Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Joh. Coccejus, De Leer van het Verbond en het Testament van God, vertaald uit het Latijn door dr. W.J. van Asselt en drs. H.G. Renger. Uitg. De Groot-Goudriaan, Kampen 1990. 431 blz. f 97,50.

Met de uitgave van deze vertaling is het invloedrijkste werk van Joh. Coccejus, dat voor het eerst in 1648 verscheen, voor ons toegankelijk gemaakt. In het Woord vooraf verklaart hij het geschreven te hebben ten behoeve van zijn theologische studenten. Coccejus was toen nog hoogleraar in Franeker, een plaats die hij twee jaar later zou verruilen voor Leiden. De historische betekenis van dit boek is groot. Het heeft een belangrijke impuls gegeven aan de ontwikkeling van de gereformeerde verbondstheologie. Daarin werd het verbond van God als de kern beschouwd van Gods openbaring. In een boek over het verbond kon derhalve de gehele christelijke leer aan de orde komen. Coccejus levert daarvan het eerste voorbeeld.

Het meest bekend is zijn opvatting, dat in het O.T. de zonden der gelovigen nog niet vergeven konden worden, omdat de losprijs door Christus nog niet daadwerkelijk was betaald. Op deze voorstelling kan wel kritiek worden gemaakt, maar dat mag ons niet het zicht benemen op wat Coccejus beoogt. Hij verzet zich tegen de neiging om het evangelie te laten opgaan in tijdloze waarheden. Deze neiging ontstaat als eenzijdig de nadruk wordt gelegd op Gods eeuwige besluit. Coccejus houdt rekening met de voortgang van Gods heilsdaden in de geschiedenis. Niet Gods besluiten op zichzelf, maar zijn daden bewer-ken heil.

Verder is het opmerkelijk, dat Coccejus’ aandacht voor de heilsgeschiedenis niet ten koste gaat van de aandacht voor de toepassing van het heil in het persoonlijke leven. Veeleer is het zo, dat de voortgang in de heilsgeschiedenis getekend wordt als een voortgang in de werking van de Heilige Geest! Het verbond van God is namelijk niets anders dan ”de goddelijke verklaring van de manier om de liefde van God te ontvangen en om de vereniging en gemeenschap met Hem te verkrijgen” (blz. 20). In onze discussies over ”heilshistorische” en ”heilsordelijke” prediking geeft de inbreng van Coccejus veel te denken.

De Coccejus-kenner dr. Van Asselt en de classicus drs. Renger staan garant voor de kwaliteit van de vertaling, die stijlvol en goed leesbaar is. Inleiding, verklarende aantekeningen en registers van namen en bijbelplaatsen verhogen de waarde. Om het boek te kunnen waarderen is wel enig theologisch onderscheidingsvermogen nodig, en ook de bereidheid zich vertrouwd te maken met de gedetailleerde, enigszins wijdlopige redeneertrant, die kenmerkend is voor die tijd.

C.G. Vreugdenhil, Alles uit Hem. Over de orde des heils. Uitg. Groen, Leiden 1990. 231 blz. f 39,50.

De auteur is predikant van de Gereformeerde Gemeente van Vlissingen. Hij heeft gedurende twee winters in zijn gemeente over dit onderwerp gesproken. Voor die lezingen was blijkens de discussie intense belangstelling. Op heel eenvoudige bijbelse wijze spreekt hij over de orde, waarin de HEERE Zijn heil uitdeelt en toepast. Hij sluit zich aan bij ds. Kersten en bij W. à Brakel. Ook Calvijn komt meer dan eens ter sprake. De schrijver wil de soevereine genade van God prijzen, en tegelijk mensen nodigen tot het heil. Daarbij wordt sterk de nadruk gelegd op onze verantwoordelijkheid. Door heel het boek heen vindt men telkens weer citaten uit de Dordtse Leerregels.

Ik heb waardering voor dit boek. Men vindt hier geen nieuwe dingen, maar wel oude schatten op een mooie manier samengebracht. Voor mij is de kernvraag: Wil de auteur voluit de verbondsbeloften aan mensen die gedoopt zijn voorhouden en hen aanspreken op het feit dat ze van God beloften hebben ontvangen? Soms zeg ik: Ja. Dan weer is het of de schrijver er niet helemaal voor uit wil komen. Ik aarzel dit zo te schrijven, want er zit in dit boek iets nodigends, dat mij weldadig aandoet. Ik denk echter aan de vraag op blz. 125: ”Over welk kindschap spreekt het doopformulier, het verbondsmatige of het ’echte’ kindschap?” Is deze tegenstelling terecht? Is het verbondsmatige kindschap niet echt? En is het echte kindschap niet verbondsmatig? Ik wijs ook op wat de schrijver zegt over de kenmerken van het kindschap. De Geest gaat ermee naar het Woord (blz. 128). Ik waardeer dat het Woord beslissend is. Moet dat ook niet daarin uitkomen dat de Geest met het Woord begint, in plaats daarvan dat Hij naar het Woord leidt. De schrijver zegt: ”Er is geen zekerheid buiten de kenmerken om” (blz. 128). Het ware geloof vertoont vruchten (kenmerken). De zekerheid van het geloof rust echter niet mede in de vruchten, maar in Hem, in Wie we mogen geloven. Een mooi boek, dat toch hier en daar vraagtekens oproept.

