Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zal de kerk haar eigen ambten vernietigen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zal de kerk haar eigen ambten vernietigen?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

Al sinds vele jaren is er in de hervormde kerk sprake van geweest dat er een studie over het ambt zou komen waarin de kerk zich opnieuw over deze materie zou uitspreken.

Een behoefte daaraan deed zich al voelen in de jaren dat de nieuwe kerkorde werd voorbereid, dus in de jaren vóór 1951. Nog sterker werd dit gevoel toen de generale synode het besluit nam de vrouw toe te laten tot de ambten. Men kan zeggen: reeds dit besluit blokkeerde een onbevangen bestudering van heel de materie; wat er uit de bus zou komen mocht in ieder geval de genomen beslissing niet in discussie stellen. Een besluit genomen louter op grond van de eisen die de moderne tijd en de moderne mens stellen, legde althans op één punt de interpretatie van een aantal bijbelteksten die over het ambt gaan vast. Al vanaf dat moment was er dan ook ten aanzien van de inhoud van een te verwachten studierapport over het ambt niet veel goeds meer te hopen. Intussen bleef echter toch de vraag hiernaar leven. Vooral ook in de laatste jaren toen in toenemende mate de orde of structuur zelf van de kerk door velen problematisch werd gesteld en men er aan gewoon raakte te spreken over 'een crisis rond het ambt'.

Thans is het eindelijk zo ver gekomen dat de kerk een rapport werd aangeboden. Het kreeg tot titel: Wat is er aan de hand met het ambt? Het heet een studierapport te zijn. Door de synode werd het aanvaard in haar vergadering van 18 februari 1969. De stemmen die er tegen waren hebben helaas deze aanvaarding niet kunnen verhinderen.

Reeds nu, enkele weken na het verschijnen van het geschrift, is het duidelijk, dat het grote aandacht zal krijgen in de kerk. Daarvan getuigt onder andere het feit dat het reeds deze winter in tal van ambtsdragerscursussen zal worden besproken. De Centrale voor het vormingswerk (op de Horst) verzorgde speciaal voor dit doel een geschrift, geschreven door dr. C.P. van Andel, getiteld: Tillen aan het ambt dat met behulp van schema's en discussievragen de introductie van het studierapport (van Berkhof) moet bevorderen. Van een bepaalde kant schijnt er alles aan gelegen te zijn de inzichten van prof. Berkhof in dit studierapport, toch vooral in de kerk ingang te doen vinden. Er zit een uitzonderlijke druk achter.

De veronderstelling lijkt ons dan ook niet te gewaagd dat dit ambtsrapport, gesecondeerd wellicht door nog enkele andere geschriften (als b.v. het rapport-Kaptein dat vorige week in een speciale synodezitting is besproken) in de kerk een betekenis zal krijgen als weinig andere geschriften die de synode de laatste jaren heeft doen uitgaan. Het zal stellig de weg bereiden tot het indienen bij de classicale vergaderingen van een aantal voorstellen die een diepingrijpende wijziging in heel ons stelsel van kerkregering beogen. Men kan zeggen dat door het huidige studierapport de geesten hier reeds op worden voorbereid en er voor worden rijp gemaakt. Men is doelbewust er op uit een bedding te graven waardoor al dit nieuwe straks door de kerk zal kunnen heenstromen.

Alleen al op grond van deze overwegingen is het ten hoogste noodzakelijk dat aan dit studierapport aandacht wordt geschonken. Laat niemand denken: het is een van de vele praatstukken waar toch niemand zich wat van aantrekt. Wie dat meent onderschat de krachten die op het moment in onze kerk (en elders) actief zijn. Wij zijn gekomen in het stadium dat tot dáden zal worden overgegaan. Dat ligt gewoon in de aard van heel het nieuwe theologische denken.

