Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. dr. A. Troost, Is er vemieuwing van de gereformeerde theologie mogelijk? Reformatorische wijsbegeerte als onmisbare grondslag. Uitg. Stichting Ned. Geref. Seminarie (Zeegat 34, 3234 SJ Hellevoetsluis). 26 blz. f 13,50.

Deze brochure geeft de voordracht weer die prof. Troost op een studiedag van het Ned. Geref. Seminarie heeft gehouden om de hem gestelde vraag die de titel van deze brochure vormt, te beantwoorden. Hij beantwoordt de vraag bevestigend, acht ‘vemieuwing’ niet alleen mogelijk, maar zelfs noodzakelijk, al acht hij het ‘perspectief ervoor momenteel nog niet groot. ‘De overmacht van antiek heidendom en modern humanisme in onze Westerse cultuur, is niet het minst duidelijk in de levenssector van de wetenschap, inclusief de theologie’ (blz. 7). In de dan volgende dertien paragrafen wordt het antwoord dat in de ondertitel reeds in principe gegeven was, nader uitgewerkt. Enige wijsgerige vorming is wel gewenst om de schrijver in zijn betoog te volgen! Of ieder hem in zijn visie op mogelijkheid en noodzaak van ‘vemieuwing’ - vaak een eufemisme voor wat alleen verandering inhoudt - en de invulling ervan vólgen kan? Het is in elk geval de moeite waard er kennis van te nemen.

A. Kamsteeg, Een breuk te ver. De Open Brief tussen Vrijgemaakten en Nederlands Gereformeerden. Tweede druk. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen. 75 blz. f 17,50.

Onder de ‘buren’ - een vaker in ons blad gebruikt woord - die we in de Nederlandse samenleving rondom ons hebben, behoren de (vrijgemaakt) Geref. Kerken en de Ned. Geref. Kerken niet tot de versten. Als min of meer naaste buren het zó met elkaar oneens zijn, dat de een de ander buiten de deur zet, en je staat er vlakbij, er buiten en “ergens” er toch bij betrokken, dan is een eigen visie erop allerminst simpel te geven. De - vrijgemaakte - journalist Kamsteeg vereenvoudigt een en ander in zoverre dat hij niet schroomt te spreken over ‘een zwarte bladzijde in de geschiedenis’ van zijn kerken die ‘ook’ schuld hebben aan de breuk die bijna een kwart eeuw geleden leidde tot het ontstaan van de Ned. Geref. Kerken (blz. 62v.). Hij wil ‘bijdragen aan het opnieuw opzoeken van elkaar’ (8). Of hij met deze “bijdrage” daarin zal slagen? Wie zou dat niet hopen? Als we als kerken samenleven in het - om’t zo eens te noemen - éne lokaal van de gereformeerde confessie, moeten we dan per se direct in dezelfde bank zitten? En als we het dan ergens oneens over zijn, moeten we elkaar - met een zekere wellust en geweld - dan meteen het lokaal uitwerken? We kunnen het verschil verdoezelen (als in 1892) en elkaar pressen in die éne bank te gaan zitten (via een “vergadering”-eenheid, vastgelegd in een “notulen”-eenheid). We kunnen verschil ook serieus nemen, zittend op verschillende banken, om elkaar te leren kennen, elkaar “ergens” te vinden met de mogelijkheid naar elkaar toe te groeien en samen te werken waar het mogelijk is. Wie art. 27-29 van de NGB alleen maar vanuit Jer. 7:4 praktizeert, verteert zichzelf in zelfaanbidding, zelfgenoegzaamheid en zelfbevrediging. Helaas, uitgesproken of niet uitgesproken, bewust of onbewust, dat komt in het kerkelijk leven nog wel eens voor: ‘een zich afzetten tegen broeders, het zaaien van wantrouwen, het zich van elkaar isoleren, het discrimineren van wie in Christus en door de Geest één zijn en één moeten zijn’ (aldus citeert de schrijver wijlen prof. Schilder - 19). Waarom zou in het kerk-zijn de beleving van Matt. 5:9 zoveel moeite kosten? Niet in de laatste plaats op kerkelijke vergaderingen? Die vragen komen uit dit boekje wèl op ons af!

Prof. dr. D. Th. Kuipere.a. (red.), Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800. Jaargang 2. Uitg. Kok, Kampen. 176 blz. f 39,50.

Opnieuw verscheen een bundel historische studies betreffende het Nederlandse protestantisme na 1800. In de hoop dat de ‘nieuwsgierigheid van de lezers’ erdoor gewekt wordt, geeft de redacteur in zijn ‘Woord vooraf een kort samenvattend overzicht van het zestal studies (15). Ze hebben volgens hem ‘gemeen’ dat ze de ‘doorwerking’ van een vijftal ‘lange-termijn Processen’ belichten ‘die kenmerkend waren voor de modernisering van de Nederlandse samenleving in de 19e eeuw: sociaal-economische ontwikkeling, differentiëring, pluralisering, democratisering en nationale integrate’ (7). Dr. R. van der Laarse beschrijft onder de titel ‘Het zaad der partijschap’ de orthodoxe sociabiliteit te Delft in de jaren 1834-1848: dat zaad ‘gedijde blijkbaar goed in bevindelijke aarde’ (34). Dr. H. Reenders schrijft over ‘Het Réveil en het Heilige Land (1830-1875)’: binnen het Réveil voltrok zich ‘een verschuiving van de profetische beschouwing over het Heilige Land naar de diakonale-missionaire inzet voor zijn bewoners’, alsmede ‘van de joodse naar de islamitische en oosters-orthodoxe bewoners’ (68). Vervolgens wordt ‘Het mislukte samengaan van H. Pierson met A. Kuyper (1877-1894)’ beschreven door dr. Vree onder de titel ‘Hoe ruim trekt gij uw kring’. De eindredacteur zocht naar ‘Sporen van het Réveil in de Gereformeerde Kerken’ en beschrijft ‘Vijf ideologische patronen’ resp. ‘in het Réveil (1815-1870)’ en ‘in de periode 1870-1905’ en ‘ideologische patronen in de periode 1905-1926’. Dr. A.J. van den Berg haalt de figuur van ‘H.C. Rutgers (1880-1964)’ naar voren die een belangrijke plaats bekleedde in de Nederlandse Christen-Studenten Vereniging en in het Nederlands Bijbelgenootschap. Tenslotte behandelt dr. J.P. Zwemer het onderwerp ‘De SGP en de vakbonden; theorie en praktijk (1945-1970)’ onder de titel ‘We hoeven niet met een Jan Salie’s geest ons alles maar te laten aanleunen’: het vraagstuk van de vakbeweging dat in de ‘rechterflank van de gereformeerde gezindte’ vrij negatief werd benaderd, leidde tot het ontstaan van de ‘Reformatorisch Maatschappelijke Unie’ (168), een ‘feitelijke aanvaarding van pluralisering’ (aldus de eindredactie - 15). Wie denkend aan “morgen” wil leren van het “verleden”, kan in dit Jaarboek evenals in de voorgaande Jaarboeken uitstekend terecht!

Dr. ir. E. Schuurman e.a., Reformatorische cultuurvisie. Uitg. Marnix van St. Aldegonde Stichting, Nunspeet (Postbus 302). 120 blz. f 14,90.

Na een ‘Introductie’ van drs. A.G. Knevel, geven vier auteurs ‘geen uitgewerkte cultuurvisie, maar hoogstens aanzetten daartoe’ (8). Dr. Schuurman stelt ‘Problemen en crisis van de opgezweepte westerse technologische cultuur’ aan de orde. Dr. C. Graafland stelt ‘Christelijke politiek en cultuurkritiek in het licht van de gereformeerde traditie’. Na een korte reactie van Schuurman en het antwoord erop van Graafland gaat dr. B. Goudswaard in op de relatie tussen ‘Reformatorische cultuurkritiek en economische orde’. Dr. S. Griffioen beschrijft ‘brede versus smalle normativiteit’ onder de titel ‘Kerk en viswater in de buurt’. Tenslotte geeft mr. A. Rouvoet een ‘slotbeschouwing’ waarin een ‘poging’ wordt gedaan ‘op basis’ van de andere bijdragen de ‘contouren’ te schetsen van een ‘Agenda voor de christelijke politiek’. Uit de vermelding van deze titels zal duidelijk zijn dat het begrip cultuur praktisch wordt beperkt tot het economische en politieke aspect ervan, waarbij met name de technologie plus de gevolgen ervan wordt geaccentueerd. Hoewel dr. Schuurman schrijft dat zijn kritiek niet ‘de technologie als zodanig’ betreft, maar de ‘ideologie van de technologie’ (21), wordt van bladzijde tot bladzijde gesproken over die ‘ideologie van de technologie’ (slechts sporadisch over die van de techniek), terwijl waarschijnlijk de ideologie van de technocraten - desgewenst: techneuten - wordt bedoeld. Wordt de zonde gelokaliseerd in het “materiaal” dat de mens is toevertrouwd (Gen. 1:28v., 2:15) en in de middelen om dat te bewerken? Of is het de mens die ermee zondigt en elke verhouding ontwricht (zodat de mens een ‘rok’ of ‘schorl’ nodig heeft èn mààkt - Gen. 3:7 - en zijn problemen heeft met: waarmee ons voeden, waarmee ons kleden? - Matt. 6:31-33)? Afgedacht van enige onduidelijkheid in dezen, het is zonder twijfel de moeite waard - ook met het oog op het pastoraat - van de gegeven cultuurkritiek en -visie kennis te nemen.

Dick Tieleman, Geloofscrisis als gezichtsbedrog. Spiritualiteit en pastoraat in een post-moderne cultuur. Uitg. Kok, Kampen 1995. 190 blz. f 39,50.

Er is op het gebied van de theologische bezinning op het pastoraat heel wat te doen. Van (synodaal) gereformeerde zijde is prof. Heitink, VU, een bekwaam woordvoerder van de nieuwe richting.

De schrijver is als universitair hoofddocent de opvolger van Heitink in Kampen. Laat ik vooropstellen dat dit een boek is, dat van belezenheid getuigt en weldoordacht is. Het is een nog veel verder reikende verandering van het pastoraat dan Heitink ons heeft voorgelegd.

De titel geeft ons de rode draad in handen die door heel het boek heen loopt. De secularisatie moet positief beoordeeld worden. Daarom is de geloofscrisis slechts gezichtsbedrog. Met behulp van rationaliteit en humaniteit moet de kerk haar pastoraat aanpassen aan de ervaringen en inzichten van de hedendaagse mens. Rationaliteit en humaniteit zijn de normen voor prediking en pastoraat van de kerk.

Pastoraat is vanouds de dienst van de kerk aan mensen met het oog op het gaan van hun levensweg in het perspectief van de christelijke geloofstraditie, zo lezen we op blz. 136. Pastoraat is dus de dienst van de kerk aan mensen met het oog op de zingeving van het leven in perspectief van de christelijke geloofstraditie (blz. 144).

De zinsvraag staat centraal. De kerk moet deze invullen aan de hand van wat mensen zelf in het licht van de traditie èn van hun situatie als zin ervaren.

De leus moet niet zijn: Wij hebben een woord voor de wereld, maar wij vinden (en zoeken) het woord in de wereld (blz. 79). Vandaar de noodzaak van de dialoog, waarbij het gnosticisme en New Age hun inbreng hebben.

De poimeniek wordt eigenlijk binnenstebuiten gekeerd. Het boek biedt vooral een hermeneutisch kader voor de zielzorg. De vulling wacht op nadere uitwerking. Wat ontbreekt is het Woord Gods dat kritisch over ons leven spreekt., De bipolariteit van Berkhof is hier vervangen door een aanpassing (de auteur zal zeggen: door het aansluiting zoeken) bij de gedachten van de hedendaagse mens. Dat betekent een radicale herziening van de zielzorg. Dit ontwerp stelt ons wel voor de vraag, hoe wij die aansluiting dan tot stand brengen.

M. van Beijnum, B.J. Spruyt, De oorlog achter de oorlog. Christenen in Duitsland en Nederland. Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen 1995. 151 blz. f 34,90.

Zes hoofdstukken telt dit boek. Het behandelt de contacten van Duitse verzetsmensen met Nederlanders.

Uitvoerig komt in een gesprek met diens weduwe de rol van Hans-Bernd von Haeften bij de aanslag op Hitler ter sprake. Bonhoeffer en zijn levensgang worden getekend in een gesprek met diens vriend E. Bethge. Het werk van mevrouw Hebe Kohlbrugge (achterkleindochter van de bekende Hermann Friedrich). Een gesprek met prof. Patijn over diens ontmoetingen met Duitsers. Zo ook een gesprek met mr. Cramer, oud-commissaris van Drenthe, over Wilhelm Staehle, en tenslotte een gesprek met prof. G. van Roon over zijn onderzoek naar het Duitse verzet.

Het is een interessant boek, dat deels bekende, deels onbekende feiten vermeldt. Hitler heeft deze verzetsstrijders allen laten vermoorden. Hun nabestaanden hebben het moeilijk gehad in het naoorlogse Duitsland. Pas nu, na vijftig jaar, komt er er erkenning van hun geloofsmoed en heldendaden. Wie in de geschiedenis van het verzet geïnteresseerd is, zal dit boek niet ongelezen laten.

Akke van der Kooi en Gerrit Neven (red.), Zoeken naar grondwoorden. De betekenis van Rootmensens ‘Oases in de woestijn’ nader onderzocht. Uitg. Meinema, Zoetermeer 1995. 131 blz. f 27,50.

De universiteit van Kampen heeft in december 1993 een studiedag gewijd aan het tweede boek van Rootmensen ‘Oases in de woestijn’. Het is een vervolg op diens eerste boek ’40 woorden in de woestijn’.

In Kampen is door verschillende sprekers ingegaan op Oases. Ik noem de sprekers/auteurs.

Frans Maas. Hij wijst op de waarde en de weg van de mystiek. Jan T. Bakker vraagt: Waarom komen de bronwoorden pas op het laatst ter sprake? Welke theologie zit er bij Rootmensen achter? Gerrit Neven vindt het een sociaal boek, dat leeft van de dialoog. De ervaringen zouden meer geordend moeten worden. Akke van der Kooi ziet ‘delen’ als een sleutelbegrip. Zij geeft aan het boek eigenlijk een nieuwe dimensie, waarover Rootmensen zelf verrast is. Herman Andriessen evalueert de commentaren. Hij gaat verder op de weg van de spiritualiteit.

Het antwoord van Rootmensen aan de sprekers viel me wat tegen. “Wat u zegt of zoekt, staat er wel in, zij het soms wat verborgen.” Verder vertelt hij, hoe dit boek in hem als auteur is gegroeid.

Het verslag van deze discussie is wel erg breed, terwijl er niet zo veel origineels in staat (behalve bij Van der Kooi). Er was ook niet om originaliteit, maar om reacties gevraagd. Wie zich voor het werk van Rootmensen interesseert, moet dit commentaar niet ongelezen laten. Hij kan als lezer zijn eigen impressies en reacties eens vergelijken met die van de schrijvers van dit boek.

Dr. Adriaan Geense, Geen reiszak voor onderweg. Theologische opstellen, samengesteld door A.A. Spijkerboer (eindredactie). Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 1995. 170 blz. f 35,-.

Dr. Geense heeft geleefd van 1931-1994. Hij heeft verschillende posten bekleed op internationaal theologisch terrein. Zo is hij studentenpredikant in Heidelberg geweest, gemeentepredikant in Leiderdorp, hervormd kerkelijk hoogleraar (dogmatiek) in Groningen, directeur van het Oecumenisch Instituut in Bossey (van de Wereldraad van Kerken) en de laatste zes jaar hoogleraar dogmatiek in Genève.

In zijn theologisch denken staan kruis en opstanding centraal. Daaromheen de verbondenheid met en de plaats van Israël en de eenheid van de kerken via de oecumenische beweging.

Deze vier gezichtspunten beheersen de opstellen, die uit Geense’s theologische nalatenschap zijn samengesteld. Ze zijn vanuit het Duits, Frans en Engels in het Nederlands (terug)vertaald.

Geense heeft geen groot theologisch werk achtergelaten (behalve een uitstekend proefschrift), maar is wel veelzijdig theologisch bezig geweest. Daarvan getuigen deze opstellen. De schrijver was, zoals in de Inleiding staat, een volbloed Barthiaan. Een toon van hoop en verantwoordelijkheid, van moed en verwachting klinkt door heel het boek heen. Het gaat over leven en sterven, over opstaan en de toekomst van kerk en wereld. Meer dan bij Barth komt de Geest aan de orde. Hij schritt kritisch over de kerk naar buiten en naar binnen. Dit boek laat een eigen geluid horen van een man, die door het Evangelie was gegrepen. Zo heb ik hem als een jongere-jaars leerling op het gymnasium in Den Haag leren kennen.

Hans Küng, Mondiale verantwoordelijkheid. Aanzetten voor een verbindende ethiek. Uitg. Kok, Kampen, Altiora Averbode 1992. 177 blz.

Küng is rooms-katholiek hoogleraar in Tübingen (geweest). Hij tracht niet alleen tussen Protestanten en rooms-katholieken, maar ook tussen de wereldgodsdiensten een verbinding aan te brengen. Hij heeft deze boodschap in verschillende werelddelen uitgedragen. Toen ik in de zomer van 1985 in Harvard (U.S.A.) een bezoek bracht aan Harvey Cox, zag ik dat Küng daar bezig was met colleges over het thema van dit boek. Hij poneert in dit boek drie stellingen: Geen overleven zonder een wereld-ethos. Geen wereldvrede zonder godsdienstvrede. Geen godsdienstvrede zonder godsdienstdialoog. Men voelt aan hoe deze drie thema’s samenhangen: een wereld-ethos door eenheid tussen de godsdiensten in de weg van de dialoog.

Küng wil het eigene van het christelijk geloof niet opgeven. Anderzijds ziet hij in alle godsdiensten een duidelijke overeenkomst. Dat is de humaniteit. De plaats en betekenis van de mens is het eigenlijke thema van dit boek. Het wordt knap en boeiend uitgewerkt. Daarbij wordt nivellerend over het kwaad, de zonde en de verlossing geschreven. De mensen moeten het zelf doen. Zij kunnen het ook, als zij maar willen. Dat is de kern van de boodschap in dit boek. Religie is meer een functie of zijns-wijze van de mens dan een persoonlijke relatie, die door Gods genade wordt hersteld. Dit boek, hoe sympathiek in zijn bedoeling, is gemodelleerd naar een humanistische caricatuur van de ware religie.

Drs. P.J. Verhagen, Drs. T.E. de Bruin-Molenaar, Angsten en fobieën. Een christelijke handreiking. In de serie Praktisch en Pastoraal. Uitg. Groen, Leiden 1995. 172 blz. f 24,95.

Er is de laatste tijd van christelijke zijde nogal wat aandacht besteed aan het onderwerp angsten. Het karakteristieke van dit boek in de bekende serie Praktisch en Pastoraal (Groen, Leiden) is, dat het een combinatie bevat van informatie over plus beschrijving van angsten in hun onderscheiden gestalten, van praktijkvoorbeelden in de beschrijving van existentiële doorleving, en van hulpmiddelen die dienen kunnen om angsten te lijf te gaan, om ze stap voor stap te overwinnen. Bij dit laatste onderdeel wordt niet alleen geschreven over hoe de hulpverlener (psychiater) te werk gaat, maar ook wat de angstige mens zelf kan doen. Ik zou in dit verband van thuistherapieën willen spreken.

Wie denkt dat het boek door deze vervlechting verwarrend is, vergist zich. De lezer moet wel steeds nagaan met welke van de drie onderdelen de auteur hem bezig houdt. De onderdelen worden niet per afzonderlijk hoofdstuk behandeld. Ze worden soms in een hoofstuk tegelijk besproken.

Wie het boek met vrucht als handreiking wil gebruiken, moet dus goed onderscheiden en zijn eigen weg zoeken in de verschillende hoofdstukken. De bijlagen vormen daarbij een goede handwijzer.

Mevrouw De Bruin heeft anderhalf hoofdstuk geschreven. Is het daaraan te wijten dat haar naam niet voorop gaat? Alfabetisch gezien was dat te verwachten. Het zou de vrouwelijke schrijfster ook toekomen voorop genoemd te worden.

Hier en daar zijn (kleine) herhalingen of overlappingen. Ze zijn echter niet storend. Interessant is het hoofdstuk ‘Over godsdienstige angst en vrees’, waarin Calvijn, W. Teellinck, Bunyan, W. à Brakel en A. Comrie aan de orde komen. Drs. Verhagen meent een orde van emoties te kunnen aanwijzen bij de besproken auteurs, die de tegenhanger is van de orde des heils.

Juist in dit hoofdstuk heb ik een heldere begripsonderscheiding gemist tussen godsdienstige angst en vrees èn angst als antropologisch verschijnsel.

Om het nog anders te formuleren: Is angst een gevolg van en hangt zij altijd samen met de zonde, of zou een mens in zijn psychische ontwikkeling ook zonder zonde angst gekend hebben? Enkele uitspraken in het boek wekken bij mij de indruk dat angst niet alleen gevolg is van de vervreemding van God. Zij zou ook een groeiverschijnsel kunnen zijn.

Op dit punt heeft het boek mij niet die duidelijkheid verschaft, die ik hier had verwacht. Overigens is het een boek dat ambtsdragers voor hun zielzorgelijke werk (en dus niet alleen de predikanten) zouden moeten lezen!

Het is de naam van de serie waardig: praktisch en pastoraal. Daarom is het een boek voor de praktijk en het pastoraat. De lezer zal het boek wel moeten kunnen hanteren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's