Joh. Calvijn, Verklaring van de Bijbel: Daniël. 2e deel. Uitg. De Groot-Goudriaan, Kampen 1990. 353 blz. f 68,50.

Dit is weer een prachtig deel in de praktische bijbelverklaring van de hand van Calvijn. Bij het doorlezen werden we getroffen door de volgende gezichtspunten: Calvijn gaat in op de gebeurtenissen uit die tijd en weet geweldig veel van de algemene geschiedenis af. Hij vertelt (tot twee keer toe) dat Herodotus als geschiedschrijver het levenseinde van Cyrus mooier voorstelt dan het is geweest. Herodotus wordt dan ook onbetrouwbaar genoemd. Vervolgens: Calvijn exegetiseert christologisch en trekt de lijnen door naar de Kerk van alle eeuwen. Tenslotte geeft hij een groots eschatologisch perspectief. In een grote soepelheid weet hij deze gezichtspunten te combineren. Het trof mij dat het veranderen van de wet (7 : 25) door Calvijn zeer algemeen wordt opgevat. Hedendaagse uitleggers denken vooral aan het uitroeien van de laatste overblijfselen van Gods geboden in de samenleving. Tenslotte zij opgemerkt dat Calvijn vaak midden in de uitleg van een vers afbreekt (met een gebed), en dan de volgende dag verder gaat. Wat dit betreft beslist de lengte; als het aantal bladzijden (minuten) vol is, houdt hij op, lijkt me. Ook dit geeft stof tot nadenken! In elk geval, we zijn dankbaar voor ook dit deel.

Prof. J. Kamphuis, Godsvrucht - een kracht. Antwoord aan de secularisatie. In de serie Pastoraal Perspectief. Uitg. Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1990. 88 blz. f 16,90. Dit boekje gaat in op de secularisatie als bedreiging voor de kerk in onze tijd. De stelling van prof. Kamphuis is dat alleen een leven in godsvrucht opgewassen is tegen de zuigkracht van de goddeloosheid. De zojuist genoemde begrippen worden vanuit het Nieuwe Testament uitvoerig en praktisch besproken. Aangedrongen wordt op een leven in heiliging en in gemeenschap met God door de Geest. Voor zulk een leven worden allerlei teksten uit het Nieuwe Testament als praktische aanwijzingen toegelicht. Men kan het boekje een degelijke bijbelstudie noemen over het godvruchtig leven in een goddeloze wereld. Zulk een leven is een aspect van het antwoord op dit probleem. Er zijn ook andere aspecten. Die blijven buiten bespreking. De literatuurlijst is gericht op dit aspect, en eenzijdig. We hebben waardering voor dit boekje. Het is weldadig en stimulerend om te lezen. Wij zouden in de ondertitel willen toevoegen: een antwoord aan de secularisatie.

K. Schilder, Aspecten van zijn werk. Onder redactie van J. Douma, Trimp, Veling. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1990. 268 blz. f 29,75.

Dit boek is een produkt van Schilders eigen universiteit. Hoogleraren en leerlingen van Kampen zijn scribenten. Dr. Bremmer heeft terecht de vraag gesteld waarom geen scribenten van buiten de (vrijgemaakt) Gereformeerde Kerken zijn aangezocht. Deze komen wel aan het woord, namelijk op 13 december 1990, als aan dit boek een symposium wordt gewijd.