Veel kan er zijn en gedaan worden in de kerk waar wij vanuit de Schrift en de belijdenis ernstig bezwaar tegen hebben, waartegen wij ook protesteren, maar dat niet in directe zin ons zijn in de kerk en onze arbeid in de kerk onmogelijk maakt. Erger wordt het echter wanneer men de grond onder onze voeten gaat weghalen. Reeds is er het een en ander in de kerkorde wat in deze richting tendeert, maar wat ons op het moment bedreigt is dat dit niet alleen nog méér wordt maar ook radicale vormen zal gaan aannemen. Wat het ambtsrapport-Berkhof beoogt is namelijk niets minder dan een algehele omvorming van de gestalte der kerk. De continuïteit met het verleden zal daarin nog maar heel zwak zijn. Als ik het maar dadelijk mag zeggen: de verbastering van het evangelie neemt er structurele vormen in aan. Volledige realisatie van de inhoud van dit rapport doet onze kerk ophouden een reformatorische kerk te zijn in de strikte zin van het woord.

Niet alleen om onszèlf protesteren wij daartegen ook omwille van de kerk in haar geheel. Men mocht nog eens tot bezinning willen komen. Aan het vernietigen van de oude ambten ten gunste van nieuwe die ingevoerd zouden moeten worden zit meer vast dan alleen maar een wijziging in organisatie. Ook ten aanzien van de ambten hebben wij een belijdenis. Wat daarover gezegd wordt in de geloofsartikelen (N.B.G. art. 30—32) staat onder het hoofd Wij geloven... Er is een directe relatie tussen de zuiverheid van de evangelieprediking en van de christelijke leer en een bepaalde ambts- en kerkstructuur! En omgekeerd tussen het invoeren van 'een ander evangelie' èn een aantasten van deze structuur. Men kan op dit punt niet genoeg op zijn hoede zijn.

De inhoudsopgave

Het studierapport biedt 3 hoofdstukken. Het eerste gaat over de nieuwtestamentische gegevens; het tweede biedt de dogmatische gezichtspunten en het derde beschrijft de ambtstheologie en de nederlands-hervormde ambtspraktijk. Aan deze hoofdstukken gaat vooraf een Woord vooraf van het moderamen der synode en een Inleiding van de schrijver van het rapport, prof. dr. H. Berkhof. Op de hoofdstukken volgt een Aanhangsel, geschreven met medewerking van de socioloog drs. R.G. Scholten; en tot slot nog een paar bijlagen. Voor deze keer beperken wij, ons tot een bespreking van het Woord vooraf van het moderamen. Daarbij maken wij de volgende critische opmerkingen:

1. Er wordt hier in dit Woord vooraf gezinspeeld op een ander rapport dat eveneens over het ambt ging, maar dat niet verder is gekomen dan de 'Raad voor de zaken van kerk en theologie'. Wij hebben nu op het oog het zogenaamde ambts­ rapport-Van Ruler. De naam heeft het te danken gehad aan de voorzitter van een commissie, samengesteld door de zojuist genoemde Raad, prof. dr. A.A. van Ruler. Volgens onze inlichtingen is niet prof. Van Ruler zelf de schrijver van dit ambtsrapport maar zijn wel zijn inzichten er voor een deel in vertolkt. Eigen bestudering van dit rapport heeft ons geleerd dat het heel wat bijbelser en gereformeerder van inhoud was dan wat ons thans wordt voorgeschoteld. En toch heeft in 1965 de Raad voor de zaken van kerk en theologie dit rapport niet de eer waardig gekeurd om het door te sturen naar de generale synode. Naar verluidt omdat enkele leden van de commissie ter vergadering zich van hun eigen rapport distantieerden. Nota bene alsof het dáárvan moet afhangen of de Raad een rapport moet en mag doorsturen of niet! Indien Schrift en belijdenis in de Raad enig gezag hadden gehad, zou men gezegd hebben: En tòch gaat het naar de Synode! En toen de Raad dit niet zeggen wilde, had het gelegen op de weg van het moderamen van de Synode. In ieder geval heeft dit moderamen de bevoegdheid om een stuk — hoe men er ook in een bepaalde raad tegenover staat — de synode ter behandeling aan te bieden. Het moderamen zou daarmee tevens haar onafhankelijkheid ten aanzien van genoemde Raad hebben getoond. Of bestaat soms in feite deze onafhankelijkheid niet? Overheersen soms de organen van bijstand de ambtelijke vergaderingen? Het lijkt er helaas wel eens op. Tasten wij naar de eigenlijke motieven die in de Raad voor de zaken van kerk en theologie een rol hebben gespeeld dan zullen wij er wel niet ver naast zijn met te veronderstellen dat het ambtsrapport-Van Ruler teveel liet staan. En dat is in onze tijd wel zo ongeveer het ergste wat men maar bedenken kan. 'Alles dringt naar vernieuwing' schrijft prof. Berkhof in het thans voor ons liggende rapport, en dat zal ook wel het gevoelen van vele anderen zijn geweest. Dus moest er iets nieuws komen.

