontwikkelingen in kind en maatschappij nu bij ons onderwijs? Hoe bepalen we de methode van onderwijs geven en de inhoud daarvan? We kunnen als christelijke opvoeders er niet omheen dat de mens, dus ook het kind, in de eerste plaats in relatie staat met God, zijn Schepper. Dit is de verticale lijn in het leven van een ieder van ons, om het even of we dit geloven of niet. God alleen heeft recht op onze totale inzet voor Hem. Kortom: Hij is waardig geëerd, gediend en gevreesd te worden, zoals een ouderwetse uitdrukking het formuleert. De Bijbel geeft op het

punt van opvoeding en onderwijs geen onzeker geluid te horen. Maar nooit te voren stond in onze westerse samenleving de bijbelse visie aan zulk een zware kritiek bloot als in onze dagen. Het lijkt er wel naar dat zelfs voor sommige christelijke scholen de Bijbel als richtsnoer heeft afgedaan.

Alleen als we ons in alle ootmoed, eenvoud en gehoorzaamheid door Gods Woord laten leiden, kan er sprake zijn van waarlijk christelijk onderwijs. Ik herhaal met grote nadruk: in alle ootmoed en eenvoud. Een eenvoudig kinderlijk geloof is het kostelijkste instrument in de opvoeding. Gelukkig die man of vrouw voor de klas die zulk een geloof door genade heeft ontvangen.

Misschien denkt iemand: ja, dat is gemakkelijk gezegd, maar nu de praktijk!

Wanneer echter het besef van deze zaken bij ons levendig is, hebben we een uitgangspunt dat ons zekerheid biedt, en een doel waarop we moeten aansturen. Deze twee dingen zijn zo brood- en broodnodig in onze verwarde, chaotische tijd. Een beginpunt en een eindpunt, daartussen ligt een weg.

Het uitgangspunt: van nature kinderen des toorns, door genade kinderen des koninkrijks. Daartussen ligt iets: de waarachtige wedergeboorte. De kennis van deze zaken mogen we onze kinderen niet onthouden. Met ernst en liefde en in de grootste eenvoud moeten we ze daarover vertellen. Maar dat niet alleen: ons leven moet in overeenstemming zijn met wat we ze vertellen. Ik geloof dat er van onze dagelijkse handel en wandel in en buiten school minstens evenveel invloed zal moeten uitgaan als van alle wijze lessen.

Het eindpunt: 'Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust" (2 Tim. 3:17). Wat is dat een prachtige doelstelling! Daar hoeft niets bij en daar hoeft niets vanaf! Thans iets over het tweede aspect: de relatie kind-samenleving, de horizontale lijn dus. Hier komen de praktische vragen:

1. Moet de school het karakter van de toekomstige maatschappij bepalen of juist andersom: moet de bestaande maatschappelijke orde het model

van onderwijs en opvoeding gestalte geven? 2. Moet het kind in het leerproces voorop gaan en de onderwijzer volgen of is ook hier het omgekeerde te prefereren?

Wat de eerste vraag betreft: ik geloof dat deze vraagstelling niet juist is. Geen van de genoemde alternatieven is voor ons het ideaal. Nog niet zo lang geleden werden we telkens verontrust door geluiden, ook uit kringen die nauw met de regering verwant waren, die spraken over de school als medium om de bestaande maatschappelijke structuren om te turnen. De mogelijkheid van indoctrinatie van ons onderwijs door progressieve groepen was daarbij niet ondenkbaar. Wanneer deze bedoeling zou hebben voorgezeten bij het kabinet-Den Uyl, dan is men van de zijde van het christelijk onderwijs, maar ook van liberale kant terecht hiertegen opgekomen. Die taak heeft de school niet.

