Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De generale synode van Rotterdam (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De generale synode van Rotterdam (5)

35 minuten leestijd Arcering uitzetten

We vervolgen in dit nummer het verslag van de Rotterdamse synode, die op vrijdag 24 september uit elkaar ging tot 4 januari 1972 D.V. We hebben tot dusver de arbeid verslagen tot woensdagmiddag 15 september. Het verslag in ons blad duurt dus nog voort. De lezers van ons blad, die zich ook vorige verslagen herinneren, zullen gemerkt hebben dat we deze keer uitvoeriger „verslaan" dan voorheen. Het is me nl. gebleken dat lezers dit op prijs stellen. Zij willen in het orgaan der kerken zo volledig mogelijk geïnformeerd worden en vinden het niet prettig in andere bladen te lezen wat de synode gedaan heeft. Terwille van deze informatie en om het meeleven te bevorderen geven we dus een vrij uitvoerig verslag. De consequentie daarvan is dat dit verslag verschillende nummers in beslag zal nemen.

Ds. J. Overduin
Op woensdagmiddag 15 september stelde praeses aan de orde het rapport van deputaten voor de eenheid van de gereformeerde belijders en de correspondentie met buitenlandse kerken. Deze deputaatschappen hadden een 24 pagina's tellend rapport ingediend in verschillende paragrafen verdeeld: binnen- en buitenland, Geref. Oec. Synode, de Internationale Raad van Christelijke Kerken, Onderzoek m.b.t. Pakistan en Kameroen. Deze punten kwamen achtereenvolgens aan de orde.
Voor het rapport behandeld werd als één geheel gaf hij het woord aan ds. J. Overduin, afgevaardigde van de Free Christian Reformed Church. Het was voor de synode en ds. Overduin zelf een vreugde elkaar te ontmoeten. Ds. Overduin heeft door zijn aanwezigheid, gesprekken en uiteenzettingen ons op originele wijze een kijk gegeven op de situatie van de zusterkerk overzee.
Hij begon met te zeggen dat de uitnodiging om zich op de synode te doen vertegenwoordigen dankbaar was aanvaard. Ook in 1959 was ik op de synode van Rotterdam aanwezig. In het land der vreemdelingschappen is er nog wel eens heimwee naar het kerkelijk leven in Nederland. Maar langzamerhand is er iets aan het veranderen. We komen veel meer tot zelfstandigheid. De oude generatie valt weg. De tweede generatie is die van het conflict. Hier en daar is men volkomen geïntegreerd in het Canadese leven. Er groeit een geslacht op „dat Jozef niet gekend heeft" en dat vreemd staat tegenover het Nederlandse kerkelijke leven. In sommige gemeenten is het Nederlands verdwenen. We krijgen predikanten niet meer uit Nederland, maar uit onze eigen gemeenten. De opleiding van predikanten is een probleem. Er waren verschillende mogelijkheden. We hebben uiteindelijk gekozen voor een opleiding aan het Calvin Seminary te Grand Rapids. In deze stad is een eigen predikant, die de studenten begeleidt: ds. J. Tamminga. Voorlopig hebben we geen andere mogelijkheid. Ons kerkelijk leven is maar klein. We hebben 12 gemeenten met 2823 leden. We dragen nog geen gemeenschappelijke naam: in Canada Free en in de States Old Christian Reformed. In 1970 gingen we over tot kanselruil met de Presb. Ref. Church. Ook zijn er goede contacten met de Free Church of Scotland. Van een vereniging is nog lang geen sprake. Er zijn nogal wat verschillen in kerkregering en liturgie. Maar het is ons beter te zijn in het gezelschap der Schotten dan in dat van de „aangepaste theologie". We evangeliseren via de radio; jongere predikanten zetten zich daarvoor in. Zendingsdeputaten overwegen het beroepen van een eigen zendeling. We zijn nog uw dochterkerk, maar zelfstandig. Toch voelen we ons afhankelijk en aanhankelijk t.o.v. u. We stellen prijs op de band met u. In 1911 — 60 jaar geleden — was dr. H. Beets op de synode van Utrecht van uw kerken. Hij zei toen: wij zijn in Amerika de oude afgescheiden kerk. De broeders van die synode zeiden bij monde van de praeses dat zij zich één met hem gevoelden. Moge die eenheid ook tussen ons de samenbindende kracht zijn.
Op verzoek van de praeses beantwoordde prof. Versteeg deze toespraak. Hartelijk dank voor uw toespraak, die de relatie onderstreept. We hebben bijzondere waardering voor wat u doet op het gebied van radio en zending. Ook in de kringen van deputaten correspondentie wordt de ontwikkeling nauwkeurig gevolgd. Dat de contacten met de Chr. Ref. Church aan de orde komen is belangrijk. We kunnen het volkomen billijken dat een nieuwe generatie de band met ons kerkelijk leven niet meer zo voelt. Dat zal in de toekomst wel meer blijken. Moge ook in de komende tijd Gods zegen u en uw kerkelijk leven vergezellen.

