Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

REDE Ir. VAN DIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REDE Ir. VAN DIS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

ter gelegenheid van de behandeling van de begroting van Kuituur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk

De heer Van Dis begon met een verklaring waarom en waarover hij sprak.

Mijnheer de Voorzitter!

Aangezien mijn fraktiegenoot, dominee Abma, die bij de behandeling van het onderhavige hoofdstuk het woord zou voeren, wegens ziekte verhinderd is deze vergadering bij te wonen, zie ik mij voor de taak gesteld, het in zijn plaats te doen. Gezien de korte tijd van voorbereiding, zal ik mij bepalen tot slechts enkele punten, die voornamelijk in het principiële vlak liggen, zodat ik mede gezien het late uur niet over de volledige aan onze fraktie toegemeten spreektijd zal beschikken. Het behoeft geen nader betoog, dat dit begrotingshoofdstuk voor ons tal van posten bevat, waaraan wij in de allereerste plaats om principiële redenen onmogelijk onze goedkeuring kunnen geven, doch waartegen wij ook financiële bezwaren hebben. De aangevraagde gelden zijn toch in de door ons bedoelde gevallen bestemd voor doeleinden, die lijnrecht ingaan tegen de nadrukkelijke uitspraken van Gods Woord en Wet. Het is toch niet voor tegenspraak vatbaar, dat door middel van de film, van de radio en vooral van de televisie, alsmede van de ontelbare hoeveelheid lektuur in vele gevallen wordt aangetast wat velen van ons volk heilig is. Hoe menigmaal toch worden er door radio en televisie woordspelingen, uitdrukkingen, kwinkslagen en hele betogen gespuid, die een beslist godslasterlijk karakter dragen. Meermalen werden onzerzijds voorbeelden hiervan in deze Kamer naar voren gebracht.

Vervolgens staafde spreker wat hij zei me verschillende voorbeelden.

Ik herinner slechts aan de televisie-uitzending van de N.C.R.V., waarvan Noach het middelpunt was en die destijds wijlen Prof Waterink deed verklaren, dat hij er diep in zijn ziel door was gegriefd, terwijl er ook in zogenaamd neutrale persorganen scherpe afkeuring over werd uitgesproken. Voorts herinner ik aan de televisie-uitzending met de titel „Beeldreligie", die in sommige bladen, die als progressief bekend staan, o.m. „De Volkskrant", godslasterlijk werd genoemd. In „De Telegraaf' was de recensent van televisie-uitzendingen al van hetzelfde gevoelen. Een stroom van klachten brak dan ook naar aanleiding van deze godslasterlijke uitzending los. Personen uit onderscheidene kerkformaties waren het erover eens, dat zulk een uitzending alle perken te buiten ging. Niet minder bleek hun verontwaardiging over het feit, dat al dit godslasterlijk gedoe maar door de Regering werd geduld. Nu zou men hiij kunnen toevoegen, dat het laatste geval zich reeds zolang geleden heeft voorgedaan, maar dan antwoord ik erop, dat het daarom niet minder sprekend is om er de geest mee te demonstreren, waardoor de gehele televisie-beweging werd en nog steeds wordt beheerst. Van verandering ten goede is toch in de loop der jaren niets gebleken. Veeleer is het steeds verder bergafwaarts gegaan, zodat voortdurend wordt geklaagd over de godslasterlijke en zedenverwilderende uitzendingen. Nog niet zolang geleden werd een geheel ontklede deern voor het publiek tentoongesteld, nog wel onder leiding van een zogenaamde predikant van de V.P.R.O.

Wat het ergste is van het ergerlijke:

De Minister liet dit echter maar begaan in plaats van last te geven, deze uitzending onmiddellijk te staken. Het ergste en het meest ergerlijke is echter wel, wanneer verwerpelijke televisie-uitzendingen uitgaan van interkerkelijke instanties als het I.K.O.R., waarover menigmaal klacht op klacht werd vernomen en waartegen zeer onlangs ook de Synode der Nederlands Hervormde Kerk een protestschrijven heeft doen uitgaan.

Ook de N.C.R.V., die zich met de naam „christelijk" tooit, geeft menigmaal aanleiding - ik heb er reeds een voorbeeld van genoemd - tot zeer ernstige kritiek. Een ander voorbeeld hiervan vond ik onlangs in „De Telegraaf' van 3 januari 11., waarin een inzender, die van zichzelf verklaarde, dat hij niet-gelovig is, aan de volgende ontboezemingen uiting gaf. Hij schreef letterlijk:

„Waar gaat het in ons vaderland naar toe als snotneuzen van meisjes 's avonds half acht op de televisie geïnterviewd worden over het naar bed gaan met jongens. In het programma Twien van 27 december is dit gebeurd, nota bene een programma van de N.C.R.V.".

