Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EIS VAN BEGINSEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EIS VAN BEGINSEL

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

IETS OVER DE REFORMATORISCHE BEWEGING

De redactie verzocht mij iets te schrijven over de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). Het lijkt mij zinvol dattedoen in het bredere kader van de hele reformatorische beweging van de laatste tijd.

Wat bedoelt men met het woord 'reformatorisch'? Vóór 1960 kwam men dit woord weinig tegen. Maar sindsdien is het steeds meer in zwang geraakt: reformatorische scholen, Reformatorisch Dagblad, reformatorische bijbelschool, reformatorische wijsbegeerte, reformatorische hulpactie, het reformatorisch opinieblad Koers. Wat is de bedoeling van dat spraakgebruik?

Doorgaans ziet men het gebruik van het woord "reformatorisch" als een reactie op de ontaarding van de Gereformeerde Kerken. De redactie van het christelijke gereformeerde maandblad Dia schrijft in de inleiding van het speciale nummer, dat gewijd was aan het begrip "reformatorisch" (januari 1981): "Het woord wordt steeds meer gebruikt door de zgn. rechtervleugel van de kerken der reformatie en in exclusieve zin gehanteerd ter onderscheiding van andere gereformeerde en hervormde kerken".

In datzelfde nummer lezen wij in een bijdrage van het bestuur van de reformatorische scholengemeenschap Guido de Bres: "Door de verwatering van het Christelijk element op veei scholen zijn de begrippen "christelijk" en "gereformeerd" belast en hebben ze veel aan waarde ingeboet. Daarom koos men een andere aanduiding om deze scholen te karakteriseren en te onderscheiden van de "algemeen" protestantschristelijke scholen, nl. de naam "reformatorisch'.' En (nog steeds in Dia) prof. dr.W.H.Velema: "Ik kan het goed begrijpen dat de naam reformatorisch juist met voorliefde gebruikt wordt in een tijd die het gereformeerde zijn markante betekenis ziet verliezen."

Het woord "reformatorisch" wordt zo dus verklaard als aanduiding van de echte, goede gereformeerden tegenover de verwatering van anderen. Op de conferentie van het contactorgaan van de gereformeerde gezindte, 2 april 1981 in Nijkerk, sprak prof. dr. K.Runia van een "verenging". "In de praktijk schaart zich onder de naam reformatorisch de rechterflank van de gereformeerde gezindte." (geciteerd in het verslag van deze conferentie door ds. J.H.Velema in Koers, 17 april 1981).

Twee zuilen

Tegen deze situatietekening is bezwaarte maken. Zij is veel te simDel en ziet over het hoofd, dat het verzet tegen het gereformeerde a la Abraham Kuyper niet pas na de Tweede Wereldoorlog is opgekomen. Naast de gereformeerde organisatie-zuil die gestempeld was door Kuyper, groeide er reeds in de eerste helft van de 20e eeuw een tweede, veel kleinere, gereformeerde "zuil". Daaraan was de naam van ds. G.H.Kersten nauw verbonden. (Op het woord "zuil" is terecht af te dingen. Ik gebruik het gemakshalve, omdat het duidelijk is.)

Ds.Kersten en de zijnen moesten toen al niets van het gereformeerde a la Kuyper hebben. Zij zagen de deformatie van de Gereformeerde Kerken veel eerder en scherper dan anderen en organiseerden zich daarom apart. Maar zij meden het woord "gereformeerd" niet, integendeel. Zij waren ervan overtuigd, dat het recht op die naam hun toebehoorde en zij wensten die niet prijs te geven. De anderen noemden zij "neogereformeerden". De gereformeerden, dat waren zij. Daarom Gereformeerde Gemeenten en

daaruit kwamen voort een Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, een Gereformeerde Onderwijzersvereniging en zo ook een Staatkundig Gereformeerde Partij.

Deze en dergelijke organisaties waren niet alleen bedoeld voor de leden van de Gereformeerde Gemeenten. Ook anderen waren erin welkom: oud-gereformeerden e.a., maar ook christelijk gereformeerden en hervormden. Eenkennig was men nooit. Wel kan gezegd worden, dat de geest sterk bepaald werd door de Gereformeerde Gemeenten. Zoals de organisatie in de andere, grc5te gereformeerde" zuil goeddeels door de Gereformeerde Kerken werd gestempeld.

Overigens moet men goed beseffen, dat maar weinig christelijke gereformeerden en hervormden zich tot de "klein-gereformeerde" organisaties aangetrokken voelden. De overgrote meerderheid in de Christelijke Gereformeerde Kerken en in de Gereformeerde Bond was tot 1950georiënteerd op het organisatiepatroon, dat vanuit de Gereformeerde Kerken naar de ideeën van Kuyper was opgezet.

Gereformeerde Bond

Ten aanzien van de Gereformeerde Bond bleek mij dat weer zeer duidelijk door lezing van het boek "Beproefde Trouw", dat in april 1981 verscheen ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Gereformeerde Bond. In een bijdrage "De Gereformeerde Bond en de politiek" schrijft ir.J.van der Graaf: "Het eerste wat dunkt me gezegd moet worden is dat de Gereformeerde Bond, wat de leiding betreft, van huis uitantirevolutionair is." "De leiding van de Gereformeerde Bond wees de Doleantie af maar politiek gezien sloot men nauw aan bij Kuypers visie" (blz. 218). Voormannen van de bond als Hugo Visscher, Duymaer van Twist en Severijn waren kortere of langere tijd Kamerlid voor de ARP. En heel duidelijk is, wat ir.Van der Graaf op blz. 219 schrijft: "Bij het vijfentwintig jarig bestaan van de Gereformeerde Bond werd dan ook officieel door Colijn als voorzitter van het Centraal Comité van de AR-partij het woord gevoerd. Duymaer van Twist schreef daarover in de Waarheidsvriend: "Dat was niet het leggen van een onbehoorlijke band tussen de Bond en de AR-partij maaromdat de Bond van voor zijn geboorte al AR was." Duidelijker kon het niet gezegd worden. De Bond is van huis uit anti-revolutionair". Aldus ir Van der Graaf.

Prof.dr.C.Graafland wijst in hetzelfde boek zelfs op een rechtstreeks verband tussen de grote stembusnederlaag van Kuyper in 1905 (de AR vielen in één slag terug van 23 naar 15 zetels) en de oprichting van de Gereformeerde Bond, onmiddellijk daarna. De confessionelen waren Kuyper massaal afgevallen en de Gereformeerde Bond moest óók dienen om de positie van de ARP onder de hervormden te versterken (blz 13 e v 77 e.v.). ' ' "

Overigens merken Graafland en Van der Graaf beiden op, dat de voormannen van de Gereformeerde Bond in deze nooit hun hele kerkvolk hebben meegekregen (blz. 84, 243^ Zo kreeg ds.P.Zandt ook steun. Dat zal wel'daarmee samenhangen, dat de Gereformeerde Bond nooit een eenheid gesmeed heeft aan de rechterzijde van de Hervormde Kerk. Prof Graafland onderscheidt in een artikel in Hervormd Utrecht (10 april 1981) drie stromingen in de Gereformeerde Bond: a. de strenge confessionelen (erg voorwerpelijk)- b de k.uyperianen (Hugo Visscher b.v.); c de bevindelijke stroming. Van deze laatste stroming zegt Graafland: Hun kerkelijk besef was zwak- ze neigen naar het separatisme (afscheidingsgezindheid). Sinds de jaren dertig wordt de bond beheerst door de eerste, de streng-confessionele stroming, vooral door de doorwerking van de opvattingen van dr.J.G.Woelderink.

Het is duidelijk dat vóór 1950 steun aan de SGP alleen gevonden werd in wat Graafland "de bevindelijke stroming" noemt, en die was niet groot. Wat genoemd werd "de fractie van ds.Zandt" in de Hervormde Kerk stond met de Gereformeerde Bond op gespannen voet De Waarheidsvriend bestreed de SGP voortdurend en vaak op hatelijke wijze. Onthullend is wat te lezen staat in "Delen of helen" van ir.J Van der Graaf (Kampen, 1978) op blz. 76 e.v. overde strijd die ds.Zandt in Delft heeft moeten voeren om het behoud van de gereformeerde prediking daar en de felle tegenstand die hij daarbij ondervond van de Gereformeerde Bond en inzonderheid van haar voorzitter ds.M.van Grieken! Spot en hoon vielen ds.Zandt van de zijde van de Gereformeerde Bond telkens weer ten deel.

Na 1950

Na 1950 gaat zich in de Gereformeerde Kerken een grote ommekeer voltrekken die deze kerken onherkenbaar verandert. In theologie, levensstijl enz. wordt het gereformeerde isolement in dertio jaar geheel prijsgegeven. De tegenkrachten (de zg. "verontrusten") zijn zo zwak, dat de kerken massaal overstag gaan. Het Kuypenanisme blijkt geen weerkracht te hebben tegen de zuigkracht van de oecumenische theologie en de moderne tijd. In 1981 moet gezegd worden, dat de Gereformeerde Kerken hun gereformeerd karakter volledig verloren hebben.

Dit brengt na 1 950 die christelijke gereformeerden en gereformeerde-bonders, die tot dan in de groot-gereformeerde zuil hadden meegewerkt (in onderwijs, politiek enz) in steeds meer moeilijkheden. Zij kunnen zich daar niet meer thuisvoelen. Er komt een proces van vervreemding. (De vrijgemaakten waren al eerder met de opbouw van hun eigen organisatie-zuil begonnen.) Deze groepen dreigen organisatorisch dakloos te worden en richten in deze omstandigheden het oog op de klein-

gereformeerde zuil, die zij eerder achteloos en veelszins met spot waren voorbijgegaan.

Van der Graaf schrijft, dat de sterke betrokkenheid van de Gereformeerde Bond op de ARP in de naoorlogse jaren allengs verdween. "De Staatkundig Gereformeerde Partij won onder de Hervormd-Gereformeerden aan invloed, zij het dat hier een remmende factor was en is, dat deze partij vooral de partij van de Afgescheidenen is, waarbij de grens tussen separatie en separatisme vloeiend is" (Beproefde Trouw 250 e.v.). Met voldoening meldt Van der Graaf echter, dat de SGP "in ds.H.G.Abma in de zestiger jaren een voluit hervormd-gereformeerd man in de Tweede Kamer kreeg", een uitdrukking die hij ten aanzien van ds.Zandt bepaald niet gebruikt!

Ontreddering

Maar inmiddels was in de klein-gereformeerde zuil ook het een en ander gebeurd. Daar moet in de tijd na 1950 gesproken worden van ontreddering en desoriëntatie, waarmee de scheuring in de Gereformeerde Gemeenten in 1953 ten nauwste in verband staat. De vaste hand van ds.Kersten was helaas weggevallen. Over déze ontwikkeling zou veel meer te zeggen zijn. maar dat zou de omvang van dit artikel ver te buiten gaan. Zó kon het gebeuren, dat de kleingereformeerde zuil zonder goede, ervaren leiding zich argeloos — zonder goed te beseffen wat er gebeurde — openstelde voor de intocht van de eerder genoemde daklozen.

In de ontmoeting van deze twee ontwikkelingen is het thans zo bekende gebruik van het woord "reformatorisch" geboren.

Daartoe was ook een heel praktische aanleiding. Er ontstonden allerlei vormen van samenwerking tussen mensen van de Gereformeerde Gemeenten en hervormden. Maar deze hervormden waren anderen, dan de hervormden waarmee men al jaren samenwerkte, zoals ds.Zandt. Dat waren immers die mensen met dat zwakke kerkelijk besef en separatistische neigingen, waarvan Van der Graaf en Graafland spraken (zie boven). Maar de hervormden met wie men nu te maken kreeg, waren mensen die met grote nadruk in de Hervormde Kerk zich wisten te staan en zich als "gewoon hervormd" beschouwden, om met een brochure uit die tijd te spreken.

In het verleden had men in de samenwerking met do Gereformeerde Kerken de tweede viool moeten spelen. Maar nu lagen de getalsverhoudingen anders. De naam moest dat onderstrepen. Vandaar dat woord "reformatorisch" als een vondst om aan de keus hervormd of gereformeerd in de naam te ontkomen, een vondst om samenwerking van déze gereformeerde bonders met de "afgescheidenen" mogelijk te maken.

Elke organisatie heeft weer haar eigen geschiedenis in deze, waar wij nu vanzelfsprekend niet op in zullen gaan. Een duidelijk voorbeeld is de opkomst van de "reformatorische" scholen. Zo'n uitspraak zoals wij hierboven citeerden van het bestuur van Guido de Bres is tekenend. Blijkbaar is zo'n bestuur geheel vergeten, dat deze school niet pas ontstaan is na de overstap der daklozen, maar de voortzetting is van het gereformeerd voorgezet onderwijs, dat reeds voor de oorlog door ds.Kersten in Rotterdam was gesticht. Het duidelijkst is de verandering te zien aan De Driestar in haar ontwikkeling van het normaalschooltje in Krabbendijke tot de mammoetschool die ze nu in Gouda is Onherkenbaar veranderd in de geest van het onderwijs!

Andere organisaties toonden zich minder toegankelijk voor deze penetratie, zoals de Gereformeerde Bijbelstichting (die dan ook onder het permanente spervuur van de hoofdmoot van de gereformeerde bond en de christelijke gereformeerden kwam te staan!). Ook de SGP bleek weerbarstiger te zijn dan velen dachten — ondanks de toestroming die de SGP in de jaren zestig en zeventig uit deze kringen kreeg te verwerken.

Ontstaan RPF

Deze achtergrondschets was noodzakelijk om het ontstaan van de RPF duidelijk te maken. De RPF werd 15 maart 1975 opgericht als een federatie van het Nationaal Evangelisch Verband (NEV), de Gespreksgroep van AR-gezinden en het Reformatorisch Politiek Jongeren Contact. Zie voor het NEV. dat voordien op het GPV georiënteerd was, wat ik daarover schreef in mijn artikel over het GPV in "In het Spoor", december 1Q80 DP twee andere groepen waren verontruste anti-revolutionairen.

Bij deze drie groepen wilde men het niet laten. Doel van de federatie was volgens een publikatie uit de eerste tijd "samenbundeling van reformatorische politieke krachten". De RPF wil (aldus een propagandafolder) "als federatie reformatorisch-christelijke groepen, partijen en kiesverenigingen bij elkaar brengen zodat binnen niet al te lange tijd een alternatief geboden wordt voor hen die reformatorisch-christelijke politiek voorstaan" Met andere woorden: De RPF wil zo ruim zijn, dat binnen deze federatie ook nog ruimte is voor de SGP en het GPV.

Dat parmantige aanbod van deze pas beginnende partij kwam natuurlijk niet zo aangenaam aan bij de twee anderen en vooral in het GPV heeft men zich over dit streven van de RPF nogal kwaad gemaakt. Om taktische redenen is het in de RPFpropaganda dan ook wat naar de achtergrond gebracht. Op de achtergrond, maar niet vergeten. In een interview met het Nederlands Dagblad van 11 april 1981 zegt M.Leerling van de RPF, dat het ideaal is blijven bestaan.

De vraag is natuurlijk: Ais men zo graag

bundeling wil, waarom dan weereen nieuwe partij gesticht? Het antwoord is nu duidelijk: In het geestelijk klimaat van de SGP kan men zich niet thuisvoeien. Dat laat zich niet zo snel omturnen als andere organisaties van de kleingereformeerde zuil. Als men RPF-ers vraagt naar de bezwaren tegen de SGP, dan noemt men er doorgaans drie: opvatting over vrouwen in de politiek (RPF heeft vrouwen op haar lijst), opvatting over radio en tv., vijandschap tegen tijdredes. Dikwijls wordt het alleenrecht varfde Statenvertaling in de SGP nog als vierde bezwaar hieraan toegevoegd.

Op de grote bijeenkomst van de RPF 11 april 1981 in Barneveld noemde ds.J.H.Velema deze partij "Rechtuit, Principieel en Fris". Vooral dat laatste woord spreekt boekdelen over hoe men over de SGP denkt, al zal men gaarne grootmoedig toegeven, dat ds.Abma lofwaardige pogingen heeft ondernomen om daarin verandering" te brengen. De genoemde bezwaren tegen de SGP lopen dan ook parallel met die van de linkervleugel van de SGP zelf en de Holdijk-actie staat hiermee in nauw verband.

Overigens zijn er ook nog wel fundamentele politieke verschillen tussen de SGP en de RPF Volgens eigen zeggen is het programma van de RPF ' voor 99 procent" gelijk aan dat van het GPV Voor deze verschillen met de SGP mag ik dan ook wel verwijzen naar mijn bespreking van het GPV in "In het Spoor", dec. 1980. Terzake van artikel 36 gaapt een kloof ook tussen de RPF en ons Dan noemt een vooraanstaand RPF-er als ds.Velema ons "dopers".

Het is de RPF niet gelukt in grote mate verontrusten" los te weken uit het CDA Die waren er na 1975 blijkbaar al niet meer. Ir.Van Rossum heeft gelijk gekregen, die in 1977 al zeide: "De RPF heeft haar pompinstallatie opgericht in hetzelfde waterwingebied, waar SGP en GPV al waterpompen. Dat water moeten we nu voortaan dus met ons drieën delen."

Evangelischen

Doch er is nog iets. Ik heb in dit artikel tot nu toe op drie ontwikkelingen gewezen: 1. het verval van de Gereformeerde Kerken en daarmee van de groot-gereformeerde zuil; 2. de crisis in de kleingereformeerde zuil; 3. als gevolg van een en ander

de opkomst van de reformatorische beweging. Tenslotte is het nodig nog een vierde ontwikkeling in de kerkelijke verhoudingen in Nederland in onze beschouwingen te betrekken. Ik bedoel de opkomst van de zogenaamde evangelische beweging.

NadeTweede Wereldoorlog zien we in Nederland een groei van allerlei "vrije" — in de zin van niet aan belijdenisgeschriften gebonden — groepen, vaak van Amerikaanse of Engelse oorsprong. Ik noem de jeugdbeweging Youth for Christ, allerlei "geloofszendingen", bijbelscholen. Ze zijn verwant aan oudere nroepen ah de baptisten, vrije evangelischen vergadering van gelovigen, de Maranatha-beweging (Joh.de Heer) en het Leger des Heils. Kenmerkend is doorgaans een uitgesproken arm i maan se inslag en de verwerping van de kinderdoop.

Opmerkelijke veel ex-gereformeerden behoren tot deze groepen. Met hun grote hoeveelheid activiteiten (vooral op het gebied van zending, evangelisatie en jeugdbeweging) hebben zij veel sympatie en invloed gekregen, ook in de zg. gereformeerde gezindte.

Tussen deze evangelische beweging en de reformatorische beweging zijn de laatste tijd allerlei verbindingen gegroeid. Het bekendste voorbeeld is de Evangelische Omroep, een initiatief van enkele evangelische mensen, waarbij zich later ook reformatorische mensen voegden die hun medewerking gingen geven. Datzelfde kan ook gezegd worden van de Evangelische Hogeschool in Amersfoort. Twee jaar geleden werd de Evangelische Alliantie opgericht als een samenwerkingsverband van organisaties. Deze EA beoogt nadrukkelijk evangelischen en reformatorischen bij elkaar te krijgen. Uit de kring van de Gereformeerde Bond werken o.a. prof.dr.J.H.van Bemmel en ds.W.J.Bouw daaraan actief mee.

Kenmerkend voor al deze "bruggen" tussen de evangelische en de reformatorische beweging is, dat zij zich nooit stellen op basis van de drie formulieren van enigheid. Dat zou immers voorde evangelischen absoluut onaanvaardbaar zijn.

Kiezersbedrog

En dan nu de RPF. Deze stuurde dit voorjaar een circulaire aan een groot aantal evangelischen met een opwekking om lid te worden van de RPF Over het programma van de partij werd verder niet gerept. Alleen wera gepoogd de schrik weg te nemen die mogelijk veroorzaakt zou kunnen worden doorde verwijzing naar de "zogeheten Drie Formulieren van Enigheid die in de kerken van de Reformatie werden onderschreven" (ja, zo staat heter!). De circulaire geeft dan weer hoe de grondslag van de RPF luidt: "De RPF aanvaardt als enige norm voor haar politieke denken en handelen het onfeilbare en gezaghebbende Woord van God, zoals ten aanzien daarvan ook beleden wordt in de Drie Formulieren van Enigheid". Die vier woorden staan cursief in het stencil, dat aldus verder gaat: "De Drie Formulieren hebben in dit verband dus betrekking op het verstaan van de Bijbel en zo'n toevoeging is in onze dagen van felle Schriftkritiek geen overbodige luxe".

Prof.dr. J.Reiiing schrijft hierover in het baptistenweekblad De Christen (3 april 1981): "Is de Bijbel het onfeilbaar Woord van God omdat het in de Drie Formulieren van Enigheid staat 7 Is de Bijbel meer Gods Woord omdat de formulieren dat ook zeggen? Heeft de Bijbel de steun van de Drie Formulieren nodig? Het antwoord op deze vragen is: neen. Waarom dan toch deze toevoeging? Ik veronderstel dat dat nodig gevonden werd om het reformatorisch gezicht van de RPF te versterken en om tegenover het reformatorische volksdeel duidelijk te maken: het is weer net als vroeger toen de Drie Formulieren ook de grondslag waren voor maatschappelijk en politiek handelen. Maar terwille van de "evangelische christenen" die men ook wil winnen, moet duidelijk worden gemaakt: die toevoeging staat er wel, maar daar hoeven jullie je niets van aan te trekken. Het staat er alleen ter ondersteuning van ietsdattoch al in de grondslag staat".

Scherp oordeel

Beschamend dat een baptist dit aan de reformatorischen moet voorhouden. Even beschamend is dit scherpe oordeel van de VUhoogleraar prof.dr.JV eenhof in het Gereformeerd Weekblad (uitgave Kok) van 27 maart 1981: "Dat is dus de manier, waarop men "reformatorisch" en "evangelisch" onder één dak brengt! Natuurlijk, de drie formulieren moeten worden genoemd, anders haken geheide calvinisten af. Maar tegelijk moet je hun geldingskracht drastisch terugdringen, anders haken de evangelischen af. Maar het resultaat is er dan ook naar. Wat blijft er nu eigenlijk van de formulieren nog geldig 7 Alleen wat daarin overde Bijbel gezegd wordt en dan kennelijk niet de inhoud van die Bijbel, maar alleen het ontstaan en het gezag van die Bijbel."

Dat betekent volgens Veenhof, dat de RPF-ers "de binding aan de confessie goeddeels loslaten, terwijl toch de drie formulieren, als een formule, n de vlag van het RPF-scheepje blijft wapperen En de vraag klemt des te sterker of de duidelijkheid ermee niet gediend zou zijn, als men de vermelding van de drie formulieren geheel liet vervallen".