Evenmin echter is het de taak van de school om bestaande structuren te helpen in stand houden, dus om een politieke en staatkundige status quo te handhaven. De school is geen politieke organisatie. Zij heeft, wat de horizontale lijn betreft, tot taak het kind voor te bereiden op de plaats die

het straks in de samenleving moet innemen. Dit wil overigens helemaal niet zeggen dat er op school niet over politiek gesproken zou mogen worden. Dat is een andere zaak. Ik hoef in dit verband niet eens te spreken over het milieubederf, het zindelijk houden van onze omgeving, eerbied voor en liefde tot de levende natuur, het gedrag in het verkeer. Deze onderwerpen hoeven we niet discutabel te stellen. Maar behalve genoemde items zijn er nog tal van andere die wel politiek geladen zijn, en die mogen en kunnen we niet uit de weg gaan. Bijvoorbeeld:

l.Mag abortus in vrijheid worden toegepast of is abortus moord? 2. Spreken we over de noodzaak van nationale weerbaarheid of over volledige ontwapening? 3. Geven we onderwijs uitsluitend in staatsscholen of moet er vrijheid van onderwijs zijn? 4. Beschikt de mens zelf over zijn leven of erkennen we Gods souvereiniteit in leven en sterven?

En zo zouden we nog wel even door kunnen gaan. Een bewijs hoe nauw school en maatschappij in elkander grijpen. De school, zeker de middelbare, kan deze vragen niet omzeilen, er moet een antwoord op gegeven worden. Dit antwoord moet gefundeerd zijn in Schrift en Belijdenis. Het gaat hier om waarden die onveranderlijk zijn, die absolute betekenis hebben. Zonde blijft zonde en het criterium daarvoor is niet afhankelijk van de tijd waarin we leven of van de publieke opinie. Als we ons daarnaar zouden moeten richten, zou men b.v. op sexueel gebied vrijwel geen normen meer in acht behoeven te nemen, zou men de zondagsheiliging afschaffen, zouden er in de verhouding man-vrouw-maatschappij heel andere regels gaan gelden. Kortom, er zou van een leven naar Gods wet, zoals die in de Tien Geboden ons is gegeven, niets meer te vinden zijn. Nu de tweede vraag: de verhouding kind-opvoeder. Het is nodig bij beantwoording van deze vraag zich niet het hoofd op hol te laten brengen door allerlei kreten en leuzen van dolgedraaide progressieve groepen. Een van die kritische leuzen is: ons onderwijs is autoritair. Dit begrip is voor velen ongeveer hetzelfde als misdadig. Autoritair zijn is zondigen tegen de goede norm, zegt men. Deze en soortgelijke opvattingen moeten we plaatsen in het kader van een tot in het absurde doorgevoerde emancipatiezucht, waarbij voor een bindende gezagsnorm nog slechts een zeer smalle marge overblijft. De mens moet mondig zijn, hoort men van de daken prediken. Dit geldt ook voor het kind. Vandaar het oprichten van kinderraden. Het kind moet inspraak hebben in de zaken die het leerproces aangaan, en in de dagelijkse gang van zaken op school. Het lijkt er veel op dat het onderwijs eenzelfde structuur krijgt als de maatschappij met zijn vakbonden, dus in wezen een socialistische structuur.

Eén ding mogen we toch zeker niet uit het oog verliezen en dat is: we worden geroepen kinderen op te voeden. Wat houdt dat woord in? Het is duidelijk dat bij deze handeling sprake is van een relatie kind-volwassene. De opvoeder helpt het kind op de weg naar de volwassenheid. Hij moet met zijn kennis en ervaring het de weg wijzen. Die kennis en ervaring verlenen hem autoriteit, zoals we ook spreken van iemand die een autoriteit is p het gebied van bijv. plantenziekten. Dat verleent hem gezag. Zo gaat het in een geordende maatschappij. Het is dwaas en onjuist aan deze natuurlijke gezagsverhouding te gaan tornen.

Bij de opvoeding is er dus sprake van leiding geven, van gezag uitoefenen enerzijds, en van gehoor geven (gehoorzaam zijn) en volgen anderzijds. Dat wil niet zeggen dat hierbij geen rekening zou moeten worden gehouden met de eigenschappen, de belangstelling, de geheel eigen plaats die het kind inneemt. Goede individuele contacten tussen opvoeder en kind zijn daartoe onmisbaar. Hoe spontaner en intensiever dit contact is, des te beter. De persoonlijke invloed van een opvoeder op het kind is van niet te onderschatten belang.

