De oorlog in bijbels licht
Als we tot een principiële benadering van het oorlogsvraagstuk willen komen, ligt het voor de hand allereerst te luisteren naar wat de Bijbel hierover zegt. Vervolgens zullen we aandacht besteden aan de opvattingen van Augustinus en Calvijn: zij hebben de Schriftgegevens over oorlog en vrede nader uitgewerkt. Tot slot zullen we de consequenties voor onze tijd nader overwegen.
Het Oude Testament
In het Paradijs heerste vrede, maar door de zondeval heeft God Zelf vijandschap gezet tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad (Gen. 3.15) Daarmee is in beginsel de oorlog - als gevolg van de zonde - ingeleid in het menselijk bestaan. Hoewel formeel niet van oorlog gesproken kan worden, bleek deze vijandschap reeds bij de doodslag van Abel door Kaïn.
De oorlog op grote schaal komt duidelijk naar voren bij de vestiging van de Israëlieten in Kanaan. Opmerkelijk is dat deze oorlog uitvoerig wordt beschreven en in verband wordt gebracht met Gods wil. Er wordt wel gesproken van de heilige oorlogen des Heeren. God Zelf geeft meermalen bevel oorlogen te beginnen: Hij leert Zijn volk ten strijde; Hij leidt hen naar de overwinning. De Ileere is Zelf de Krijgsman Die vooruittrekt.
Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat elke oorlog door God gesanctioneerd wordt. De bezetting van Kanaan was een zeer unieke gebeurtenis. God ontruimt hier een stuk grond, waar Zijn volk Israël een bijzondere plaats krijgt in Zijn heilsplan. De Messias zou uit dit volk voortkomen. Ook wordt vermeld, dat God deze oorlogen laat voeren als een strafgericht over de oorspronkelijke bewoners, van wie de maat der ongerechtigheid vol was.
Ook David heeft vele oorlogen gevoerd. Hiervan wordt gezegd, dat ze Israël rust gegeven hebben van de vijanden rondom. Zo stonden ze in dienst van de belofte van God. Opvallend is hierbij wel dat David de tempel niet mocht bouwen, omdat hij een man van oorlogen was. Zijn zoon Salomo was een man van vrede en zijn regering was een voorafschaduwing van het Vrederijk van de Messias (Psalm 72).
In de tijd van de profeten komt de oorlog dikwijls in een ander licht te staan. Ze worden dan in verband gebracht met het verlaten
van God, waardoor oorlogen als gerichten over Israël worden gebracht. Het wegdoen van de afgoden is de enige mogelijkheid om aan Gods oordeel te ontkomen. God treedt nu op als een Strijder tegen Israël. In het Oude Testament zijn de oorlogen dus steeds in Gods hand ten dienste van de handhaving van de bijzondere positie van Israël: het moet een afgezonderd volk zijn, geen afgoden dienen, geen wereldpolitiek voeren, maar steeds afhankelijk van God zijn, Die Zijn eigen doel met hen voor ogen heeft.
Het Nieuwe Testament
De tijd van het Nieuwe Testament is geheel anders: sraël is geen zelfstandige staat meer en er wordt geen melding meer gemaakt van heilige oorlogen. Het gaat nu ook niet meer om de staat Israël, maar om het Koninkrijk Gods, dat nu als vervulling van de beloften zichtbaar was geworden met de komst van de Messias. Dit Rijk openbaart zich in gerechtigheid, vrede en blijdschap (Rom. 14 : 17). De onderdanen van dit Koninkrijk strijden met de geestelijke wapens tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld en tegen de duisternis van deze eeuw. Daarom kon Paulus zeggen, dat hij de goede strijd gestreden had.
De kerk is daarom geen politiek instrument om die vrede hier op aarde te vestigen. Zij moet wel een teken zijn van dat komend Koninkrijk en als een voorbeeld voor de wereld zijn (Joh. 17 : 23). Christenen dienen op grond van gegevens uit het Nieuwe Testament een positieve houding tegenover de overheid in te nemen.
Er wordt immers op aangedrongen voorbeden voor haar te doen.
Belastingen moeten aan de keizer betaald worden. De overheid wordt getekend als Gods dienares, want zij staat in dienst van God als een wreekster tot straf voor degene, die kwaad doet (Rom. 13 : 4). De overheid draagt het zwaard niet vergeefs ter beteugeling van het kwade en tot wraak van het onrecht.