Prof. dr. L. Floor jr.
Hierna sprak prof. dr. L. Floor de synode toe als afgevaardigde van die Geref. Kerk van Suid-Afrika. Hij voelde zich verplicht zich opnieuw aan de synode voor te stellen aangezien hij niet meer de oude Floor van vroeger was (hilariteit — de vader van prof. Floor, ds. L. Floor sr. zat nl. achter in de kerk): ik ben een gespleten persoonlijkheid: Nederlander en Zuid-Afrikaan, Chr. Gereformeerd en „Dopper". Hij herinnerde aan twee belangrijke redevoeringen: die van prof. J. Hovius uit 1934 over de internationale betekenis van de Afscheiding, te Ulrum gehouden bij de herdenking van de Afscheiding en hij liet zien dat er een lijn liep van Ulrum naar Zuid-Afrika door de afgescheiden predikant, ds. D. Postma; en aan die van prof. dr. B.J. Oosterhoff in Potchefstroom gehouden namens de Theol. Hogeschool bij het eeuwfeest van de Hogeschool, toen hij wees op de geestelijke overeenkomst.
In Zuid-Afrika heeft men de lijn van de Chr. Geref. Kerk naar Zuid-Afrika uit het oog verloren. Men had geen belangstelling voor Apeldoorn en de Chr. Geref. Kerk. De Dopperkerk en de Christelijke Gereformeerde kerk hebben elkaar op het zendingsveld gevonden. De publicaties uit Apeldoorn en de verschillende bezoeken hebben de belangstelling verlevendigd. De bundel „Woord en Kerk" is met grote waardering ontvangen. De band wordt krachtiger gevoeld. Studenten en predikanten wachten met spanning de dag af dat het mogelijk zal zijn voor doctoraal studie en promotie naar Apeldoorn te gaan. Let op uw saeck. Met de uitbouw van Apeldoorn geeft u een schone gelegenheid om zusterkerken te dienen. Zijn er geen verschillen? Zeker wel: er wordt anders gepreekt, minder bevindelijk dan hier. De oudvaders worden wel gelezen, maar anders geïnterpreteerd. Avondmaal en huisbezoek zijn anders gestructureerd. Met u zijn wij één in de erkenning van de Bijbel als het Woord van God. Met u willen we de gereformeerde belijdenis bewaren. Dankbaar zijn de voor de samenwerking op zendingsgebied. Te weinig bekend is nog dat die Geref. Kerk de Bantoe-kerk in haar eigen verband heeft opgenomen. Hartelijk groeten we u. Moge de Here u zegenen voor de kerken in de lage landen. Hij herinnerde aan Hebr. 10:24 en 25. De daar gebruikte woorden betekenen eigenlijk bespioneren en provoceren in de goede zin. Elkaars tekorten behoeven we niet te verzwijgen. Ik verheug me in de band die er is. Beide kerken staan aan het front: wij hebben te maken met de donkere machten van het heidendom; u wordt geroepen om de waarheid te zeggen. De kerk van Zuid-Afrika groet u.
Deze toespraak werd beantwoord door dr. W. van 't Spijker. Het was ons een groot genoegen en een ware vreugde u te ontmoeten en te horen. Ik waag het te betwijfelen of u werkelijk veranderd bent. U spreekt nog dezelfde taal als vroeger en uw toespraak wordt gekenmerkt door duidelijkheid en missionair elan. Er lopen inderdaad verschillende lijnen van de Afscheiding naar Zuid-Afrika. De lijn leek in de Oceaan onder te duiken. Uw aanwezigheid bewijst dat de lijn weer boven is gekomen. Wij verheugen ons met beving. Wij hebben niet de vrijmoedigheid de plaats van de V.U. in te nemen. Maar we zijn verheugd omdat het beginsel, waaruit we leven, niet alleen innerlijke kracht bezit, maar ook in staat blijkt naar buiten uit te breken.
Waar kunnen kerken elkaar beter ontmoeten dan op het gebied van de zending? Het Evangelie moet gebracht worden tot aan het uiterste der aarde en ook tot de uiterste dag. Zending en eschatologie behoren bij elkaar. We leven onder de verwachting van Hem, Die zal komen. Hij, Die het beloofd heeft is getrouw. Onder de zegen van die God groeten wij u en verzoeken wij u onze groeten over te brengen.
(Voor een aanvulling hierop, zie aan het einde van dit artikel).

