Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BETEKENIS VAN HET HEILIG AVONDMAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BETEKENIS VAN HET HEILIG AVONDMAAL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V

Het is ons duidelijk geworden, dat bij de viering van het H. Avondmaal niet de enkele gelovige met zijn innerlijke beroeringen en ook niet de gemeente met haar gedenken en verkondigen de voornaamste handelende personen zijn, maar God Zelf. Hij geeft ons door het Evangelie de belofte des Evangelies des te klaarder te verstaan.

Iemand heeft gezegd dat het Avondmaal een handeling is en niet een les (an act, not a lesson). Maar dit is een foutieve tegenstelling. Een onderwijzer is niet iemand, die niets doet. De onderwijzing is ook een daad. Dit onderwijzend element in het Avondmaal wordt ook door de Catechismus terecht onderstreept.

Het Avondmaal behoort tot de „leermiddelen" des Heiligen Geestes. En wij moeten niet wijzer willen zijn dan God, Die ons dit Sacrament tot dit doel geschonken heeft.

Het woord „leermiddel" klinkt misschien, oppervlakkig beschouwd, wat nuchter. Maar laten we ons bij het H. Avondmaal niet terugtrekken in onze eigen innerlijke gevoelswereld, met de bedoeling enige directe genieting' voor eigen hart te mogen ontvangen, buiten deze lering om.

Die gevoelswereld is zeer belangrijk. Een geloof zonder gevoel zou op den duur wel zeer kil en koud zijn, zonder levenswarmte. Maar dit gevoel zal ontaarden, wanneer wij de begeerte naar de vertroosting des H. Geestes losmaken van de onderwijzing des H. Geestes.

Onze Vaderen hebben dit onderwijzend of liever dit predikend element duidelijk uiteengezet in onze Heidelberger in de uitvoerige antwoorden van de vragen 75 t/m 79. Ik denk in het bijzonder aan vraag 79. Daarin wordt er aan herinnerd, dat Christus het brood Zijn lichaam noemt en de drinkbeker Zijn bloed. Ter verklaring van deze sacramentele spreekwijze zegt de Catechismus, dat Christus ons daarmede wil leren. De inhoud van deze lering is: brood en wijn onderhouden het tijdelijk leven; zó ook is het gekruisigd lichaam van Christus en Zijn vergoten bloed de waarachtige spijze en drank, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden.

Sommigen zijn daarbij zeer ver gegaan in het tot in bijzonderheden nagaan van alles wat er met het brood gebeurd is, eer het door ons als spijze genuttigd wordt.

Om te beginnen is het tarwegraan reeds in de aarde gevallen en gestorven. De aar, die ontsproot, werd door de sikkel afgesneden, het graan werd in de molen verbrijzeld. Daarna moest het meel nog door het vuur van de oven bereid worden om voedzaam brood te worden. Men kan hierbij herinneren aan wat Jezus zegt aangaande het tarwegraan, dat in de aarde valt en sterft, opdat het veel vrucht drage. Men kan denken aan verschillende woorden uit Jesaja 53: „Hij ds afgesneden uit het land der levenden; het behaagde den Here Hem te verbrijzelen". Christus Jezus moest door het vuxn: van de toom Gods tegen de zonden heengaan.

Dergelijke gedachten kan men verbinden aan de wijn in de beker. „Hoe word Ik geperst, totdat het volbracht zij!" (Luc. 12 : 50). Hierin is veel aantrekkelijks, omdat het herinnert aan hetgeen de Man van smarten geleden heeft, eer Hij Zijn vlees kon geven tot een spijze; die blijft tot in het eeuwige leven. Maar op het moment van de Avondmaalsviering dreigt de concentratie op het kruis van Christus hierdoor meer belemmerd dan bevorderd te worden.

Maar wel moet het beeld van de maaltijd behouden blijven, hetgeen bij Rome niet het geval is, ondanks de ouwel, die op de tong wordt gelegd. Onder de verschillende vormen van Avondmaalsviering is die van het gemeenschappelijk aanzitten aan dezelfde tafel en (als regel) het drinken uit een gemeenschappelijke beker de meest voor het doel van dit Sacrament geschikte manier van Avondmaal houden. Ook heeft God met wijsheid in het éne Sacrament van het H. Avondmaal de twee tekenen van het gebroken en de vergoten wijn ons voor ogen gesteld, om daardoor de kruisdood, waarin het lichaam en het bloed des Heren gescheiden werden, af te beelden.

Maar de bedoeling des Heren is niet de herinnering aan het blote historische feit, waarbij wij met eerbiedige aandacht zouden stilstaan. Maar de maaltijd spreekt ook van de voeding en versterking des geloofs.

Brood dient om het lichaam te onderhouden en te versterken, de wijn verkwikt. Daarom geeft God ons bij het Avondmaal tekenen, die niet alleen gezien worden, maar die zich met ons verenigen, zoals met niets anders het geval is.