Ook doet het Nieuwe Testament een beroep op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens op de plaats waar hij staat, ook als militair. Zo mag Cornelius zijn functie blijven uitoefenen. Evenmin zegt Johannes de Doper dat de soldaten, die zich door hem hadden laten dopen, de dienst moeten verlaten. Wel geeft hij richtlijnen voor het gedrag van de militair: Doet niemand overlast en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog en laat u vergenoegen met uw bezoldigingen" (Luk. 3:1).
Er moet bij het bezien van het vraagstuk over oorlog en vrede in bijbels licht mee gerekend worden, dat de vrede steeds in relatie gezien wordt met het recht. Daarom kan er geen vrede zijn zonder recht en geen handhaving van het recht zonder zwaard. Er kan dan ook geen ware vrede zijn tenzij de mensen zelf veranderd worden
door de vernieuwende kracht van de Heihge Geest. "Totdat over ons uitgegoten wordt de Geest uit de hoogte....En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn" (Jes. 32 : 15, 17).
In de Bijbel wordt de oorlog niet verheerlijkt, maar evenmin altijd afgekeurd. Hoofdzaak is, dat de oorlog in dienst van het recht en de vrede staat. Daarom worden ook geen aanwijzingen gegeven over de meest effectieve middelen omdat men steeds de vrede op het oog moet hebben.
De Schrift prijst noch het militairisme noch het seculaire pacifisme. Wij zijn niet geroepen Gods Vrederijk zelf hier te realiseren, maar evenmin hebben wij tot taak het oordeel Gods uit te voeren door een oorlog.
Augustinus
Het is bekend dat Augustinus (345-430) onderscheid maakte tussen de staat Gods en de aardse staat. In deze laatste kan men oorlogen verwachten, omdat hij tegen zichzelf verdeeld is. Natuurlijk verkiest Augusti nus de vrede boven de oorlog. "Het is een groter geluk een goede nabuur te hebben met wie men in vrede leeft, dan een slechte nabuur in de oorlog te onderwerpen".
Hij maakt onderscheid tussen rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen. Rechtmatig zijn die oorlogen, die onrecht wreken. De staat die onrecht straft, handelt naar Gods wil. Ook mag een staat,
die ten onrechte wordt aangevallen, zich verdedigen. Augustinus beseft terdege, dat ook rechtvaardige oorlogen veel ellende met zich meebrengen, maar ze moeten toch gevoerd worden, omdat alleen zo de werkelijke vrede - het doel van elke oorlog - gerealiseerd kan worden. Wel is het beter een conflict bij te leggen door onderhandelingen dan door oorlogvoering. Onrechtmatige oorlogen, zoals veroveringsoorlogen die uit machtswellust voortkomen, veroordeelt Augustinus.
Hij stelt dus in de lijn van de Schrift, dat alleen oorlogen goedgekeurd mogen worden als zij plaatsvinden om vrede en recht.
Calvijn
Ook Calvijn (1509-1564) erkent, dat de overheid het recht heeft oorlogen te voeren. Onophoudelijk wijst hij er op, dat de overheid het zwaard niet vergeefs draagt. "De natuurlijke billijkheid en de aard van het ambt leren, dat vorsten ook gewapend zijn om de landen, die hun toevertrouwd zijn, door oorlog te beschermen, indien zij vijandig worden aangevallen". Bescherming der onderdanen geeft recht tot oorlogvoeren.
Wel stelt Calvijn nadrukkelijk, dat de oorlog tot het uiterste noodgeval beperkt moet blijven. Er moeten beslist gewichtige redenen aanwezig zijn en alle andere middelen moeten eerst tot het uiterste beproefd zijn, voordat men tot oorlog mag overgaan.
Omdat juist in oorlogstijd de boosheid van het mensenhart naar boven komt, vindt Calvijn het noodzakelijk, dat er strenge wetten worden uitgevaardigd om die ban deloosheid te bedwingen.
Ook dus bij Calvijn - evenals bij Augustinus en vele anderen - vinden
we de erkenning van het bestaan van rechtvaardige oorlogen.