De Geref. Kerken (vrijgemaakt)
De praeses stelde hierna het gedeelte van het rapport aan de orde, dat handelt over de Geref. Kerken (vrijgemaakt). Eerst werd gememoreerd de behandeling van de brief van de synode van Hilversum op de synode van Hoogeveen. Het rapport over deze materie is afzonderlijk verschenen „Om de ware katholiciteit der kerk". „Deputaten namen van dit rapport kennis. Zij zijn van mening dat dit rapport op verschillende punten aanvechtbaar is, maar dat het niet tot hun taak behoort, hier een beoordeling van dit rapport te geven".
Vervolgens rapporteerden deputaten over de gehouden enquête m.b.t. de contacten, die er nu zijn met de kerken buiten 'het verband. 96 kerkeraden reageerden op deze enquête.
Onder de kerkeraden, die niet antwoordden — waarom niet? — zijn er verschillende, die intensieve contacten hebben met vrijgemaakte kerkeraden buiten verband. Volgens de enquête zouden 17 kerkeraden vrij uitvoerige contacten hebben; in werkelijkheid zijn het er meer. Als slotconclusie van deze paragraaf van hun rapport lezen we: „Deputaten zijn verblijd dat er na vele jaren meer plaatselijke samensprekingen worden gehouden tussen kerken die dicht bij elkaar blijken te staan. Zij zijn van mening dat deze kontakten een wijs en voorzichtig beleid vragen".
Commissie III sloot zich bij dit oordeel aan.
Het was te begrijpen dat deze zaak grote aandacht kreeg. Temeer daar er een schrijven was van de commissie „Gemeenschappelijke Taken" ingesteld door een convent van deze kerken te Zwolle. In dit schrijven wordt medegedeeld dat deze kerken in broederlijke gezindheid tegenover onze kerken staan en dat zij zich hartelijk verheugen over de goede contacten, die op plaatselijk niveau zijn ontstaan. De commissie van rapport stelde voor deputaten opdracht te geven om met deze commissie te spreken over de verhouding tussen deze en onze kerken.
Oud. D. Koole was dankbaar dat er weer een adres is om mee te spreken. Maar wat mij benauwt: wordt van beide kanten het als zonde ervaren dat de kerk gebroken is? Worden we elkaar erkennend en herkennend gedreven door de begeerte om bij elkaar te komen? Hij deelde iets mee over de situatie in Den Haag-Zuid, waar gedurende lange tijd de samensprekingen niet opschoten tot het besef doorbrak: het moet. Wij gevoelen nu: wij moeten tot bepaalde vormen van samenwerking komen. In welke geest zullen de samensprekingen worden gehouden?
Ds. M.C. Tanis wilde graag weten op welke punten deputaten het Hoogeveense rapport aanvechtbaar vinden. Hij vond de voorgestelde opdracht aan deputaten om te spreken over de verhouding tussen beide kerken te vaag.
Ds. P. Roos stond wat meer gereserveerd t.o.v. de vrijgemaakten. Van plaats tot plaats is de verhouding verschillend. Kanselruil is soms wel erg vlug toegepast.
Ds. H. Biesma zette een vraagteken achter de cijfers van de enquête. Hebben deputaten toen vele kerkeraden niet reageerden, zelf niet gerappelleerd? Kunnen de bepalingen van 1965 ook toegepast worden op de buitenverbanders?
Ds. J. Brons wees op allerlei veranderingen, die er zijn bij vrijgemaakten buiten verband. Mogen we hen zonder meer zien als op één lijn te staan met de vrijgemaakten uit 1962? De hantering van het gereformeerd belijden omtrent de kerk is geen verschilpunt meer, maar is het eerste verschilpunt niet gebleven? We moeten tot een duidelijke positiebepaling komen.
Ds. J. de Jong vond het rapport over deze zaak te kil. Het draagt een refererend karakter. Deputaten zeggen zelf weinig. Alleen de conclusie is door deputaten geformuleerd. Is dat nu alles? Ik mis in dit rapport een sterke bewogenheid. Onze kerken staan niet te trappelen van ongeduld bij deze kerken en geven geen concrete aanwijzingen. Het is alles heel erg magertjes. Ik zie niet de uitgestoken hand in dit rapport.
Ds. K.J. Velema liet eenzelfde geluid horen. Is vraag 2.2 van de enquête wel op z'n plaats: „Is gesproken over de opvattingen van ds. Telder, waarover deputaten destijds ook spraken?" Het gaat hier toch maar over één predikant? De vragen zijn zo kil. Hij miste het profetisch getuigenis. Om Christus' wil moeten we jagen naar de eenheid. Laten wij doen wat wij kunnen zonder ons eigen standpunt onder de tafel te schuiven.
De rapporteur, ds. K. Boersma, drong er op aan niet meer het woord vrijgeraakten te gebruiken. Dat vinden ze zelf niet prettig; daarom moeten wij het ook niet doen. Deputaten hebben zich in hun rapport als deputaten voorzichtig uitgedrukt en dat is te waarderen. Bij sommigen is er geen binding aan de belijdenis. En het kerkverband ontmoet bezwaren; als je je hoofd twee keer in de strop hebt gehad, word je voorzichtig. Het is niet de bedoeling dat wij met deze kerken van verslag tot verslag steeds voortgaan. Er moet naar de een of andere kant een beslissing vallen.
De secretaris van deputaten, ds. J.H. Velema, beantwoordde ook verschillende vragen. Hij toonde aan, evenals ds. Boersma reeds had gedaan, dat de berekening m.b.t. de enquête wel juist was. Het rapport had wat overzichtelijker getypd moeten zijn. Het kardinale bezwaar tegen het Hoogeveense rapport is dat „1962" daar heel anders wordt gewaardeerd dan door ons. Toen stonden we heel dicht bij elkaar naar ons gevoelen en het rapport zegt: dit was de wending. Deputaten besloten tot het instellen van een enquête om de synode te kunnen voorlichten t.a.v. de stand van zaken. De vorige synode gaf hiertoe geen opdracht. Het kon de schijn wekken dat deputaten zich bemoeiden met kerkeraadsaangelegenheden. Wij wilden niet rappelleren. De vragen zijn opgesteld n.a.v. de destijds gehouden samensprekingen. Ds. Telder staat niet alleen. In de wijze, waarop men staat tegenover zijn opvattingen en deze taxeert, komt uit hoe men staat tegenover de belijdenis. Er zijn inderdaad twee lijnen: enerzijds de blijdschap; anderzijds de zorg. Staan deze kerken te trappelen bij onze kerkdeuren? In het spreken over de verhouding tussen beide kerken komen zeker al die punten aan de orde, die in het verleden zijn besproken met vrijgemaakte deputaten.
Prof. dr. J. van Genderen gaf als voorzitter van deputaten nog enige toelichting. Wij zijn deputaten voor eenheid en zouden niets liever willen dan dat een verantwoorde eenheid tot stand kan komen. We denken aan een vereniging in de geest van 1869. We mogen ons niet te gemakkelijk neerleggen bij de gebrokenheid van de kerk. De stijl van het rapport is niet de stijl van breedsprakige broeders. Er is wel degelijk een toegestoken hand, maar er zit ook gereserveerdheid in. Dit is de werkelijke situatie.
In de hierop volgende tweede ronde voerde ds. J. Kruis nog het woord. Er is wel eens teveel uitgegaan van de verschillen; maar men moet uitgaan van de eenheid. Dan ontdekken we het wonder dat vele broeders vrijgemaakt buiten verband leven van dezelfde genade als wij. We zien de verschillen dan in ander licht. Eenheid is om Christus' wil noodzaak. Wie constateert deze eenheid?
Oud. D. Koole herinnerde aan Den Haag-Zuid. We hielden vele samensprekingen zonder dat we voldoende overtuigd waren dat de Geest het moet doen. Alleen Gods Geest kan de standpunten overbruggen. We moeten samen de zaak voor Gods aangezicht neerleggen. Die weg moet het op.
Oud. van Dolderen was van mening dat de samensprekingen nooit een vrijblijvend karakter mogen dragen. Geestelijke eenheid moet resulteren in kerkelijke eenheid. Daarom wilde hij de opdracht van deputaten uitgebreid zien met een clausule waarin zij aan moeten dringen op het samenleven in één kerkverband.
De synode aanvaardde hierna met algemene stemmen het voorstel van de commissie: deputaten opdracht te geven zich met de „Commissie Gemeenschappelijke Taken van de Geref. Kerken (vrijgemaakt) buiten het verband in verbinding te stellen om te spreken over de verhouding tussen de kerken.

