TWEEDE KAMER

De vorige week dinsdag kwam de Kamer bijeen voor het afdoen van een korte, maar niettemin belangrijke agenda, aangezien daarop vermeld werd, dat door de Voorzitter en de Minister-President een gelukwens zou worden uitgesproken naaraanleidmg van de geboorte van prins WiUem-Alexander, zoon van H.K.H. Prinses Beatrix en Z. K. H. Prins Claus.

De Voorzitter hield de volgende toespraak:

Geachte medeleden.

Op donderdag 27 april des avonds was ik in de gelegenheid de vreugde te beluisteren in de woorden van een trotse grootvader, toen hij, in een gezelschap bijeen op uitnodiging van de Koning van Nepal, de geboorte van een welgeschapen kleinzoon bekend maakte. Deze vreugde heeft zich daarna verspreid onder ons volk dat zich spontaan uitte bij de geboorte van de jonge Prins, zoals ook het geval was in de beide andere landen van het Koninkrijk.

Ook Ln 's lands vergaderzaal waar het hEirt klopt van onze parlementaire democratie wil ik gaarne uiting geven aan blijdschap bij de geboorte van Prins Willem-Alexander. Ik verbind daaraan een hartelijke gelukwens voor de ouders, de grootouders en de verdere familieleden van de jonggeborene.

Moge de jonge Prins een bron van geluk blijven voor zijn ouders. Wij hopen Prinses Beatrix weer spoedig stralend te midden van ons volk te zien, weer volop meelevend met het wel en wee van ons land.

Ik zei zo juist dat ik ook in deze vergaderzaal uiting wilde geven aan een gevoel van blijdschap. Dit bijzonder gebeuren — namelijk de geboortevan een kind, dat krachtens de Grondwet tweede in de lijn van de troonopvolging is — kan te zijner tijd belangrijke staatsrechtelijke gevolgen hebben. Het is dan ook duidelijk dat, aUeen al om dié reden, in de constitutionele en de erfelijke monarchie zoals wij die ken- nen en zoals die in de Grondwet verankerd ligt, deze nieuwe loot aan de oude stam ons, als zo vaak in het verleden, opnieuw in herinnering brengt de band van ons volk met het Huis van Oranje. Immers vanaf het ontstaan van onze Natie hebben beide eikaars lief en leed gedeeld. Nu een nieuwe generatie van de Oranjes zich heeft aangediend is het een dag van Hef waarop het Nederlandse volk van harte met de Koninklijke familie meeleeft.

Ik spreek bij deze gelegenheid de hoop uit, dat voor Prins Willem-Alexander een toekomst moge zijn weggelegd, waarin hij op eigen en eigentijdse wijze ons volk zal weten te dienen. Ik realiseer mij daarbij zeer wel dat de levensweg van een Prinsenkind tegenwoordig minder dan ooit over rozen gaat; de eisen die aan zijn persoon worden gesteld zijn uiterst zwaar. Nochtans zai de jonge Prins zich kunnen spiegelen aan het voorbeeld van vele Oranjes die ook in moeilijke omstandigheden zo ten voUe met het wel en wee van ons volk wisten mee te leven. Ik denk daarbij voor onze generatie in het bijzonder aan Koningin Wiüielmina en Koningin Juliana.

Geachte medeleden, zo dadelijk — na een korte schorsing — zal ik bij de regeling van werkzaamheden aan de Kamer voorstellen mij te machtigen tot het verzenden van twee brieven van gelukwensen aan Hare Majesteit de Koningin en Prins Bernhard en aan het Prinselijk paar.

Ik moge besluiten met het uitspreken van de wens dat Prins Willem-Alexander bij de vervulling van de beste tradities van zijn geslacht onder Gods onmisbare zegen zijn bijdrage moge leveren aan het geluk en welzijn van ons voUc.

Na deze toespraak hief de Voorzitter het „Lang leve prins Willem-Alexander" aan, waarop hij en aUe aanwezige Kamerleden behalve de fraktie van D' 66, een driewerf hoera lieten volgen.

De P.S.P. en C.P.N.-frakties deden hieraan ook niet mee, want zij waren bij de toespraken van de Voorzitter en de Minister-President afwezig.

Laatstgenoemde merkte onder meer op, dat de leden van het Huis van Oranje hun tijd hebben verstaan, waardoor wij een stelsel konden behouden, waarbij onze rechten en vrijheden veilig zijn. Zo is de geboorte van een kind uit dit geslacht een reden tot blijdschap en dankbaarheid voor het gehele Nederlandse volk. Voorts wees de heer De Jong er op, dat zowel de volksvertegenwoordigers als de regering een grote verantwoordelijkheid dragen tegenover dit kind, dat eenmaal geroepen kan worden om ons land te regeren. Hij besloot met uiting te geven van gevoelens van trouw aan dit jongste lid van het Huis van Oranje, op wiens leven Gods zegen moge rusten.

Nadat de vergadering voor tien minuten geschorst was, las de Voorzitter de inhoud van de twee aangekondigde brieven met gelukwensen voor.

De vier leden van de P.S.P.-fraktie waren nu wel aanwezig. Toen de voorzitter vroeg of de Kamer met de inhoud der brieven accoord ging en of nog iemand het woord erover verlangde kwam alleen de heer Van der Spek, één der P.S.P.-Kamerleden naar het spreekgestoelte om te verklaren, dat, hoewel hij zich verheugde over het geluk van elke jonge moeder, hij zich toch met het verzenden dezer brieven niet kon verenigen, omdat hij aan het zenden van gelukwensen in dit geval een politieke strekking toekende. Deze verklaring werd door hem persoonlijk afgelegd en dus niet namens zijn andere fraktieleden.

Wel voegde de heer Van der Spek er nog aan toe, dat hij er van overtuigd was, dat zijn standpunt door een niet gering aantal Kamerleden werd gedeeld. Kennelijk doelde hij hierbij op de communisten, een deel van de P.v.d.A. en misschien ook van D' 66.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen