Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarachtigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarachtigheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paul van Geest

Waarachtigheid

Levenskunst volgens Augustinus

Zoetermeer: Meinema/Averbode 2011

ISBN 9789021142777

Het nieuwe boek van Paul van Geest, het altijd lachende gezicht van de Nederlandse patristiek, is een schot in de roos. Hij bewerkte een aantal van zijn artikelen en colleges over het werk van Augustinus met als verbindend thema waarachtigheid. Het is een schot in de roos, omdat meerdere politieke items van de laatste tijd met dit thema te maken hebben. Van Geest wijst dat zelf ook aan: “In onze tijd lijkt waarachtigheid een discussiepunt in het publieke domein wanneer integriteit ter sprake wordt gebracht. Het woord ‘integriteit’ valt vooral wanneer het tegendeel van deze deugd in het dagelijks handelen aan het licht treedt; wanneer bijvoorbeeld bestuurders en ambtenaren omkoopbaar blijken en steekpenningen aannemen of bekleders van een geestelijk ambt niet in staat zijn het leven van minderjarigen te eerbiedigen.” (16) Met dit thema heeft de auteur ook de aandacht weten te trekken van mensen buiten de theologische faculteit. Niet voor niets schreven een psycholoog en een bedrijfskundige een waarderend voorwoord.

Het nadeel van het boek is dat het gaat om een verzameling van eerder verschenen studies die aan elkaar zijn gevlochten tot een boek rond één thema. Men moet van dit boek dan ook niet verwachten dat het de deugd van de waarachtigheid plaatst binnen het geheel van Augustinus’ theologisch denken. Dan had de auteur ook vragen moeten behandelen als: welke plaats heeft Augustinus’ denken over waarachtigheid in zijn antropologie en denken over de zonde? Op welke manier wordt de mens tot waarachtigheid verlost door het werk van Christus en de heilige Geest? Deze vragen worden echter niet afzonderlijk aan De orde gesteld. De leidende vraag van de auteur is eerder: hoe bevordert Augustinus in zijn geschriften een waarachtige levenshouding?

Het eerste hoofdstuk gaat over de deugd van de gematigdheid (temperantia), zoals Augustinus daarover schrijft in de geschriften die hij net na zijn bekering in 386 geschreven heeft: ‘Over het gelukkige leven’ en ‘de orde’. Een gematigde levenshouding is volgens Augustinus de weg naar geluk. Het gaat erom in het leven uitersten te vermijden. Men moet niet zelf het middelpunt van het universum willen zijn door aanzien, macht en roem na te streven. Wie zo in het leven staat, zal altijd getergd worden door het gevoel meer te willen, of door wat hij heeft te verliezen. Van Geest betoogt dat Augustinus deze gedachten overneemt uit de klassieke filosofie (Stoa), maar er een christelijke draai aan geeft. Waar de Stoa het mogelijk acht een dergelijke staat van de ziel te bereiken door rationele zelfcontrole, daar ziet Augustinus God als degene die de mens voor een dergelijke levensorde ontvankelijk maakt.

Dit onderscheid tussen Augustinus en de Stoa had Van Geest grondiger kunnen uitwerken. Het is namelijk van groot belang voor het thema ‘waarachtigheid’. Wie mag vertrouwen op een genadige God die het eigen innerlijk reinigt van slechte verlangens, hoeft zich niet meer groot te houden. Zo iemand kan eerlijk zijn over de zwarte kanten van zichzelf. Dat is precies wat Augustinus later aanwijst als het tekort van de stoïsche wijze (sapiens). Deze meent een vorm van aandoeningsloosheid in zijn eigen innerlijk te kunnen bewerken, maar sluit zich hiermee af van verkeerde strevingen in zichzelf. Juist daardoor bevordert hij in zichzelf een onwaarachtige levenshouding. Want ‘wie zegt dat hij geen zonde heeft, maakt God tot een leugenaar en de waarheid is niet in hem (1 Joh. 1, 8).’ (De Stad van God 14, 9) Alleen door Gods genade kan een mens zijn eigen innerlijk werkelijk onder ogen zien en daar eerlijk over zijn. Daarin verschilt het christelijk geloof wezenlijk van het Griekse denken. Het is het verschil tussen hoogmoed en nederigheid. Naar mijn mening brengt Van Geest op dit punt de discontinuïteit tussen Augustinus en de Stoa te weinig in rekening. In het tweede hoofdstuk behandelt Van Geest een onderdeel uit Augustinus’ denken over het gemeenschapsleven (te vinden in zijn Praeceptum). Hij laat zien hoe Augustinus in zijn kloosterregel probeert het samenleven in het klooster te ordenen. Daarin valt op dat hij oog heeft voor de individualiteit van elk lid van de gemeenschap. De orde wordt niet afgedwongen door het opstellen van een lijst van regels waaraan iedereen zich moet houden (op strafe van uitsluiting). Augustinus houdt er rekening mee dat de gemeenschap bestaat uit individuen met hun eigen levensgeschiedenis en innerlijke drijfveren. Als die niet serieus worden genomen, zal dat uiteindelijk resulteren in desintegratie van de gemeenschap. Onder de oppervlakte zal het eigen ‘ik’ zich blijven roeren en zijn eigen belangen blijven nastreven. Pas als men de verkeerde drijfveren van zichzelf en elkaar onderkent, komt er ruimte om te groeien naar een gedeelde liefde. Alleen op die manier is het mogelijk een samenleving te bereiken waarin men één van hart en ziel is in God (Handelingen 4:2).