Geref. Kerken
De volgende paragraaf van het rapport handelde over de Geref. Kerken. Als bijlage bij het rapport was gevoegd een gemeenschappelijk rapport over de gehouden samensprekingen sinds 1959 tot 1968. „De chr. geref. deputaten constateerden eerder een toenemende verwijdering dan een groeiende toenadering". Deputaten herinnerden er aan dat er sinds 1968 het een en ander gebeurd is in de Geref. Kerken o.a. Sneek 1970. „De besluiten van deze synode zouden door ons zeker aan de orde zijn gesteld, hadden wij na die datum nog samensprekingen gehad."
De commissie was van mening dat de samensprekingen over de bekende zaken nu wel zijn afgerond en dat het momenteel geen zin heeft deze samensprekingen te hervatten. Wel stelde de commissie aan de synode voor een positief, bewogen en getuigend schrijven te richten aan de generale synode dier kerken.
Ds. K.J. Velema voelde hier niets voor. Laten we bidden dat we zelf bewaard blijven, maar niet anderen op hun afval wijzen. De praeses deelde mee dat het moderamen van de geref. synode om een onderhoud met ons moderamen had verzocht. Het moderamen wil dit verzoek niet weigeren. In afwachting hiervan kunnen we niet besluiten nu een brief te schrijven. Eerst moet dit gesprek hebben plaatsgevonden.

Geref. Gemeenten
Van de Geref. Gemeenten hadden deputaten eindelijk antwoord gekregen. Zij hadden deze brief een plaats gegeven in het rapport. Reeds eerder vermeldden we kort in dit blad iets van dit antwoord. De verschillen zijn u en ons allen bekend, staat in deze brief. Men zou wel graag zien dat de onderlinge verschillen opgelost zouden kunnen worden, maar men is er van overtuigd dat de Here dit door Zijn Geest zal moeten doen. Overigens is er wel de begeerte om samen te werken op die terreinen van het kerkelijke leven waar dit mogelijk zou kunnen zijn.
Ds. K.J. Velema vond het jammer dat deputaten deze brief in extenso in hun rapport hadden opgenomen. Wat moet het nageslacht van de schrijvers van deze brief zich later niet schamen, wanneer zij deze brief onder ogen krijgen?
Ds. C. Verhage zou willen dat deputaten inplaats van te zeggen dat nu geen pogingen meer moeten gedaan, hadden voorgesteld om weer contact op te nemen.
Ds. J. Brons sprak in dezelfde geest. De brief had hem bijzonder teleurgesteld. Maar we moeten dit schrijven niet voor kennisgeving aannemen. We kunnen inhaken op de uitgesproken bereidheid tot samenwerken waar het maar kan.
Ds. J.H. Velema, de broeders begrijpend, ontraadde nu het schrijven van een brief. Het heeft lang geduurd voor we antwoord kregen. Het klimaat is niet rijp voor samenspreking. Er zijn broeders die het graag zouden willen, maar het kan nu niet. Laten we eerst maar eens afwachten.
Met algemene stemmen besloot de synode op de brief van de Gereformeerde Gemeenten niet te antwoorden.

C.O.G.G.
Over het C.O.G.G. rapporteerden deputaten o.a.:
„Naast de jaarlijkse conferentie vergaderde het C.O.G.G. in eigen kring. Deze vergaderingen werden ook drie keer gehouden, waar de gehouden conferenties werden besproken en nieuwe conferenties werden voorbereid. Behalve deze agendapunten werden door de deelnemers vragen gesteld m.b.t. de geestelijke en kerkelijke situatie. Inzonderheid de ontwikkelingen in de geref. kerken waren onderwerp van bespreking. Gewaagd werd van een veldwinnend relativisme t.a.v. de belijdenis. In een eerlijke en open discussie werd dit netelige onderwerp besproken. Ook naar de oorzaken werd gevraagd. Diverse factoren werden genoemd. De gereformeerde vertegenwoordigers in het C.O.G.G. bleken ook hun zorgen te hebben t.a.v. de gesignaleerde verschijnselen: de een meer de ander minder. Het is duidelijk dat inzonderheid de gereformeerde deelnemers het niet gemakkelijk hadden. De vraag is niet te ontgaan: wat zal op de duur de positie van de Geref. Kerken in het C.O.G.G. zijn? Op een volgende vergadering van het C.O.G.G. zal iemand uit de Geref. Kerken buiten het C.O.G.G. staande, verschillende besluiten van de Gen Synode der Geref. Kerken nader toelichten.
Op de C.O.G.G.-vergaderingen werd de behoefte gevoeld een klein geschrift samen te stellen, waarin enig inzicht gegeven werd in de geschiedenis en bedoelingen van het C.O.G.G. Deze brochure werd in het voorjaar 1971 gereed gemaakt onder de titel: Wat wil het C.O.G.G.? Een exemplaar van deze brochure is aan dit rapport toegevoegd. Het is van betekenis wanneer ook plaatselijk C.O.G.G.'s zouden worden opgericht. In deze tijd hebben de gereformeerde belijders elkaar nodig. Genoemde brochure kan als hulpmiddel om te komen tot vorming van een plaatselijk C.O.G.G. dienst doen."
Br. W. Huizer vroeg of het C.O.G.G. niet iets kan doen in verband met het onderwijs. Kan men geen gemeenschappelijk front maken?
Ds. J.H. Velema antwoordde dat deze zaak reeds op de laatste conferentie aan de orde is geweest. Hier zal verder over worden gesproken.
De deelname aan het C.O.G.G. werd gecontinueerd, hoe zwak de structuur van deze organisatie ook nog is.

