Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Na 125 jaar: De gebeurtenissen van 1853

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Na 125 jaar: De gebeurtenissen van 1853

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om de ook in de Nederlanden doordringende hervormingsbeweging beter te kunnen bestrijden, voerde paus Paulus IV na overleg met de landsheer Philips II een nieuwe kerkelijke indeling in: 1559. Er kwamen drie aartsbisdommen (o.a. Utrecht) en vijftien bisdommen (w.o. Haarlem, Leeuwarden, Groningen, Deventer, Middelburg, Den Bosch, Roermond). Het succes van de Opstand tegen Spanje maakte omstreeks 1580 een eind aan deze indeling, voor wat grote delen van ons land betreft. Het bestuur over de rooms-katholieken in ons land werd nu gevoerd door „apostolische vicarissen" zoals Vosmeer (1581), Rovenius (1614) en Neercassel (1663). Zij waren, hoewel onder buitenlandse titels gewijd, opvolgers van de laatste, in 1581 gestorven, aartsbisschop van Utrecht, Schenk van Toutenburg.
De apost. vicarissen en de onder hen gestelde wereldgeestelijken hadden altijd veel hinder van de rechtstreeks van Rome afhankelijke missionarissen. Vooral Jezuïeten. In Engeland was het net zo. Een Brits geestelijke schreef in 1597: „Als een priester een geschikte standplaats heeft, zullen de Jezuïeten niet rusten, voordat zij hem eruit verdreven hebben en zulks met gemene middelen". (W. Walsh: Populär Protestant Tracts). De wrijving tussen seculieren en regulieren, tussen nationaal of bisschoppelijk katholicisme en internationaal of pauselijk katholicisme is voorgoed (?) geëindigd met het Eerste Vaticaans Concilie van 1870, toen de onevenwichtige en autoritaire paus Pius IX zich de unieke positie liet geven van onfeilbaar opperherder en universeel bisschop. Tot de be-angste kardinaal Guidi zei hij bij die gelegenheid: „Ik ben de traditie!". Zoiets tekent deze paus.

In de 17e eeuw beklaagden de in ons land werkzame Jezuïeten zich voortdurend bij het hof in Rome over de apost. vicarissen Rovenius en Neercassel. Zonder resultaat, maar in 1704 wisten zij de apost. vicaris Codde te doen afzetten na de toen gebruikelijke beschuldiging van jansenisme. Deze uit Frankrijk afkomstige stroming (genoemd naar de Leuvense hoogleraar Jansenius) was een reactie op theologie en praktijk van de Jezuiëten, die de betekenis van de menselijke wil en de rol van de biechtvader in het heilswerk schromelijk overschatten. Met alle kwade gevolgen!
Een periode van verwarring voor de „Hollandse missie" volgde. Er waren geen apost. vicarissen meer en het bestuur werd vanuit Keulen of Brussel gevoerd door de pauselijke internuntii. Ten einde raad handelde het Utrechts kapittel in 1723, volgens oudkerkelijk gebruik, en koos, na gunstig advies van buitenlandse r.k. theologen, als aartsbisschop van Utrecht de Leidse pastoor Steenoven. De tijdelijk in ons land vertoevende Franse missiebisschop Varlet - ook een slachtoffer van jezuïetenintriges - diende Steenoven de bisschopswijding toe. (Deze wordt door Rome als geldig erkend). Later kwamen er nog bisschoppen van Haarlem (1741) en Deventer (1757) bij. Rome legde zich natuurlijk niet neer bij de pogingen van een deel der Nederlandse geestelijken om een eigen episcopaat te krijgen. Zo ontstond de Oud-Katholieke Kerk.

De grondwet van 1848 - geesteskind van Thorbecke - had vrijheid van godsdienst gebracht. Rome profiteerde van de opheffing van het regeringstoezicht om, evenals dat in 1850 in Engeland het geval was, de bisschoppelijke hiërarchie te „herstellen". (Men deed alsof het in 1723 ingestelde episcopaat niet bestond). Op 7 maart 1853 deelde Pius IX aan de in consistorie vergaderde kardinalen mede, dat hij bij apostolische breve (brief) van 4 maart de r.k. hiërarchie in Nederland had hersteld. Zonder overleg met de regering. Onze gezant te Rome werd pas op 12 maart ingelicht. Op 18 maart werd het officiële stuk gepubliceerd.
Breve en allocutie (toespraak tot de kardinalen) waren „onvoorzichtig en hatelijk" (Blok: Geschiedenis van het Nederiandse volk, IV). De paus sprak over „de vijandige mens die onkruid heeft gezaaid" (Mattheus 13 VS 38, 39). Hiermee bedoelde Pius IX de „dwaalleer" van Calvijn. Het jansenisme (lees: het oud-katholicisme) noemde hij „een monster en een pest". Verder werd nog gezegd, dat het „geweld der ketters" (in de 16e eeuw) de „wijngaard des Heren" - de R.K. kerk in Nederland - heeft verwoest.