2. In het meer genoemde Woord vooraf kwamen wij een zinsnede tegen waar wij onmogelijk aan kunnen voorbijgaan. Zij luidt als volgt: 'Velen (zijn) zich gaan afvragen of de klassieke ambten van de Nederlandse Hervormde Kerk... nog wel dienen kunnen om in de hedendaagse samenleving, de christelijke gemeenschap te bouwen en haar dienstbaar te doen zijn aan haar opdracht in de wereld' (bl. 8).

Men létte er eens op hoe váág in deze formulering de kerk wordt aangeduid, zij heet nl. de 'christelijke gemeenschap'. Zo'n woord kan schier van alles dekken: mensen die zeggen te geloven en mensen die (dat is immers modern) zeggen niet meer te geloven, een geloof zus en een geloof zo, alle mogelijke belijdenissen. In een dergelijke christelijke gemeenschap kunnen ambten voorkomen maar wellicht worden zij liever gemist. Voorstanders van een dergelijke kerkidee, aldus het moderamen, zijn er velen en zij zijn het die de klassieke leer en praktijk van het ambt ter discussie stellen. Vanwaar deze mededeling? Om aldus een wig te drijven in de ambtsleer van onze kerk? In ieder geval is dat wel het effect!

Er is echter nog iets. Er wordt hier — ik moet zeggen: óók hier — gesproken over de 'hedendaagse samenleving' en in verband daarmee natuurlijk ook weer over 'de opdracht van de kerk in de wereld'. Het is de ons zo langzamerhand wel vertrouwde moderne apostolaatsvisie. Die komt ook hier weer aan het woord. En toch is het een visie die de kerk tot op de dag van vandaag geen enkele geestelijke vrucht heeft opgeleverd, alleen maar afval. De moderne tijd, de moderne mens, de opdracht van de kerk in de wereld bepalen al sinds lang heel het theologisch klimaat en de praktijk van onze kerk. Daarvoor gaat alles voor de bijl. Nu is het ambt aan de beurt, inclusief heel de structuur van onze kerk.

Inplaats van dat de kerk met het evangelie naar de wereld toegaat, gaat de wereld voorschrijven wat het evangelie inhouden mag, en thans ook hoe de kerk en haar ambten er uit zullen moeten zien. Wij pleiten allerminst voor een esoterische kerk, een kerk die uitsluitend naar binnen is gekeerd, geen gezicht heeft op degenen die buiten haar zijn en zich niet bekommert om wat er in de wereld gaande is. Zelfs verwerpen wij niet dat ook in de organisatie der kerk de zorg om de anderen gestalte krijgt. Maar waar we wèl bezwaar tegen hebben is dat dit alles bepalend wordt voor ambt en kerk, en dat dus aan de eisen van de hedendaagse samenleving een normatieve betekenis wordt toegekend in de kerk. De bijbel legt men dan niet meer uit naar wat hijzelf zegt maar men laat hem zeggen wat men zelf graag wil of men schuift zijn getuigenis gewoon opzij met de mededeling dat het slaat op een situatie die tegenwoordig niet meer de onze is. Zo gaan eigen tijd en menselijk inzicht over de Schrift heersen. Ten aanzien van structuur van kerk en ambt acht men zich gerechtigd naar eigen willekeur te werk te gaan.