Nieuwe tekst belijdenisgeschriften
Een volgend punt in het rapport van bovengenoemde deputaten was de vermelding van het gereedkomen van een nieuwe tekst van de belijdenisgeschriften. Sinds 1962 was hieraan gewerkt. Prof. dr. J. van Genderen en ds. J.H. Velema, deden namens het deputaatschap mee. Zij werden als volwaardige leden door de andere commissieleden geaccepteerd. Aan hen werd zelfs het gereed maken van de tekst voor publicatie opgedragen.
Een exemplaar van de nieuwe tekst werd aan alle afgevaardigden aangeboden. In hun rapport schreven deputaten:
„Graag herhalen we wat we drie jaar geleden schreven. „We zijn dankbaar dat we op deze wijze konden bijdragen tot het verstaanbaar maken van onze klassieke belijdenisgeschriften. Het feit dat we de belijdenis willen handhaven verplicht ons deze belijdenis zo goed mogelijk in deze tijd te bewaren, ook door haar zo duidelijk mogelijk te laten spreken." Deputaten geven graag de verklaring van hun waarnemers door dat met de tekst van de belijdenisgeschriften op een zeer verantwoorde wijze is omgegaan en dat op geen enkel punt geprobeerd is een tekst vast te stellen, die niet in overeenstemming met de oorspronkelijke bedoeling zou zijn. We verwijzen overigens graag naar het geleidewoord bij de nieuwe tekst van de voorzitter van de commissie, prof. dr. W.F. Dankbaar."
Over de vaststelling van de nieuwe tekst ontstond enige bespreking. Ds. J. Kruis en ds. J. Kievit namen aan deze bespreking deel. De eerste informeerde naar de procedure van het vaststellen; de tweede zou graag zien dat ook kerken, die net meegewerkt hebben aan deze nieuwe tekst, uitgenodigd werden.
Prof. van Genderen had bezwaar tegen het voorstel van de commissie om samen met de kerken, die meewerkten, te gaan arbeiden aan een gemeenschappelijk vast te stellen tekst.
Ook de secretaris, ds. J.H. Velema, nam aan de bespreking deel. Uiteindelijk besloot de synode een klein deputaatschap in te stellen dat tot taak krijgt in contact met de kerken, die medewerkten aan de totstandkoming van de herziening belijdenisgeschriften, na te gaan of deze nieuwe tekst geschikt is voor kerkelijk gebruik.

Raad van Kerken
Overeenkomstig de opdracht van de synode van '68 schreven deputaten een brief aan de Raad van Kerken, waarin de bezwaren werden weergegeven, zoals de vorige synode die formuleerde. Deze brief werd mondeling toegelicht bij het moderamen van de Raad van Kerken op 16 oktober 1969. Op 17 maart 1970 schreef het moderamen een brief aan deputaten. Over dit antwoord schreven deputaten:
„Uit dit antwoord blijkt dat de Raad van Kerken duidelijk zoekt naar kerkelijke eenheid, die naar bet oordeel van uw deputaten niet allereerst gebaseerd is op eenheid in geloofsbelijdenis, maar op eenheid in getuigenis en dienst in overeenstemming met de trend van de nieuwere theologie. De vraag blijft dan wat de inhoud van dit getuigenis en het karakter van deze dienst is.
We merken verder op dat het moderamen niet diep genoeg op onze bezwaren is ingegaan, en meer eigen standpunt verdedigt dan onze vragen beantwoord.
De brief gaat uit van de empirische situatie en tracht deze situatie te logaliseren.
Uit de handelingen van de Raad van Kerken — voorzover deputaten die thans kunnen beoordelen — blijkt niet de begeerte de kerken op te roepen tot terugkeer tot en handhaving van het Woord Gods."
Niemand van de synodeleden vroeg over deze aangelegenheid het woord. Daaruit kan geconcludeerd worden dat men niets voelt voor het lidmaatschap van de Raad van Kerken.