Voorts schreef hij:

„Maar ik wens niet, dat hogergenoemde sexonderwerpen opgediend worden in onschuldig lijkende programma's, waar de jeugd in alle leeftijden naar kijkt. De zogenaamde seksuele voorlichting, die de makers van deze programma's voorstaan, heeft slechts tot gevolg, dat het aantal onwettige geboorten jaarlijks toeneemt". Mijnheer de Voorzitter! Hoewel dergelijk soort uitzendingen door de inzender zeer terecht een smet op de Nederlandse smaak werden genoemd, achten wij deze kwalifikatie nog veel te zwak. Het allerergste is toch, dat bij al dit soort uitzendingen de wet Gods met voeten wordt getreden.

Dit geldt al evenzeer voor de zedenverwilderende V.A.R.A.-uitzending, waarbij onlangs een nudistenkamp voor het kijkend publiek werd tentoongesteld. Ter wille van de zogenoemde openheid, welke in deze tijd wordt voorgestaan en steeds grotere vormen aanneemt, werd de leidende personen van deze t.v.-uitzending niets door de Regering in de weg gelegd; zij werden ook niet ter verantwoording geroepen, wat wij ten zeerste moeten betreuren. %t is echter niet te tolereren, indien met twee maten wordt gemeten, vooral wanneer men als het mensen geldt zwaarder normen laat gelden dan wanne het de Allerhoogste aangaat.

Zeer opmerkelijk is het echter, dat, terwijl van overheidswege in het geval van Gode-onterende alsmede van zede- en zielsverwoestende uitzendingen door de Regering niet wordt ingegrepen, de Minister verleden week wel de bestuursleden van de V.A.R.A. ter verantwoording heeft geroepen, en wel n.a.v. de uitzending van 24 februari, waarbij versieringen werden vertoond, die op het Amsterdamse boekenbal waren afgebeeld. Vooraf zij opgemerkt, dat wij in dezen de V.A.R.A. allerminst in bescherming willen nemen. Ook wij keuren integendeel dergelijke uitzendingen af, maar wel komen wij op tegen het meten met twee maten, zoals hierbij te konstateren valt. Wij dringen er dan ook ten sterkste bij de Minister op aan, niet alleen op te treden t.a.v. uitzendingen waarover de pauselijke internuntius zich bij Minister Luns heeft beklaagd, maar ook t.a.v. andere uitzendingen waarin de zeden worden ondergraven en God door gevloek en lasteringen in Zijn eer wordt aangetast, in het laatste geval zelfs sterker en krachtiger, waar het hier de allerhoogste Majesteit betreft.

Ook over de lektuur en speciaal de pornografie had de fraktie ernstige bezwaren, inzonderheid tegen wat de N. V.S.H, op dit gebied produceert en presteert.

Met de lektuur is het heden ten dage al even bedroevend gesteld als met bepaalde uitzendingen via de radio en de t.v. Schrijvers van boeken waarin godslasteringen en zedenverwording schering en inslag zijn, worden door de Regering met subsidies en staatsprijzen bedeeld. Ook de berucht geworden N.V.S.H, wordt met honderdduizenden uit de staatskas gesubsidieerd. En dat, terwijl door deze vereniging lektuur verkrijgbaar wordt gesteld, die een beslist pornografisch karakter draagt. Niet lang geleden werd procesverbaal tegen deze instelling opgemaakt, terwijl twee drukkerijen hebben geweigerd, bepaalde nummers van het orgaan van de N.V.S.H. te drukken vanwege de pornografische inhoud.

En verleden week vermeldden de dagbladen, dat de N.V.S.H. van de Utrechtse politierechter en de officier van justitie te Utrecht een sterk afkeurende terechtwijzing heeft gekregen over een koUektie prenten, die met toestemming van het hoofdbestuur van de N.V.S.H. tijdens de tweede „Flight to lowlands paradise" in de N.V.S.H .-stand op de Jaarbeurs waren opgehangen. De officier zei hiervan:

„Deze expositie stelde niets anders voor dan een poging tot grondige kultuurvernietiging, tot nihilisme en anarchie".

Voorts sprak hij van: „naargeestige bestialiteit, vormen van verworden leven, die radikaal uitgebannen dienen te worden" en van „deprimerende ontaarding". De politierechter was het ook geenszins eens met de stelling, dat men de jeugd zelf maar moet laten uitzoeken wat zij voor zichzelf al of niet aanvaardbaar acht. Zeer terecht oordeelde hij, dat men zich inderdaad tegenover zichzelf heeft te verantwoorden, maar dat men daarnaast zich ook heeft te verantwoorden tegenover de ander. De officier was voorts van oordeel, dat hierbij sprake was van pornografie.

Meer waardering voor sommige rechters dan voor de Regering.