Een van de consequenties in onze moderne maatschappij wat betreft de vorming van het kind is het feit van de vele mede- opvoeders. We wezen er reeds op dat het gezin aan functie heeft verloren, ook wat betreft de opvoeding. Er heeft een verschuiving van taken plaats gevonden van het gezin naar de school. Het kind van nu volgt ruw geschat van zijn 4de tot zijn 18e jaar een of andere vorm van onderwijs. Onnodig te zeggen dat de taak van de school daarmee vele malen belangrijker en verantwoordelijker is geworden. Daarnaast zijn er echter nog allerlei-opvoeders, die alle meer of minder hun invloed op het kind uitoefenen: de kerk, het jeugdwerk, vrienden en vriendinnen, het straatbeeld, de media, de lektuur, om slechts enkele te noemen. Het gevaar voor een zekere gespletenheid in het opvoedingspatroon is hierdoor niet denkbeeldig. Die mede-opvoe-

ders varen vaak verschillende koersen die onderling van elkaar atwijken, maar soms ook van dat van thuis. Deze discrepantie in het opvoedingspatroon, in het doen en laten van de verschillende opvoeders, kan het kind in de war brengen, het een gevoel van onbehagen, van onzekerheid geven. Er is niets wat schadelijker is dan dat. Het jeugdige kind moet vertrouwen kunnen stellen in zijn opvoeders. Het heeft, vooral op jonge leeftijd, behoefte aan steun, aan vastheid. Ook in geestelijke zin. Het kind is nog niet rijp voor relativerende beschouwingen die ons in de mist laten. Het vraagt op bepaalde punten definitieve antwoorden. Het is de kinderlijke psyche eigen een keus te maken: zus of zo. U hebt als pedagogen daarmee op school dagelijks te maken. Er is niets waaraan een kind meer hekel heeft dan aan een onduidelijk antwoord, een oplossing waarmee het alle kanten op kan. Bijv.: bij ontleden of bij woordbenoeming neemt het er geen genoegen mee als je als antwoord geeft: dit woord is een bijvoeglijk naamwoord, maar je mag het ook een bijwoord noemen! Ze kijken je dan ongelovig aan, ze vertrouwen je niet, hun zekerheid is aan het wankelen.

Dit geldt in nog sterkere mate bij de geestelijke normen. Mag iets: ja of nee? Een volwassene zal de zaak van diverse kanten benaderen. Alzo niet het kind. De les die we hieruit kunnen putten is: wat de ene opvoeder (gezin) bijbrengt, mag een andere opvoeder (school, club, kerk etc.) niet afbreken. Dat is, hoop ik, voor ieder een duidelijke zaak. De opvoeding moet homogeen zijn. Gezin en school mogen geen verschillende koers varen.

Na de boven gesignaleerde veranderingen in maatschappij en gezin, en de invloeden daarvan op de structuur van het kind, is het duidelijk dat we daarmee rekening moeten houden bij onderwijs en opvoeding.

Het kind van nu

Ik wil in dit verband wijzen op enkele in 't oog springende eigenschappen van het kind van nu.

Het is gewend geraakt aan een grote hoeveelheid prikkels van buitenaf, die onbewust en voortdurend op zijn geest inwerken: prikkels van de enorme geluidsproductie in onze tijd, zoals het verkeer, bouwactiviteiten, amusementsmuziek door radio's, transistors, cassettes, etc; visuele prikkels door reclame-posters, flitsende neonteksten, opschriften, spandoeken, muurpropaganda, ideogrammen in stations en openbare gebouwen, teveel om op te noemen. Voeg daarbij de blikvangers in grote warenhuizen en winkels, de onafgebroken stroom van informatie, zowel mondeling als via teksten, door radio en televisie, en we behoeven niet verwonderd te zijn, wanneer het kind niet zo gemakkelijk meer te boeien is door woord of beeld. In ieder geval niet langdurig en niet zo geconcentreerd.