I.C.C.C.
Inmiddels is het woensdagavond 15 september geworden. Na de broodmaaltijd zetten de afgevaardigden zich weer op hun stoelen. Nadat we gezongen hadden Ps. 113 vers 1 stelde de praeses de zaak van de I.C.C.C. aan de orde.
Drie instructies waren over het lidmaatschap ingediend.
Die van het Noorden luidde: De generale synode besluite het lidmaatschap van de International Council of Christian Churches te beëindigen. Een brede toelichting vergezelde deze instructie. Uiteindelijk werden 9 argumenten aangevoerd voor het beëindigen van het lidmaatschap. We nemen ze onverkort over:
1. De oecumeniteit van de I.C.C.C, is niet ten volle schriftuurlijk aangezien hij de geestelijke eenheid van de gelovigen benadrukt ten koste van de zichtbare eenheid.
2. Hoewel onze kerken (vermoedelijk) verreweg de grootste kerk zijn binnen de I.C.C.C. is onze invloed uitermate beperkt. Want al hebben onze kerken reeds zeker gedurende de laatste tien jaar veel gedaan om de toon en de inhoud van de I.C.C.C. in goede zin te veranderen, er is van enige uitwerking van deze pogingen niets of vrijwel niets gebleken.
3. De tekst van vele resoluties (m.n. die over de R.K. Kerk, de Wereldraad van Kerken en de „new morality") is vaak dermate van toon, dat in sommige gevallen van „kretenslakerij" en „nonsens" gesproken kan worden (Acta 1968/69, art. 175).
Bovendien is de handelwijze van sommige leiders en leden van de I.C.C.C. soms dermate negativistisch en agressief, dat zij de grenzen van de bijbels/christelijke apologie overschrijdt.
4. Hoewel onze kerken formeel niet verantwoordelijk zijn voor de resoluties die genomen worden op een congres van de I.C.C.C. voelen onze kerken zich wel moreel daarvoor verantwoordelijk (Acta 1968/69 pag. 238).
5. Hoewel volgens dr. McIntire die I.C.C.C. geen kerk maar een beweging is, doet dit niets af van het feit, dat de kerk nimmer anders dan weloverwogen het Woord van God moet spreken en dat ook bij samenwerking van kerken dezelfde opdracht blijft. Dit weloverwogene missen wij bij de I.C.C.C. en gezien de historie is er niets, dat ons garandeert dat dit in de toekomst zal veranderen.
6. Hoewel de I.C.C.C. ook werk verricht dat onze instemming waard is, zijn zijn uitspraken (die verkondiging zijn in de wereld en daarom van groot belang) beneden de maat van de kerkelijke opdracht.
7. De politieke stellingname van de I.C.C.C, de onduidelijke betrokkenheid bij de kerkscheuring in West-Pakistan en het optreden van enkele leiders en leden van de I.C.C.C. hebben in onze kerken onrust gewekt.
8. Het is veelzeggend, dat de Free Christian Reformed Churches of Canada and U.S.A. en de Reformed Churches of New Zealand (kerken waarmee wij in correspondentie staan) reeds eerder hebben besloten hun lidmaatschap te beëindigen. Vergeleken met 1948 is de gereformeerde inbreng in de I.C.C.C. te zwak en te klein geworden.
9. Op het optreden van de voorzitter en andere vertegenwoordigers van I.C.C.C. kunnen onze kerken geen enkele invloed uitoefenen.
Het Westen drong aan op betere effectuering van ons lidmaatschap:
De Particuliere Synode van het Westen verzoekt de Generale Synode —aangezien brieven te dezer zake geen bevredigend effect hebben gehad — maatregelen te nemen, die gericht zijn op:
1. een betere realisering van de inbreng van onze kerken in de besluiten die door de International Council of Christian Churches in internationaal verband worden genomen;
2. een matiging van uitspraken van de I.C.C.C speciaal in het politieke vlak te bewerkstelligen, waardoor kan worden voorkomen dat de naam van onze kerken mede wordt verbonden aan een politieke positiekeuze, die in het licht van het Evangelie de onze niet kan zijn, omdat zij teveel wordt bepaald door interne Amerikaanse politieke en kerkelijke tegenstellingen.
Het Oosten vroeg de synode duidelijkheid te scheppen inzake de oecumenische relaties van onze kerken.
De commissie, die deze zaak had voor te bereiden (III), had een uitvoerig rapport opgesteld, waaruit we de belangrijkste passages citeren:
„Uw commissie zou graag het complex van vragen in zijn geheel willen bezien. In de instructie van het Noorden worden vele vragen genoemd, die in de loop der jaren zijn gerezen en gegroeid, deels door waarneming in eigen kring, deels door beïnvloeding van buitenaf.
Verschillende bezwaren kan uw comm. onderschrijven. We noemen:
— de politieke stellingname, die teveel de indruk geeft, dat een bepaalde politieke overtuiging gelijkgesteld wordt met de wil van God en de boodschap van het Evangelie;
— het Amerikaans „gezicht" van de I.C.C.C. uitkomend in verschillende resoluties en het optreden van I.C.C.C-figuren; gedeeltelijk te verklaren uit het feit, dat Amerika geen christelijke politieke partijen heeft en de christenen hun politieke overtuigingen op andere wijze proclameren dan wij;
— de te gemakkelijk toegepaste zwart-wit redenering, die een evenwichtige beoordeling van feiten en personen frustreert;
— het gemis van een profetisch geluid in knellende situaties, waarover men overigens wel een mening heeft, bv. t.a.v. Vietnam en de Ierse kwestie.
Maar, uw comm. mist in deze instructie enige positieve waardering voor de I.C.C.C. M.a.w. deze instructie mist de evenwichtigheid, die we in de I.C.C.C. zo graag zouden vinden.
De gen. synode van 1950 besloot tot aansluiting bij de I.C.C.C. geleid door het rapport van deputaten, waarin verschillende motieven voor aansluiting worden genoemd:
— de grondslag is volkomen aanvaardbaar;
— vervulling van een ideaal van Calvijn;
— vervulling van onze profetische roeping;
— de kerk der Afscheiding herkent het beginsel van de Afscheiding terwille van de Waarheid Gods bij verschillende kerken bij deze Raad aangesloten. (Acta 1950, pag. 206/7).
Op deze motieven wordt in deze instructie niet ingegaan.
Evenmin worden positieve punten genoemd, die o.i. ook verdisconteerd moeten worden in de beoordeling van de I.C.CC;
