Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een rede met een kanttekening 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een rede met een kanttekening 2

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tegen dit stukje hebben we wel even aangekeken. We meenden, dat de kritiek van Dr. Woelderink indertijd is uitgelopen op een kritiek op de Dordtse leerregels en een afwijzen van verschillende uitspraken daarvan. Ook dachten we aan de oude strijd van Ds. I. Kievit in Baarn, die toch ook werkelijk geen „christen-prediker" was en die met Dr. Woelderink niet één van geest was. Zou deze kritiek van Ds. I. Kievit op Dr. Woelderink in de bond nu geheel verdwenen zijn? Dit zouden we geen winstpunt achten. Zeker heeft Dr. Woelderink wel behartigenswaardige dingen gezegd, maar in vele dingen kunnen en mogen we hem niet volgen. Nu is wellicht de bedoeling van deze uitspraak om slechts op „rechtmatige kritiek" te wijzen en „onrechtmatige kritiek" naast zich neer te leggen. Dat is op zichzelf wel mogelijk, maar zoals het er nu staat is het op zijn minst wat verwarrend. De bladen, binnen de Gereformeerde Bond verschijnend, bekonkurreren elkaar niet meer. Toch viel het mij op, dat er in het „Gereformeerd Weekblad" in enige uitnemende artikelen van de hand van Ds. Van Sliedregt een, wat ik noemen wilde, „kanttekening" op dit gedeelte van de rede van Ds. Tukker aan te treffen viel. Het kan haast niet anders dan dat niet zonder verband met deze uitspraak van Ds. Tukker de opmerkingen van Ds. Van Sliedregt moeten gelezen worden. Immers werd de genoemde rede op zaterdag 2 mei j.l. uitgesproken en de opmerkingen van Ds. Van S. staan in het „Gereformeerd Weekblad" van 6 juni j.l. De artikelen van Ds. Van Sliedregt zijn, ook in onze kring, het lezen, herlezen en overdenken waard.

Ds. Van S. schrijft over de „Schriftuurlijk-bevindelijke prediking" en wat hij daarover schrijft is ons zodanig uit het hart gegrepen, dat wij in enige komende artikelen een en ander nog nader onder de aandacht van onze lezers willen brengen. Maar nu eerst de „kanttekening". Een „kanttekening" is een verklarende aantekening. Deze mag natuurlijk nooit in tegenstelling met de tekst, waarop de aantekening betrekking heeft, staan. We hebben juist daarom het woord „kanttekening" ge­bruikt. Wij willen geen tegenstelling veronderstellen (immers zijn die er volgens Ds. Tukker praktisch niet meer). Maar nu de „kanttekening" dus. We citeren volledig:

„De gemeente, tot wie de prediking gericht is, hebben we dus te zien als verbondsgemeente. Wat dat inhoudt en welke verantwoordelijkheid dat voor ieder persoonlijk met zich brengt heb ik in het vorige artikel omschreven. Ieder verbondskind wordt opgeroepen tot bekering, daar hij van nature in het diepst van zijn hart het verbond afwijst. Het spreekt vanzelf, dat deze prediking een bepaalde theologische visie op het verbond tot achtergrond heeft. Calvijn heeft ons in deze de juiste weg gewezen door op grond van de Heilige Schrift. te spreken van verschillende graden van de verkiezing Gods en twee reeksen van verbondskinderen. Dr. Woelderink heeft gemeend er op te moeten wijzen, dat Calvijn hiermede spekulatief buiten de Heilige Schrift om theologiseerde (zie zijn brochure over de uitverkiezing). O.i. geheel ten onrechte. Calvijn heeft hiermee eenvoudig geluisterd naar het Woord. Ds. I. Kievit heeft dat in zijn altijd zeer lezenswaardige brochure „Tweeërlei kinderen des verbonds" zeer duidelijk aangetoond.

Deze visie op het verbond is zeer belangrijk, omdat hiermede samenhangt de benadering van de gemeente en ieder lid der gemeente persoonlijk. Indien er niet rekening wordt gehouden met de twee reeksen verbondskinderen, verzandt men onherroepelijk in een verbondsprediking, die tekort doet aan de Schriftuurlijke eis van een eerste bekering. Er is dan wel voortdurend sprake van een voortgaande bekering, maar de zondaar wordt niet afgesneden door de aanzegging en ontvouwing van zijn totale verlorenheid in de absolute vijandschap van zijn hart; terwijl toch de bediening des Woords de zondaar heeft te dagvaarden als de goddeloze voor het gerecht (juist als verbondskind). Zo alleen wil de Heilige Geest leren wat het is om als een goddeloze gerechtvaardigd te worden en subjektief over te gaan in het