De rechtvaardige oorlog
Een rechtvaardige oorlog moet aan de volgende voorwaarden voldoen. Ten eerste moet de oorlog uitgaan van de wettige overheid, want zij moet zorgen voor het welzijn van de staat, zowel tegen binnenlandse als buitenlandse vijanden. Ten tweede moet de oorlog gevoerd worden om een rechtvaardige zaak. Niet uit machtswellust, ijdelheid e.d., maar om hoge zedelijke goederen te beschermen, als zij op geen andere wijze bewaard kunnen worden. Ten derde moet de oorlog gevoerd worden met een zuivere bedoeling en een rechtvaardig doel. Het mag niet de bedoeling zijn de vijand zoveel mogelijk te schaden, hem te wreken en hem te overheersen, maar om door de oorlog als een uiterst middel tot de vrede te komen en het recht te laten zegevieren. Daarom moet tenslotte de oorlog ook op een rechtvaardige wijze gevoerd worden.
De menselijkheid moet in de oorlog bewaard blijven: geen onnodig bloedvergieten, geen moedwillige verwoesting, geen gruwelen en sadisme.
Alle oorlogen die niet aan deze eisen voldoen, moeten gerekend worden tot de onrechtvaardige.
Het zal moeilijk zijn met bovengenoemde noties tot een definitief standpunt en oordeel te komen ten aanzien van het oorlogsvraagstuk in het nucleaire tijdperk.
Ook de kerken zien zich genoodzaakt hun houding te bepalen ten aanzien van het huidige oorlogsvraagstuk. Als voorbeeld moge volstaan worden met het rapport van de Nederlandse Hervormde Kerk "Het vraagstuk van de kernwapenen" (1962). De Hervormde synode spreekt zich hierin uit tegen het gebruik van kernwapens, omdat deze niet als echte wapens kunnen worden aangemerkt, aangezien zij ten enenmale onbruikbaar zijn voor het bereiken van enig doel, waarvoor wapengeweld legitiem zou kunnen worden toegepast.
In 1979 kwam op de synode ook het vraagstuk van het bezit van kernwapens aan de orde. in een schets voor een kernwapenrapport werd ook dit afgewezen. Het eindrapport over deze kwestie is nog niet gereed (juli 1979).
Welke praktische consequenties heeft nu deze nucleaire situatie? Er zijn mensen, die pleiten voor eenzijdige ontwapening, maar daarmee geeft men de eigen soevereiniteit op en evenmin vermindert men het gevaar voor een atoomoorlog. De overtuiging, dat wij geen atoomoorlog zullen beginnen, is geen garantie dat hij niet zal kunnen ontstaan.
Een meer realistisch en tevens verantwoord alternatief is het hand-
haven van de balance of terror om vandaaruit te proberen te komen tot geleidelijke wederzijdse wapenvermindering. We moeten daarom de ontwikkelingen in de bewapening kritisch volgen en niet meteen pleiten voor de invoering van elk nieuw ontwikkeld wapen. Want niet alleen door ontwapening wordt het machtsevenwicht verstoord, evenzeer door eenzijdige wapenvermeerdering.
Al is de balance of terror - helaas - nodig voor de handhaving van de vrede, de nucleaire wapens kunnen moeilijk in dienst van het recht staan. Deze situatie leidt tot de merkwaardige uitkomst, dat vaak van oorlog wordt afgezien en onrecht voortbestaat uit angst voor een atoomoorlog. De middelen zijn onrechtvaardig en onbruikbaar, om het recht te laten zegevieren. Slechts een beperkte oorlog met conventionele middelen zou rechtmatig kunnen zijn, maar het gevaar voor escalatie moet niet uit het oog verloren worden. Desalnietemin mag de conventionele bewapening niet verwaarloosd worden. We zullen op wettige wijze de wereldvrede moeten bevorderen maar tegelijk moeten beseffen dat ons werk onvolmaakt zal blijven. De macht der zonde is daarvoor te groot in deze wereld. Dit besef zal er ook toe moeten leiden ons zelf niet als vredelievender voor te stellen dan onze tegenstander.
Echte vrede - sjaloom - is pas daar waar Christus heerst. Zijn vrede geeft niet alleen afwezigheid van vijandschap en oorlog aan, maar eist een toestand waarbinnen goddellijke gerechtigheid heerst.
Hoewel Christus ook nu reeds Koning is, is die volmaakte vrede nu nog niet gerealiseerd. Dat nu nog bestreden Rijk van vrede en heil zal door crises en oorlogen heen gevestigd worden. Hij zal evenwel niet toelaten, dat de wereld zichzelf zal vernietigen door een totale atomaire oorlog (2 Petr. 3 . 7; 1 Kor. 7 : 31).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1979
Criterium | 40 Pagina's