Het doet in deze tijd weldadig aan van rechters ook nog eens zulke klanken te mogen beluisteren, want er kan heden ten dage bij de rechterlijke macht helaas maar al te veel door.

De Regering gaat in dezen echter niet vrijuit. Het behoort toch tot haar ambt de ongebondenheid onder de mensen tegen te gaan en te bedwingen, maar niet gelijk de Regering doet verenigingen als de N.V.S.H. nog wel in naam van de kuituur met gelden uit de staatskas te steunen.

Afkeuring van de subsidie voor Holland Festival en korte diskussie met de heer VonhofffV. V.D.), die een motie indiende over de financiële steun aan dit Festival.

Scherp af te keuren is ook het verlenen van subsidie van ruim een half miljoen gulden aan het Holland Festival ten behoeve van de opvoering van de anti- Amerikaanse opera Reconstruction. Het standpunt van de Minister te dezen kan ons allerminst bevredigen. Het komt er toch op neer, dat de overheid geen invloed moet uitoefenen op het repertoire van de instellingen, die door de Staat worden gefinancierd. In dezen kan ik mij dan ook, als ik de heer Vonhoff goed verstaan heb, aansluiten bij hetgeen door de heer Vonhoff hedenmiddag over deze kwestie werd opgemerkt

De heer Vonhoff (V.V.D.): Dat moet dan toch een misverstand zijn, want de achtergrond van mijn amendement is niet de achtergrond, die de geachte afgevaardigde nu schetst. Ik heb er behoefte aan daarvan afstand te nemen.

De heer Van Dis (S.G.P.): Mijnheer de Voorzitter! Ik wilde juist verklaren, dat wij het amendement van de heer Vonhoff gaarne steunen.

De heer Vonhoff (V.V.D.): Ik ben blij met uw steun, maar niet met uw motivering.

De heer Van Dis sprak vervolgens over de positie van de Ambonezen, die een betere bejegening hadden verdiend.

Wat de Ambonezen betreft, moet het door ons ten zeerste worden betreurd, dat deze lieden, die voorheen ons land gedurende eeuwen trouw zijn geweest en ons trouw hebben gediend en die op geheel wettige wijze een republiek hebben gevormd, welke echter noch door de Verenigde Naties, noch door de Nederlandse Regering wordt erkend, geen rechtspositie hebben, doch staatloos zijn. Met alle nadruk bepleiten wij daarom bij de Minister te willen bevorderen, dat ten behoeve van de Ambonezen de nodige stappen worden gedaan om voor hen een regeling te ontwerpen, waardoor zij op de één of andere manier rechtspositie verkrijgen.

Miljoenen voor rekreatie, waarbij de zondag gemoeid is. Ondoenlijk bij alle posten aantekening te vragen, doch zeker bij N.V.S.H.

Vervolgens zij vermeld, dat voor wat de rekreatie en de sport betreft onze bezwaren daartegen en tegen de daarvoor door de Staat beschikbaar gestelde miljoenen, voornamelijk betrekking hebben op de ontheiliging van de zondag, die hierbij in het geding is, en voor wat de sport betreft ook op de sportverdwazing, die hierbij valt te konstateren en die veelal het karakter van sportverheerlijking en zelfs van sportvergoding vertoont, waarbij de sportmensen evenals de zogenaamde filmsterren als de goden van de tijd worden vereerd en met kransen worden omhangen.

Voorts zij opgemerkt dat het ondoenlijk zou zijn bij alle posten dezer begroting, waartegen wij principiële en financiële bezwaren hebben, aantekening te vragen, dat wij wensen geacht te worden te hebben tegengestemd, zodat wij ons tot enkele zullen beperken, waartoe zeer zeker ook die behoort, welke betrekking heeft op de N.V.S.H.

Een laatste opmerking gold de dienstencentra, die voor vele bejaarden meer aantrekkelijkheid hebben, terwijl het financieel ook zijn voordelen hebben kan.

Tenslotte zouden wij gaarne van de bewindslieden vernemen, hoe zij ten behoeve van de bejaardenzorg staan tegenover het invoeren van dienstencentra, daar toch o.a. uit een onderzoek van Dr. Oostvogel uit Den Haag is gebleken, dat in de bejaardenoorden vele bejaarden zijn ondergebracht, die er eigenlijk niet thuishoren, omdat zij daartoe niet behoeftig genoeg zijn. Voorts is gebleken, dat de bejaarden er veel meer prijs op stellen zelfstandig te kunnen wonen dan in een bejaardenoord te worden geplaatst, waardoor zij een groot deel van hun vrijheid verliezen. Acht de Minister dan wel de Staatssekretaris het vooral uit financieel oogpunt mogelijk op enigszins grote schaal tot het invoeren van dienstencentra over te gaan?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

De Banier | 8 Pagina's

REDE Ir. VAN DIS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

De Banier | 8 Pagina's