Groot was de verontwaardiging over een en ander in brede kringen van het Nederlandse protestantisme. Te meer daar de protestanten kort te voren al gealarmeerd waren door berichten over een ergeriijk geval van r.k. onverdraagzaamheid in het groothertogdom Toscane. In dit buurland van de Kerkelijke Staat was het protestantse echtpaar Francesco en Rosa Madiai tot respectievelijk 4 jaar en 8 maanden tuchthuis en tot 3 jaar en 9 maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens „goddeloosheid". Er was namelijk in het huis van de Madiai's een Bijbellezing gehouden! Na een krachtig protest van de Britse regering, gevolg van een onstuimige zitting van het parlement, veranderde de groothertog op 15 maart 1853 deze straffen in verbanning.

Nadat het bericht over het herstel van de r.k. hiërarchie in de Nederlandse pers was verschenen, stelde de Hervormde kerkeraad van Utrecht een petitie aan de koning op, die doorgezonden werd aan alle kerkeraden. In het adres dat 200.000 handtekeningen kreeg, verzocht men de vorst de nieuwe bisschoppen niet te erkennen, omdat zij waren benoemd door een buitenlandse vorst. De regering, die neutraal wenste te blijven, had de koning geadviseerd geen deputatie te ontvangen, welke de petitie zou aanbieden.
Inmiddels was een grote actie op gang gekomen - de „Aprilbeweging" - van protestanten van elke richting, om op te roepen tot verzet tegen de plannen van Pius IX. Het protest nam allerlei vormen aan: dagbladartikelen, vlugschriften, preken, liederen, spotprenten, ja zelfs boycot van r.k. personen en winkels. „Nederland", aldus prof. Blok, „verdeelde zich in twee vijandelijke kampen, ja zelfs een burgeroorlog scheen te dreigen, zodat velen, ook sommige predikanten, op matiging aandrongen."
Er heerste grote opwinding in Amsterdam, toen Willem III daar in april 1853 arriveerde voor een officieel bezoek. Er had een petitie gecirculeerd uitgaande van de kerkeraden van Nederlandse en Waalse hervormden, benevens van die van Lutheranen en Remonstranten. Het stuk had ruim 51.000 handtekeningen gekregen! Op 15 april werd een commissie van 12 notabelen - onder wie de bekende ds. B. ter Haar - in audiëntie ontvangen voor het aanbieden van het verzoekschrift. In een bewogen toespraak bezwoer Ter Haar de koning het herstel der r.k. hiërarchie niet goed te keuren, omdat het geen zaak betrof van zuiver godsdienstige of kerkelijke aard. Willem III, wiens broer prins Hendrik uitgesproken positief stond tegenover de Aprilbeweging, gaf in zijn antwoord blijk van een zekere sympathie voor de adressanten.
Thorbecke en enige andere ministers boden daarop hun ontslag aan, wat hun gaarne werd verleend, hoewel zij een meerderheid in de Kamer hadden. Vanzelfsprekend heeft de Aprilbeweging geen wezenlijke verandering gebracht in de reorganisatie van de r.k. kerk. Nu, na 125 jaar, kunnen wij de vraag stellen in hoeverre de Aprilbeweging gerechtvaardigd was. Legaal gesproken natuurlijk niet, want de grondwet van 1848 waarborgde volledige vrijheid en gelijke bescherming voor alle kerkgenootschappen, maar het r.k. instituut is in feite geen kerk, maar vóór alles een totalitair machtsapparaat met de paus als onbetwist hoofd. Een predikant - gewezen r.k. priester - schreef ons eens: „Voor Rome is het hoofdprobleem: hoe komt de kerk aan macht?" Aan die macht moeten alles en allen onderworpen zijn!