De concentratie op de leerstof is dus wat moeilijk bij velen. Ze zijn vlug afgeleid. De opvoeder dient hiermee terdege rekening te houden. Enerzijds is nodig oefening in aandacht en concentratie, anderzijds kort en bondig in heldere taal informatie en uitleg geven. Er moet vaart, dynamiek en afwisseling in het lesgeven zitten. Dan zal men dit type kind het best van dienst zijn.

Hiermee samenhangend is het verschijnsel van het slecht kunnen luiste-

ren, of het onnauwkeurig opnemen van bevel of opdracht. Ik meen dat we hieraan speciale aandacht moeten schenken, want in onze sterk gemechaniseerde maatschappij is grote behoefte aan zeer nauwkeurig en stipt werken. Denk o.a. aan het precisiewerk voor de fabricage van geneesmiddelen, auto's, vliegtuigen. De luisteroefeningen bij het taalonderwijs vind ik een voortreffelijk middel om dit gebrek aan te vullen. Men heeft wel eens smalend gesproken over de vroegere school als een luisterschool, en misschien terecht: het moest meer een doe-school worden. Maar vergeet niet, dat een kind een opdracht pas correct kan uitvoeren, dus kan dóen, als het eerst met alle aandacht geluisterd heeft naar die opdracht.

'Eilanden van hoop'

Ik wil eindigen met een paar opmerkingen over de godsdienstige opvoeding der kinderen. Er is onlangs in Brussel een rapport verschenen onder de titel: 'De kinderen. De morele en godsdienstige opvoeding van het kind in de westerse samenleving'. Het is van de hand van prof. Kerkhofs, een pater jezuïet. Zijn conclusies uit een onderzoek dat hij naar de in de titel genoemde zaken heeft verricht, hebben ook ons wat te zeggen. De voornaamste conclusie is wel deze dat hij onze christelijke samenleving geheel ziet afbrokkelen. Het uiterlijke christendom zal steeds minder automatisch van het ene geslacht overgenomen worden door de volgende generatie: M.a.w. de afval van de kerk zal schrikbarend toenemen. De jongeren zullen in steeds groter aantal geen behoefte meer hebben zich nog bij een kerk aan te sluiten. In Duitsland krijgt 2/3 van de kinderen uit christelijke gezinnen zelfs nauwelijks nog een godsdienstige opvoeding. In de Franse steden loopt dit percentage al op tot 65%.

Prof. Kerkhofs voorziet dat sommigen van deze jongeren zich tot bepaalde sekten zullen wenden en misschien ook nog enkelen tot de kerken, die 'eilanden van hoop' zouden kunnen zijn, zoals hij het uitdrukt.

Wat heeft dit rapport ons te zeggen ? Wel dit: in de toekomst zal het meer dan ooit gaan om een persoonlijke, eigen overtuiging. Duidelijker gezegd: om een persoonlijk verworven geloof, om persoonlijke wedergeboorte en bekering. U zult zeggen: maar daar gaat het toch altijd om, vroeger en nu? Zeker. Een christen voor de vorm is geen christen. De kerk, en dus ook de christelijke opvoeding, gaat een zware tijd tegemoet. Het persoonlijke belijden zal op de proef gesteld worden. De uiterlijke godsdienst zal steeds meer een uitgeholde, lege vorm blijken. Alleen een waarachtig levend geloof, gewerkt door Gods Geest, zal die algemene afval kunnen doorstaan. 'Wie volharden zal tot het einde, zal zalig worden'.

Geve de Heere dat onze christelijke scholen temidden van dit algehele verval pal mogen staan voor een opvoeding naar Schrift en Belijdenis en met Gods hulp zo mogen fungeren als 'eilanden der hoop'.

J. Koppejan

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1980

De Reformatorische School | 48 Pagina's

AANDACHT VOOR HET KIND*)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1980

De Reformatorische School | 48 Pagina's