Nummer 5 op de lijst van de RPF bij deze Kamerverkiezingen is de heer J.J.Frinsel, directeur van Tot Heil des Volks en bekend pinkstervoorganger (hij was zelfs enige tijd voorzitter van de broederschap van pinkstergemeenten). Wat doet zo iemand in een reformatorische partij? Hij werd geïnterviewd door het blad Reveil (januari 1981) Wij volstaan

met één vraag: "Krijgt u geen problemen binnen de RPF met uweigen evangelische achtergrond? " Antwoord van Frinsel: "Kijk, eigenlijk ben ik ook niet zo gelukkig met de naam reformatorisch. Ik ben zelf niet reformatorisch. Tenminste niet in die betekenis die de mensen daaraan geven, namelijk dat je achter de leer van de gereformeerde gezindte staat. Maar ik merk dat mijn opstelling binnen de RPF geen problemen geeft. Men heeft mij geaccepteerd".

Dit mag genoeg zijn. De RPF draagt haar naam ten onrechte. Zij zou eerlijker zijn, als zij haar naam veranderde in EPF.

Weinig geleerd

Onbegrijpelijk, dat de "reformatorischen" van hun ervaringen met Kuyperen dezijnen zo weinig geleerd blijken te hebben, dat zij opnieuw een bondgenootschap zijn gaan zoeken, nu met deze arminiaanse "evangelischen". Groen van Prinsterer heeft op het laatst van zijn leven eerlijk schuld beleden. Zijn ogen waren ervoor geopend, dat al zijn zoeken van bondgenootschappen met de zg. conservatieven in de politiek van toen de zaak waarvoor hij stond, niet bevorderd, integendeel ernstig geschaad had. Ik heb meerop de macht van het getal dan op de kracht van het beginsel gelet, zeide hij. Voortaan hield hij het nog alleen bij zijn eigen partij.

Wij hebben er overigens oog voor, dat er tussen de diverse instellingen die het etiket "reformatorisch" dragen onderling in dit opzicht zeker verschillen zijn . De RPF kan beter EPF heten. Dat willen we van het RD niet zeggen, ai blijven we het een historisch onjuiste beslissing noemen, dat men indertijd niet voor de naam Gereformeerd Dagblad gekozen heeft. Dat zou de duidelijkheid ten goede zijn gekomen.

Ik ga afsluiten. Laten we tonen, dat met Runia's opmerking "De reformatorischen zijn de rechterflank van de gereformeerde gezindte" niet het laatste woord gezegd is.

Laten we tonen dat er ook nog gewone, echte gereformeerden zijn, die zich niet schamen gereformeerd te zijn en die die naam niet prijsgeven omdat anderen zich die naam toegeëigend hebben, ook al zijn die al lang niet meer gereformeerd.

Laten we in verbondenheid met onze gereformeerde vaderen de gereformeerde erve die zij ons hebben nagelaten bewaren, ons niet in de war laten brengen door al het kerkelijk rumoer van onze tijd en ons niet laten verleiden tot compromissen.

Dat wij - hoezeer het ware gereformeerde ook in puin ligt door de verwarring en verblinding die zo kenmerkend zijn voor deze tijd - toch van die puinhopen maar niet afzouden kunnen komen en verwaardigd mochten worden het op de Heere te wenden, Hem aan te lopen als een waterstroom, opdat Hij zich over sions gruis wilde ontfermen, ' kon het eens zijn opdat het Hem bij vernieuwing mocht dienen met eenparige schouder.

Dat de stichting tot handhaving van de staatkundig gereformeerde beginselen daartoe moge bijdragen, is onze hartelijke wens.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

In het spoor | 16 Pagina's

EIS VAN BEGINSEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

In het spoor | 16 Pagina's