verbond. Dr. Woelderink heeft ons in deze de juiste weg niet gewezen. Hoogstens heeft hij ons genoopt ons te bezinnen op het verbond en de verhouding van Woord en Sakrament alsmede de doperse gevaren. Maar de bezinning zelf is andere wegen gegaan en dat terecht. De weg, die Dr. Woelderink ons gewezen heeft is voor ons niet begaanbaar, althans niet in die zin, dat we met zijn visie op het verbond en het in-zijn in het verbond verder kunnen. Dan zouden we een verbondsleven gaan voorstaan, waarin praktisch geen plaats gelaten wordt voor de afsnijding van de zondaar voor Gods aangezicht (in bevindelijke zin). De school, die Dr. Woelderink gemaakt heeft, heeft dat ook uitgewezen. En ik dacht dat het nuttig is om ook te waarschuwen voor een afglijden in die richting, juist vandaag in onze kringen, ook al worden anderzijds ook 'altijd nog allerlei doperse gevaren terecht gesignaleerd".

Tot zover dit uitvoerig citaat uit het „Gereformeerd Week- ^ blad" van 6 junij.l. Miste Ds. Van S. in de rede van Ds. Tukker deze zo nodige waarschuwing? Hoe ook, de' hier door mij genoemde „kanttekening" op de rede van Ds. Tukker openbaart geen tegenstelling, want die „schijnen weg te ebben", maar is voor ons toch wel een zo duidelijke toelichting en verklaring, dat de aanvaarding van de kritiek van Dr. Woelderink toch niet zo algemeen is als'een oppervlakkige lezing van de rede zou doen denken en deze „kanttekening" is ook onder ons zo broodhard nodig. We hopen het artikel van Ds. v. S. nog nader onder de aandacht van onze lezers te brengen, maar zijn nog niet klaar met enige vraagtekens te plaatsen bij de rede van de voorzitter van de Gereformeerde Bond, juist vanuit ons gemeenschappelijk verbonden zijn in de gereformeerde gezindte. Er zijn veel behartigenswaardige zaken aan de orde gesteld in de rede, waarover we schreven. Zo roept hij ernstig op om bij zovele verschuivingen trouw te mogen blijven. We citeren: „Het is daarom, dat nu reeds in de verschuiving der geesten tegen deze theologie der revolutie krachtige wederstand geboden wordt. Het is daarom zo geboden, dat wij de vastigheden van Gods Woord en ook de vastigheden der kerk, namelijk haar belijdenis, haar inzettingen goed vast zetten voor onszelf, voor ons kerkvolk, voor onze kinderen, ook voor het ongeboren geslacht".

Daar kunnen we onze instemming mee betuigen. De geweldige verschuivingen en revolutionaire woelingen moeten ons naar het onveranderlijke Woord en de daatop gegronde belijdenis des te meer doen grijpen, opdat we temidden van wat wankelt onze voeten op deze Rotssteen zouden vastgezet zien. Voorts wordt gewezen op het volgende: „Laat ons letten op de scholen, op de catechisaties, op het middelbaar en hoger onderwijs. Alles zal zwaarder stormen moeten kunnen verduren dan die wij hebben moeten verduren".

Ook dat is een noodzakelijke zaak. Niet gering is de taak, die ons hier wacht. Ook hier kan de gereformeerde gezindte zoveel meer doen dan nu gedaan wordt.

Maar dan komt de spreker tot de kerk. In dit verband zegt hij: „Laat ons voorzichtig zijn met onze eigen kerk. Zij is ons aller Moeder. Zij heeft ons geestelijk gebaard. Uit haar ontvingen wij onze doop, Gods Woord, de belijdenis, ons lidmaatschap, des Heeren heilig Avondmaal, onze opleiding, onze ambten en in haar ontvingen wij de gemeenschap van heiligen, gingen wij in de rijen der voorgeslachten. In haar nemen wij thans een plaats in voor onze nageslachten. Bedenken wij dat vooral. De weg, die wij gaan, zal ons nageslacht gaan". De spreker heeft het hier over de Nederlandse Hervormde Kerk. Nu als zoon van een „afgescheiden" kerk spreekt dit ons niet aan. Daar moet men dan wel echt „Hervormd" voor zijn, om door zulke woorden aangesproken te worden. Die successie van personen en tijden heeft toch geen enkele waarde als „nota ecclesiae", kenmerk van de kerk. Zo immers zou een roomse ook over de kerk kunnen spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 1970

De Saambinder | 4 Pagina's

Een rede met een kanttekening 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 1970

De Saambinder | 4 Pagina's