— de I.C.C.C. is een podium waarop kerken en groepen, waarin zij ook verschillend mogen zijn, elkaar ontmoeten in het ene geloof in de Here Jezus Christus, Wiens bloed verzoent en reinigt. Nu deze boodschap in allerlei wereldorganisaties gaat vervagen, is het van grote waarde, dat de I.C.C.C. strijdt voor het hart van het Evangelie;
— de verschillende congressen, welke critiek men erop maken kan, mag en móet, worden gekenmerkt door een geestelijke eenheid, wortelend in het geloof in de volstrekte betekenis van Christus' verlossing;
— bij de I.C.C.C. zijn vele kleinere kerken aangesloten, die alle ontstaan zijn uit afscheiding van een grote bestaande kerk; dit bindt samen doordat we zelf weten wat Afscheiding betekent;
— als een van de grootste bij de I.C.C.C. aangesloten kerken hebben we een taak t.a.v. kleinere kerken, die bemoedigd en gesteund worden door het weten, dat ook andere grotere kerken met hen dezelfde strijd strijden.
In de instructie wordt gezegd, dat onze invloed om de toon van het getuigenis te veranderen tot nu toe zonder uitwerking is gebleven. Ook het Westen zegt, dat brieven ter dezer zake geen bevredigend effect hebben gehad. Dit moge in zijn algemeenheid waar zijn, uw commissie merkt wel op dat de afgevaardigden naar het laatste congres in 1968 rapporteerden, dat de methode m.b.t. de totstandkoming van de resoluties een verbetering was met betrekking tot het vorige congres (Acta 1968, pag., 241) en een andere afgevaardigde schreef dat met het schrijven van deputaten van mei 1968 op het congres m.b.t. de resoluties wel rekening is gehouden. (Wekker jrg 77, 367). We moeten dit ook in rekening brengen, al is de commissie met de afgevaardigden en vele anderen er van doordrongen dat er aan de resoluties nog veel ontbreekt.
Een belangrijke overweging is o.i. het feit dat beëindiging van ons lidmaatschap in het geestelijk klimaat van onze tijd een verzwakking betekent in de geestelijke strijd en een indirecte versterking van het standpunt van de Wereldraad. In dit verband denken we aan de arbeid van I.C.C.C.-Nederland en het maandblad „Getrouw", dat een eigen plaats inneemt in deze tijd; een plaats die ondermijnd zou worden, wanneer nu juist de Chr. Geref. kerken zich aan de I.C.C.C. zouden onttrekken.
Zou de I.C.C.C. niet trouw zijn aan haar grondslag of zou ze in de wijze waarop zij vasthoudt aan de grondslag het Woord Gods verduisteren — een niet ondenkbare mogelijkheid — dan zou het de plicht zijn afscheid te nemen van de I.C.C.C.
Uw commissie is van mening dat die tijd nog niet gekomen is. Maar ook al zouden alle bezwaren gedeeld worden, dan mag o.i. deze synode nog niet besluiten het lidmaatschap te beëindigen. De mogelijkheden om veranderingen aan te brengen zijn nog niet alle gebruikt.
Tot dusver hebben we twee brieven geschreven. Maar een gesprek heeft nog niet plaatsgehad. De aanwezigheid van enkele leden van onze kerken tijdens de vergaderingen van het Executive Committee in een congresperiode moet niet overschat worden, omdat dan de tijd voor een rustig gesprek en rustige bezinning ontbreekt.
Uw commissie is van oordeel dat de synode aan haar deputaten opdracht dient te geven een delegatie aan te wijzen, die tot taak heeft, de genoemde bezwaren eerst schriftelijk ter kennis te brengen van het Executive Committee en deze bezwaren dan met een delegatie van het Exec. Comm. uitvoerig en grondig te bespreken.
Een deel van de commissie heeft van dit gesprek niet veel verwachting, maar de commissie in haar geheel is wel van mening, dat dit de juiste procedure is.
Op een volgende gen. synode dienen we ons lidmaatschap dan nader te bezien.
Vele broeders namen aan de bespreking over deze kwestie deel. Uiteraard werd in de bespreking ook het gedeelte van het deputatenrapport besproken, dat betrekking had op de I.C.C.C. Overigens was dit rapport op dit punt sober. Deputaten hadden de kwestie Pakistan onderzocht en rapporteerden daarover. T.a.v. Kameroen was hun dit niet mogelijk. Op de kritiek, die de laatste tijd geuit is in onze kerken op de I.C.C.C. — via een circulaire van vier broeders, die aandrongen op. beëindiging van ons lidmaatschap en het orgaan van de C.G.S. Canon — waren deputaten niet ingegaan. Zij vonden dat niet juist en wilden het oordeel van de synode afwachten.
De bespreking werd geopend door ds. J. Vogel die o.a. meende dat het zeer subjectief is om te zeggen dat de verschillende instelling t.o.v. afscheiding belangrijk is voor de beoordeling. Afscheiding kan goddelijke roeping zijn, maar moeten we elke afscheiding bij voorbaat toejuichen?
Oud. G.E. van Nee had veel waardering voor het prachtige rapport van commissie III. Als reden voor de geringe inbreng van onze kerken noemde hij ook het feit dat op de congressen het Engels de voertaal is en dat betekent dat de Amerikanen een grote voorsprong hebben. Het trof hem dat, als men eenmaal een congres heeft bijgewoond, men minder kritiek heeft dan wanneer men er nooit geweest is.
Ds. H. Biesma had het beter gevonden dat deputaten in hun rapport wel gereageerd hadden op de in kerken levende kritiek. Als de commissie een gesprek wil met de leiding dan dient men eerst de bezwaren schriftelijk ter kennis te brengen zegt de commissie. Waarom nog schriftelijk? Wat bedoelt de commissie als zij zegt dat het geen ondenkbare mogelijkheid is dat de I.C.C.C. in de wijze, waarop zij vasthoudt aam het Woord Gods, de grondslag kan verduisteren?
Ds. J. de Jong keerde zich tegen het almaar blijven praten. Tot dusver heeft niets gebaat. Is dat geen aanwijzing voor de synode om zich te haasten? De argumentatie dat uittreden uit de I.C.C.C. in het geestelijk klimaat van deze tijd niet past, is een veel gebruikt argument. Het is geen goed argument; het is een argument uit het negatieve. In de G.O.S. is een waardiger klimaat op hoger niveau. De politieke stellingname van de I.C.C.C. zit me hoog. De I.C.C.C. maakt zich schuldig aan dezelfde fout die zij aan de Wereldraad verwijt nl. dat de Wereldraadhandelingen politiek gekleurd zijn.