Deze gedachte zal later ook leidend worden voor Augustinus’ politieke theologie. Daarover gaat het laatste hoofdstuk van het boek. De klassieke, Ciceroniaanse, definitie van de res publica als een groep rationele mensen die verbonden zijn door een gedeelde wet, vindt Augustinus veel te oppervlakkig. Een echte gemeenschap komt tot stand door een gedeelde liefde. Niet uiterlijke gehoorzaamheid aan de wetten, maar een gedeeld verlangen verbindt mensen echt aan elkaar. Daarvoor hoefje alleen maar even een kijkje te nemen in een voetbalstadion. Een rechtvaardige vrede – die uiteindelijk tot stand gebracht zal worden onder hen die behoren tot de stad van God – bestaat dan ook in de gedeelde liefde voor God en voor de ander in God. Ook hier vestigt Van Geest er weer de aandacht op dat Augustinus’ ethiek niet allereerst draait om verantwoording van je gedrag, maar om verantwoording van je gezindheid.

Een ander hoofdstuk dat in dit boek de aandacht trekt, gaat over Augustinus’ strijd om waarachtigheid in zijn polemiek met het Donatisme. In het Africa waar Augustinus bisschop was, bestonden sinds 311 twee kerken.

De katholieke kerk en een tegenbeweging, genoemd naar één van de eerste leiders van ervan: Donatus. Deze gemeenschap pretendeerde de ware voortzetting van de kerk in Africa te zijn. Zij zou zich namelijk in de tijd van vervolgingen niet schuldig hebben gemaakt aan het offeren aan de goden en het overleveren van de heilige geschriften. De katholieken waren volgens hen de naam van ‘kerk’ niet meer waard, omdat zij bisschoppen in hun midden hadden gehandhaafd die in de vervolgingen het geloof hadden verloochend. Katholiek stond gelijk met onrein en onheilig, terwijl de Donatisten zichzelf zagen als heilig. Deze manier van denken resulteerde echter in een sterk ritualistische visie op heiligheid. Wie bij de ware kerk hoorde, was daarmee in feite al onaantastbaar. Daarmee ging het lidmaatschap van het Donatistische kerk werken als een dekmantel van de zonde. Augustinus wordt in deze context uitgedaagd om na te denken over wat ‘waarachtig kerk-zijn’ eigenlijk is. Zijn antwoord is dat heiligheid van de kerk niet een gerealiseerd kenmerk van de kerk is, maar een toekomst waar ieder in de kerk naar toe aan het groeien is. Heiligheid is geen bezit waar je je op kunt beroemen, maar een belofte voor de toekomst. Daarbij hoort een houding van openheid over het eigen falen, van geduld met zwakke of slechtwillende mensen, en tegelijk vrijmoedigheid in het afwijzen van wat niet goed is. Zo schep je een gemeenschapscultuur waarin het kwade niet wordt goedgepraat en waarin tegelijk voor een ieder ruimte is voor bekering en groei. Dat is een cultuur waarin een waarachtige levenshouding wordt bevorderd.

Paul van Geest is er goed in geslaagd te laten zien waar het in Augustinus’ ethiek steeds weer over gaat: ‘waarachtigheid’, de overeenstemming tussen denken, willen en handelen. Augustinus blijft niet aan de oppervlakte steken, maar stoot altijd door naar het hart, daar waar de diepste loyaliteiten van een mens verborgen liggen. Het boek had aan diepte gewonnen als het begrip ‘waarachtigheid’ geplaatst zou zijn in het geheel van Augustinus’ denken over zonde en genade (bijvoorbeeld via een keuze uit zijn anti-pelagiaanse werken, een onderdeel van zijn geschriften dat in dit boek niet behandeld wordt). Wellicht is dat mogelijk in een publicatie waarin op het in dit boek verrichte werk wordt voortgebouwd.

B. (Bart) van Egmond MA is als aio verbonden aan de Theologische Universiteit Kampen (Broederweg) en doet onderzoek naar de theologie van Augustinus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

Radix | 96 Pagina's

Waarachtigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

Radix | 96 Pagina's