Er is van dit boek veel goeds te zeggen. Schilders persoon blijft in de schaduw. Zijn werk komt des temeer naar voren. Mij boeit bij Schilder vooral de wisselwerking tussen persoon en publicitair werk. Deze vraag wordt niet gesteld, en dus ook niet beantwoord! Ik kan niet alle artikelen en hun scribenten noemen. De ouderen zijn zonder kritiek (J. Kamphuis, L.Doekes, W.G. de Vries). De jongeren stellen kritische vragen. B. Kamphuis in verband met een tekort aan pneumatologie, drs. Smit in verband met Schilders ware-kerk-begrip. Vooral Douma in verband met Schilders cultuurconceptie. Ik heb zelfs de indruk dat Douma op bepaalde punten terugbuigt naar Kuyper. Hij laat Schilder in diens eenzijdigheid terzijde staan. Ook Trimp (een der ouderen) heeft kritiek. Naar mijn gedachte in dezelfde richting - maar met andere woorden - als Kamphuis jr. Veling schreef een boeiend artikel, dat niet zonder kritische noties eindigt. Overigens waarderen allen Schilder in hoge mate. Een boek waarvan veel goeds is te zeggen; dat echter niet bij Schilder halt houdt. Ik vermoed dat dit in Schilders geest is. Hoe het verder moet en gaat - dat is de vraag die overblijft. Wellicht dat zij op het symposium wordt beantwoord. Deze bespreking is ruim twee maanden voor die bijeenkomst geschreven!

A.G. Knevel (red.), Het Heilig Avondmaal. Theologische Verkenningen. Bijbel en Praktijk, no. 8. Uitg. Kok, Kampen 1990. 128 blz. f 19,50.

In de bekende serie gebundelde radiolezingen een nieuw deel, over het Avondmaal. Veertien bijdragen over bijbelse gegevens, geschiedenis, praktische betekenis, problemen in de praktijk (kinderen aan het Avondmaal, Avondmaalsmijding, liturgie rond de Avondmaalsviering, en Avondmaal en ambt). De beide hoofdstukken van drs. Steenbergen, waarin de nieuwtestamentische gegevens worden behandeld, hebben mij zeer toegesproken. Er zit enige herhaling in het boekje. Niettemin een waardevol geschrift. We mogen dankbaar zijn dat de E.O. zulke series uitzendt èn uitgeeft.

Ds. H.J. Hegger, Bijbelse elementen bij Rooms-Katholieke Mystici. Uitg. Kok, Kampen 1990. 88 blz. f 14,75.

Ds. Hegger is bekend om talrijke publikaties die hij als ex-rooms-katholiek heeft geschreven. Hij is van lid van de Gereformeerde Kerken naar de Hervormde Kerk overgegaan. Het blijkt dat hij ook daar de rechten van predikant heeft.

Dit boekje getuigt van zijn onvrede met het klimaat in de reformatorische kerken. Hij zoekt naar mystiek en roept daarvoor rooms-katholieke mystici te hulp. Johannes van ’t Kruis, Bernard van Clairveaux, Theresia van Lisieux, Theresia van Avila, Guido Gezelle, en een niet bij name genoemde protestantse mystica. Zijn mystiek is op Christus betrokken. Hij pleit de geciteerde auteurs vrij van de smetten, die het rooms-katholieke dogma meebrengen. Het boekje telt elf hoofdstukken, waaronder titels als: Onverdeelde toewijding, De wijsheid in de woestijn, Rust, Wandelen in Gods tegenwoordigheid. Het maakt op mij de indruk het geschrift te zijn van een rusteloos zoekend, naar vereniging met God hunkerend, en een in het protestantisme teleurgesteld mens.

Veel van het geschrevene kan ik gevoelsmatig meemaken. Naar mijn gedachte moet ons gevoel altijd staan onder de tucht van het Woord. Die centrale relatie mis ik in dit geschrift, hoezeer er veel is dat mij aanspreekt. Het was toch het Woord dat de schrijver uit roomse banden heeft bevrijd? Waarom dat dan niet meer centraal gesteld? Het is opmerkelijk dat een voormalig rooms-katholiek priester nu de roomse mystici ons ten voorbeeld stelt.

D.B. van der Waals, Het heilige communiceren. Delen van het geloof in deze tijd. Uitg. Kok, Kampen 1990. 132 blz. f 24,50.

Een informatief boek van een communicatie-, publikatiedeskundige. De schrijver begint met zijn eigen levensverhaal. Daarna komen auteurs als Lesslie Newbigin, B. Rootmensen, H. Schaeffer en Okke Jager aan het woord. Vervolgens wordt ingegaan op communicatie (’meer dan een techniek’) en op de wijze van communiceren (’een hoofdstuk apart’), met aandacht voor pluriformiteit, samenlevingsberaad, markt en produkt. Vervolgens: de toepassing, ook voor de kerk, en drie voorbeelden van activiteiten.

Het is een populair boekje, dat op kennis van literatuur en op praktische ervaring is gebaseerd. De theologische positie van de schrijver is die van ruimte voor verhalen. Deze komen in de Bijbel voor en moeten ook door mensen als hun verhaal verteld worden. Wij kregen de indruk van een relationele opvatting van de waarheid, met alle consequenties van dien. Op deze basis is de praktische communicatiestrategie gebouwd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1991

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1991

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's