Goud en zilver zijn kostbaarheden, waarmee wij het lichaam zouden kunnen omhangen, maar brood en wijn worden vlees van ons vlees en bloed van ons bloed. Zij zijn de tekens van de allerinnigste vereniging en tegelijk van innerlijke versterking.

Dat is dus hetgeen God ons wil leren door het teken.

Het is telkens: zoals zó (zie vr. 79 Heid. Cat.). Maar het is meer! Het is ook: zo zeker als zo zeker

Hier is de bezegeling van de belofte des Evangelies. Want de betekenis van het Sacrament is in wezen geen andere dan die van het Evangelie. Zonder dat Evangelie zou het Sacrament een onverstaanbaar mysterie zijn, zonder troost. Maar de inhoud van datgene, wat God in Zijn Woord openbaart en belooft, wordt nu voor onze ogen niet alleen duidelijk gemaakt, maar ook bekrachtigd. God laat ons dit alles zien, geeft het in onze handen, en zelfs in onze mond, opdat wij op de allertastbaarste wijze verzekerd zouden worden var^ het deelgenootschap aan Christus en al Zijn goederen, in het bijzonder de gemeenschap aan de enige offerande van Christus aan het kruis volbracht.

De Catechismus zegt het weer zo: dat wij zo waarachtig zijns waren lichaams: en bloeds door de werking des Heiligen Geestes deelachtig worden, als wij deze heilige waartekenen met de lichamelijke mond tot Zijn gedachtenis ontvangen, (vr. 79).

In vraag 75 van zondag 28 is bovendien gewezen op het bevel des Heren ten aanzien van het gebruik van het H. Avondmaal. Daar staat „dat Christus mij en alle gelovigen van dit gebroken brood te eten en van deze drinkbeker te drinken bevolen heeft". Hier wordt dus alle rechtskracht toegekend aan de opdracht: doet dat tot Mijne gedachtenis. Ongehoorzaamheid aan dit bevel doet ons, (al is het dan vaak onopzettelijk en onbedoeld, en al verstaan we de velerlei motieven, die hierin meespelen) plaats nemen onder de schare der ongelovigen.

De Here beveelt Zijn kleingelovigen echter, dat zij zich zullen laten troosten. Het gaat hier niet om een mechanische plichtsvervulling, maar om het gehoorzamen aan een uit liefde gegeven voorschrift van de grote Arts der zielen aan Zijn kranken, of van een moeder aan haar zieke kind. En wanneer de vraag geopperd wordt: zijn deze middelen niet te kostbaar, mag ik die hebben?; dan is het antwoord: neem ze, want alles is betaald.

In datzelfde antwoord valt ons het woordje „beloofd" op. „Beloofd" is een sterk woord. Reeds onder ons mensen. Als onze kinderen of wie dan ook tot ons kunnen zeggen: u hebt het beloofd, dan kunnen wij er niet meer onder uit. Nu, de Here wil er ook niet onder uit. Hij heeft met wijsheid en liefde deze belofte in deze vaste bedding en in deze concrete vorm gegoten. En bij de belofte Gods staat het nog heel anders dan bij onze menselijke beloften, waarbij er nog een lange weg kan zijn tussen het geven en het inlossen van de belofte.

In de belofte ligt de beloofde zaak besloten.

Daarom zegt Calvijn „dat het fundament des geloofs is de genadige belofte, omdat op haar het geloof eigenlijk berust" (Institutie III, 2, 29). En even verder zegt hij, „dat er niets is, wat het geloof kan stutten, dan die milddadige boodschap, waardoor God de wereld met Zich verzoent".

Die belofte = is het Evangelie. „De belofte der barmhartigheid is voor het geloof het eigen doelwit".

Dit alles sluit de strijd des geloofs niet uit. Maar met het oog op die strijd is er juist alles aan gelegen dat de vastheid van Gods beloften onwankelbaar vast staat. Daartoe geeft de Here juist Zijn Sacrament. Wie meer wil weten van de belofte Gods als grond des geloofs leze wat Calvijn in heel deze bovengenoemde paragraaf en ook in par. 32 van hetzelfde hoofdstuk uiteenzet.

Het gaat er ons nu alleen om, dat God in het Avondmaal tot ons komt met een zichtbare belofte. Zijn beloven is leren en verzekeren tegelijk. Daarom komt de volle inhoud van het Evangelie op zulk een bijzondere wijze voor ons te staan, wanneer het gebroken brood en de vergoten wijn ons toegereikt worden aan de Dis der Heren. Want nog veel minder dan dat wij ons aan ónze belofte kunnen onttrekken, opdat wij geen leugenaars bevonden worden, zal God de Here de inhoud van Zijn belofte niet waar maken.

(Wordt vervolgd)

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE BETEKENIS VAN HET HEILIG AVONDMAAL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's