Moreel echter waren onze protestantse voorouders verantwoord met hun Aprilbeweging. Zij voelden instinctief, dat het herstel van de r.k. hiërarchie een vergroot gevaar betekende voor onze nationale instellingen, die vruchten zijn van het protestantisme. Dat die instellingen - volksrechten en vrijheden - bij Rome niet veilig zijn moge blijken uit de volgende samenvattingen en citaten uit r.k. bronnen.
Nadat hij door speciale commissies lijsten had laten maken van „moderne dwalingen", veroordeelde Pius TX in 1864 in de encycliek „Quanta cura" en de Syllabus (lijst) 16 plus 80 stellingen. Als men het omgekeerde neemt van wat de paus verwerpt, leest men dat de mens niet vrij is in de keuze van zijn godsdienst. Er moet een r.k. staatsgodsdienst komen, waarbij de kerk geweld mag gebruiken om haar gezag te doen eerbiedigen. De r.k. kerk staat boven de staten, zodat zij bij een conflict het laatste woord heeft. De paus kan en moet zich niet verzoenen met vooruitgang en moderne maatschappijvormen.
In 1888 publiceerde zijn opvolger Leo XIII de encycliek „Liberias" over de ware vrijheid. Afgewezen worden de vrijheden van godsdienst, gedachte, drukpers en onderwijs. Het toelaten ervan zou immers betekenen, dat de dwaling dezelfde rechten zou krijgen als de (r.k.) waarheid. De realist Leo XIII, die een handiger politicus was dan zijn voorganger, tolereert godsdienstvrijheid - als een kleiner kwaad - daar waar Rome een minderheidspositie heeft. Komt er echter een „ommekeer ten goede", dan zal de (r.k.) kerk van de haar toekomende vrijheid gebruik maken en streven naar het volbrengen van de haar door God aangewezen taak. Gambetta noemde Leo „un opportuniste sacré", vrij vertaald iemand met een gewijd karakter die zijn huik (lange kapmantel) naar de wind weet te hangen.

Waartoe zo'n „ommekeer ten goede" zou kunnen leiden, kan men lezen in een artikel over de Inquisitie, dat in het januarinummer van 1895 verscheen in het onder de auspiciën van Leo XIII gepubliceerde tijdschrift „Analecta (bloemlezing) ecclesiastica". Daarin vinden wij de ontstellende uitroep: „O, gij gezegende vlammen van de brandstapel"! Men kan het nalezen in de autobiografie van P. von Hoensbroech: „Vierzehn Jahre Jesuit" (1909), deel I blz. 17. En in een werk over de dogmatiek schreef pater Lépicier, consultor van de congregatie voor de Geloofspropaganda, in 1910, met krachtige instemming van paus Pius X: „Niemand mag er aan twijfelen, of zij (de ketters) niet verdienen om door de dood weggerukt te worden uit het land der levenden", (blz. 194). Het citaat komt voor op pagina 171 van het boek van W. Monod: „Du protestantisme" (1928). De „mensenvriend" Lépicier is door Pius XI tot kardinaal verheven. Pius X is in 1954 heilig verklaard. Van Pius XII is bekend dat hij aanvankelijk sympathiseerde met de (niet communistische) autoritair geregeerde landen (Mr. Dr. J. C. de Meyere: „Het onbekende canonieke recht", 1974, blz. 35). In zijn kerstboodschap van 1942 eiste Pius XII als een fundamenteel recht op, het „recht om God te vereren". In het februarinummer 1947 van de „American Ecclesiastical Review" van de r.k. universiteit van Washington, is erop gewezen, dat de eis van de paus alleen gold voor de r.k. godsdienst!

Tenslotte nog een roomse stem uit Nederland. In „Het Schild" van jan. 1949 publiceerde prof. dr. C. P. Pauwels een artikel, waarin hij de verwachting uitspreekt dat het Nederlandse volk „over enkele tientallen jaren in meerderheid katholiek zal zijn". (Dus nu?). Met alle r.k. theologen verwerpt de schrijver neutraliteit van de staat en scheiding van kerk en staat. De staat moet de „ware godsdienst en de ware kerk (de r.k. dus) „erkennen en beschermen". Deze bescherming kan vele vormen hebben maar, gaat Pauwels verder, „men behoeft nog niet direct aan de brandstapels der inquisitie te denken, al zijn deze niet a priori uitgesloten". (!) Hoewel er vrijheid kan worden gelaten en respect getoond voor „een particuliere overtuiging", kan „die vrijheid niet worden toegekend aan een onwaar systeem of instelling". Voor wie te vroeg mocht juichen, voegt de dominicaan er nog aan toe, dat er onder de r.k. schrijvers geen communis opinio (algemeen heersende mening) bestaat omtrent inhoud en grenzen dier vrijheid. „Ze zou beperkt kunnen worden tot vrijheid om naar een ander land te verhuizen", waarschuwt Pauwels. De verwachting van de schrijver dat Nederland „over enkele tientallen jaren" (na 1949) overwegend r.k. zou zijn is niet bewaarheid. Evenmin als de voorspelling van een niet met naam genoemde rooms-katholiek uit 1853 die sprak: „Er is geen gave der profetie van node om te voorspellen, dat Nederland in het begin der 20e eeuw een rooms land zal zijn". (Citaat uit een studie van Baart de la Faille: Pius IX, 1878, blz. 71). Wij leven thans driekwart eeuw later.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1978

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Na 125 jaar: De gebeurtenissen van 1853

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1978

Protestants Nederland | 8 Pagina's