Oud. C. Ippel was dankbaar voor het rapport van de commissie. We kunnen nog heel veel doen.
Oud. J. van Bergeijk had grote waardering voor de I.C.C.C. en het prachtige werk, dat ds. Maris daar verrichtte. Hij stemde toe dat er fouten worden gemaakt, maar dat is geen reden om de I.C.C.C. te verlaten. De band met verschillende kleinere kerken is zeer belangrijk.
Oud. J. van Ledden meende dat de voordelen van het lidmaatschap groter zijn dan de bezwaren. We .moeten de band bewaren.
Ds. K.J. Velema was van een ander gevoelen. De commissie noemt de argumenten in 1950 gebruikt op, maar er is sindsdien wel wat veranderd. Wij zijn de grootste kerk en na 15 jaar is het nog niet beter .geworden. Het argument van het geestelijke klimaat, waarover de commissie spreekt, trekt de zaak in het verkeerde vlak. Ik bedank er voor dat het lidmaatschap inzet wordt van een kerkelijke strijd. Ik ben bereid de smaadheid van Christus te dragen, maar niet de smaadheid van de I.C.C.C. We kunnen aan onze mensen het lidmaatschap niet meer verkopen als een t.v.-uitzending laat zien dat McIntire met God en de bom naar Vietnam wil.
Ds. K. Boersma, rapporteur, verdedigde het rapport van de commissie. Hij wees op de zeer gecompliceerde situatie in een Moslims land. De bezwaren tegen de politieke stellingname worden vrijwel door de gehele commissie gedeeld. Overigens is er ook een ander uiterste: de kerk doet niets aan politiek. In Amerika zijn chr. pol. partijen. De vraag waar het om gaat is: zijn de fouten inherent aan de I.C.C.C?
Prof. dr. J. van Genderen, voorzitter van deputaten, besprak het beëindigen van het lidmaatschap van de Reformed Churches van Nieuw-Zeeland. De leiding maakte op hen een autoritaire indruk. Verder informeerde hij de synode over het rapport met betrekking tot Pakistan. Met opzet zijn deputaten niet ingegaan op de kritiek op de I.C.C.C. om de volle gelegenheid te bieden bezwaren in te dienen. Behalve de punten die in het commissie-rapport genoemd zijn, zijn er nog andere positieve punten: de onderlinge gemeenschap o.a. ook in het Jeugdcontact en de christelijke hulpacties.
Prof. dr. Versteeg stelde de centrale vraag: wat is de I.C.C.C. en wat verstaat men er onder? Men mag aan de I.C.C.C. niet voorschrijven wat niet kan. Sinds 1968 is er geen congres meer geweest. Wat personen doen en zeggen mag men niet schrijven op rekening van de I.C.C.C.
In de tweede ronde voerden nog verschillende broeders pro en contra het woord.
Zo vroeg ds. C. Verhage, dankbaar voor de toelichting van prof. Versteeg: kan de organisatie daar nu niets aan doen?
Oud. D. Koole meende dat je de uitspraken van I.C.C.C.-personen niet los kunt zien van de I.C.C.C. Gelooft u dat er nog gehoor zal zijn?
Ds. P. Roos zei dat we niet neutraal kunnen zijn. We zullen van twee kwaden het beste moeten kiezen. Door berichtgeving in Trouw en Canon moet men zich niet laten leiden.
Drs. T. Brienen was van mening dat in het commissierapport de motieven van 1950 niet volledig waren weergegeven. Hij wilde de argumenten van toen ontzenuwen en stelde tegenover ieder argument andere argumenten.
Tenslotte adviseerde prof. dr. B.J. Oosterhoff het voorstel van de commissie te aanvaarden. Er zijn in de I.C.C.C. geestelijke waarden aanwezig. Ik ben altijd bijzonder geboeid door de eenheid in het ware geloof. Veel bezwaren deel ik. Men heeft de meeste bezwaren tegen de resoluties, maar daarin kwam het politieke gezicht niet zo duidelijk naar voren. Voor mij is de vraag, als ik de politieke gedragingen van McIntire bezie: hoe leef ik naar de Schrift? Hoe wordt de Schrift gehanteerd in politieke situaties? Het dilemma I.C.C.C.-Wereldraad is een verkeerd dilemma.
Maar we moeten vandaag zeggen: wij willen met u nog eens praten over deze dingen.
De praeses gaf hierna het voorstel van de commissie in stemming: de instructie van de part. syn. van het Noorden te verwerpen. Dit voorste! werd aangenomen met 8 stemmen tegen.
Ook werd aangenomen het voorstel: aan de intentie van de instructie van het Westen te voldoen door deputaten op te dragen een commissie samen te stellen, die met vertegenwoordigers van de I.C.C.C. Indringend de bezwaren heeft te bespreken, die leven in onze kerken als genoemd in het rapport sub B, nadat in een schrijven de te bespreken punten vooraf duidelijk zijn geformuleerd.
Onze kerken blijven dus lid van de I.C.C.C. en zullen op een volgende synode deze zaak nader bezien.
Een bezwaarschrift van de kerk van Rozenburg tegen een uitspraak van de part. syn. van het Zuiden werd afgewezen. Deze uitspraak had betrekking op een appèl van de kerkeraad tegen een beslissing van de classis Rotterdam m.b.t. een instructie van Rozenburg over beëindiging van het lidmaatschap van de I.C.C.C. De commissie toonde aan dat Rozenburg zich ten onrechte verongelijkt gevoelde.
Op verzoek van de praeses ging ds. K. Boersma voor in gebed.
De tweede dag van de eerste volle zittingsweek was voorbij.

J.H.V.

P.S. In het vorige nr. is een uitspraak van oud. G.E. van Nee bij de bespreking van het Jeugdwerk niet juist weergegeven. Deze br. heeft gezegd dat wanneer ,Tijdsein' een onregelmatig verschijnend mededelingenblad zou worden, dit niet opbouwend, maar afbrekend zou werken. Het ging hem dus niet om de inhoud van dit blad.

Met betrekking tot de brief van de synode van Hoogeveen noemde de commissie twee mogelijkheden:
1) Op even uitvoerige wijze de verhouding tot deze kerken aan de orde stellen,
2) volstaan met het beantwoorden van de brief van de synode van Hoogeveen.
Overeenkomstig het voorstel van de commissie besloot de synode tot het laatste.
De commissie kreeg opdracht een brief samen te stellen als antwoord op de brief van de synode van Hoogeveen. In de januari-vergadering komt deze zaak dan weer aan de orde.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1971

De Wekker | 8 Pagina's

De generale synode van Rotterdam (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1971

De Wekker | 8 Pagina's