3. Een volgend punt is dat in hetzelfde Woord vooraf de mogelijkheid wordt opengelaten dat 'met evenveel bijbels recht ook een heel ander schema van 'diensten' zou zijn op te bouwen, dat veel meer aangepast is aan de huidige behoeften' (blz. 9); men bedoelt: een ander schema dan voor ons ligt in de oude, gereformeerde ambtenleer.

Dit is naar ons gevoelen niets minder dan het tegenwoordig zo vurig bepleite pluriformisme inzake geloof, belijdenis, beleving, en kerk-zijn. Er is niet slechts één waar geloof, er zijn vele ware geloven. Wij zijn niet gebonden aan één gemeentevorm, er zijn er meerdere mogelijk. Gemeente in meervoud! Er wordt in het Woord vooraf door het moderamen der synode weliswaar voor dit pluriformisme niet openlijk gekozen, maar — via een vraagteken — wordt de mogelijkheid ervan opengelaten. En dan weten wij voor ons wel wat de gevòlgen zijn. Men behoeft voor een dergelijk idee in onze tijd de deur slechts voor een kier open te zetten en alles komt royaal binnen. In ieder geval, men zal moeilijk kunnen zeggen dat een dergelijke manier van introduceren van een rapport als voor ons ligt, getuigt van een besliste geloofshouding. Wat in niets minder dan de belijdenis van onze kerk geschreven staat ten aanzien van het ambt heeft blijkbaar voor het moderamen der synode weinig evidentie, althans niet zoveel dat het zegt: Hier staan wij! Tot in de leiding van onze kerk toe leeft de geest van het moderne scepticisme. Het kan zus en het kan zo; er is een bijbels recht voor het een en voor het ander. Gevolg: ieder ga naar zijn eigen smaak of richting te werk! Zo getuigt reeds dit begin van een diepgaande geloofscrisis in onze kerk; die naar ons gevoelen de eigenlijke bron is van heel de zogenaamde ambtscrisis.

4. Tot slot, het thans voor ons liggende studierapport is het werk van één man, n.l. prof. Berkhof (zijn kennis en bekwaamheden erkennen wij gaarne). Wel had hij om zich heen een commissie van beraad, maar tijdens de synodezitting waarin dit rapport voor het eerst besproken werd, bleek wel hoe weinig deze commissie heeft in te brengen gehad. Van verscheidene leden van deze commissie alsook van vele leden der synode kwam een lawine van critiek los. Toch heeft de synode in een tweede zitting tenslotte het stuk aanvaard nl. als een studie-rapport.

Onze verwachting is dat dit laatste er spoedig àf zal zijn. Men zal het in de kerk gaan zien als tòch een stuk van de synode. Of het nu studierapport heet of dat het een andere naam zou hebben gekregen het doet er weinig toe. De tijd die ik in de synode heb gezeten heeft me geleerd hoe weinig ook te betekenen heeft al wat aan critiek op een bepaald stuk uit de synode naar voren wordt gebracht. Dat ligt zowel aan de leiding die gegeven wordt als aan de synode zelf. Er komt aan het eind van een bespreking een bepaalde formulering voor de dag: het stuk zal nog nader bekeken worden, het zal een wat andere naam krijgen, het zal uitgaan van de Raad zus of de Commissie zo, het zal niet meer zijn dan wat 'richtlijnen' of een 'studierapport' of zoiets, met als eind van het liedje dat bijkans alle synodeleden er voor stemmen, zonder dat er iets wezenlijks verandert. En altijd weer trapt de meerderheid der synode daar in! Onbegrijpelijk.

Zo hebben wij dus nu 'slechts' een studierapport voor ons. Maar het zal zijn weg gaan door de kerk. Met alle gevolgen van dien.

Het is maar het werk van één man, vertegenwoordigend één uitgesproken visie. Die ene man moge medestanders hebben, zelfs vele, dat doet er niets van af dat het zijn rapport is. Zal één man ons gaan leren wat het ambt is? Zal één man zijn zin krijgen in het omverwerpen van ons gereformeerd ambtenpatroon? Laat de kerk toch op haar hoede zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Zal de kerk haar eigen ambten vernietigen?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's