Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste vrienden en vriendinnen,

De vorige keer stelden we jullie in uitzicht te zullen schrijven over het geloof in de Heere Jezus, in verband met de vraag van een meisje van 14 jaar. Daar kreeg ik een brief van, die mij goed deed. Men zegt wel eens: De jeugd van tegenwoordig is zo onverschillig. Die interesseert zich nergens voor. Zij stelt zich vijandig op tegenover God en Zijn dienst enz. Nu wil ik toegeven dat er helaas zo velen zijn. Maar je mag ze toch ook allemaal weer niet over één kam scheren. Want er zijn er heus wel die over de dingen nadenken. Ja die over de diepste vragen van het leven lopen te piekeren.

Zo ook mijn jeugdige vriendin. Ze schreef hoe het nu eigenlijk zit met de vergeving der zonden. Is dat een kwestie van aannemen? Is het een blind vertrouwen in de Heere, zo, dat op hetzelfde moment dat er om vergeving gevraagd wordt en er berouw is, God meteen de zonden vergeeft? Of gelooft u niet, zo schreef ze, dat het in het hart beleden moet worden en dat je dan ook zeker de vergeving moet aanvoelen in het hart? Is dan God niet vrij in de tijd waarop Hij vergeving schenkt? Hoe weten we zeker of de Heere ons gebed verhoort en onze zonden vergeeft? We kunnen ons immers een valse rust inpraten?

Met deze woorden heb ik zo getrouw mogelijk weergegeven wat er werd geschreven. Een jong mens die loopt met het vraagstuk van de schuldvergeving. Is zij de enige of zijn er nog meer, die daarmee rondlopen? Ik hoop het en ik geloof het ook. Ik acht het ook een groot voorrecht wanneer men op jeugdige leeftijd al met deze dingen te doen heeft. Of moet ik zeggen „te doen krijgt”? Want een mens van nature tilt aan het schuldvraagstuk niet zo zwaar. Als men kerkelijk opgevoed is, zeker, dan gelooft men wel dat men een zondaar is en dat de zonden vergeven moeten worden. Doch men gaat onder alles vrolijk verder. Het is met de meeste mensen net als met iemand, die gelooft dat er zieken zijn en dat het gelukkig is dat er dokters zijn, maar men gevoelt zichzelf gezond en kan de dokter aan zijn plaats laten. In die geest heeft de Heere Jezus ook gesproken: Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.

Als een mens met zijn zonden te doen „krijgt”, ook een jong mens, dan worden zonden „zonden”. Dat wil zeggen, dan zijn het geen vergissingen of vergeeflijke fouten, dingen waar je zo zwaar niet aan moet tillen, doch dan gevoelt men dat ze tegen een „goeddoend” God bedreven zijn. En dat geeft smart in het hart. Men zou het zo gaarne ongedaan willen maken. Doch dat is niet mogelijk. Men gaat dan tegen de zonde strijden en dat is nodig, dat moet, maar ach: men maakt de schuld dagelijks meerder, men zondigt toch iedere keer weer.

Wanneer men zo berouw heeft over zijn bedreven kwaad, dan kan het niet anders of men gaat er mee naar de Heere toe. Want alleen Hij, tegen Wie het kwaad bedreven is, kan de zonden vergeven. Een ander kan dat niet doen. Ik hoop dat jullie dit begrijpen. Want er zijn er zo veel, die zich de zonden door een ander laten vergeven. Ik bedoel op deze manier. Men heeft iets gedaan en is daarover ongerust in het geweten. Een ander merkt dat en stelt zo iemand haastig gerust met de opmerking, dat men maar geloven moet dat de Heere het wel vergeeft. Als men daardoor gerust te stellen is, op een zo goedkope manier, dan vrees ik, dat dit een valse geruststelling is. Want iemand, die werkelijk met zijn zonden te doen gekregen heeft, die kan het met zo’n opmerking niet doen. Men moet het van de Heere Zelf weten, want men gevoelt, dat men het tegenover de Heere bedorven heeft en nu kan het maar van één kant meer goed gemaakt worden en dat is van des Heeren kant alleen. Men gaat dan met belijdenis van zonden naar de Heere toe. Men doet het eerlijk. Zoals dat staat in Psalm 32 : 3 (ber.):


’k Bekend’ o Heer’, aan U oprecht mijn zonder
’k Verborg geen kwaad, dat in mij
werd gevonden,
Maar ik beleed na ernstig overleg,
Mijn boze daan.....


Iemand, die eerlijk zijn zonden belijdt, zal niets achter houden. Die zal zijn zonden als hij er mee voor Gods aangezicht komt, ook niet zoeken te verkleinen. Hij zal ze veeleer zoeken te vergroten. Want er mag niets blijven zitten. Iemand, die zijn zonden niet oprecht belijdt, zoekt de zonden altijd te verkleinen. En z.g.n. kleine zonden probeert hij te vergeten. Doch wie door God eerlijk gemaakt is, en dat zijn alle ware belijders, wil niets vergeten. Die zijn zelfs bang, dat ze iets zouden vergeten. Daarom vragen ze tijdens het belijden: Heere, U doorgrondt mij en U kent mij, zie of er bij mij nog een schadelijke weg zij en leid mij op de eeuwige weg. Ze willen toch voor alle dingen eerlijk zalig worden. Ze willen eerlijk hun zonden kwijt, ook al weten ze nog niet hoe dit allemaal moet en kan.

Doch ze belijden oprecht en als God ze straffen zou, dan zijn ze het er nog mee eens ook. Want dat hebben ze immers verdiend? Doch dit wordt als iets heel ergs beleefd. Door de Heere gestraft te moeten worden is het ergste wat er is. Want dat betekent dat men dan de gunst Gods missen moet. En daar kan men niet buiten leven.


Men roept dan uit diepten van ellenden,
Tot God met mond en hart;
Die alleen heil kan zenden;
O Heer’, aanschouw mijn smart, enz.


En dan komt God over. Natuurlijk op Zijn tijd. Maar Hij laat nooit langer wachten dan nodig is. Hoe komt God dan over? Dan spreekt Hij door Zijn Woord en Geest tot de ziel. Dat is ook een belangrijk punt. Wam tegenwoordig, en vroeger was dat ook al zo. gelooft men daar niet meer in. Je moet maar geloven! Ja, ja, maar wat moet ik dan geloven? Ik moet toch iets hebben waar ik met mijn geloof op terug kan vallen? Ik kan met mijn geloof toch niet ergens in de ruimte blijven hangen?

Kijk, de Heere komt dan over door Zijn beloften, die spreken van vergeving (je kunt ze vinden in de Bijbel) met kracht op het hart te drukken. Dit met „kracht op het hart drukken” geschiedt door de Heilige Geest. Het is dan zo sterk, dat, wat men eerder niet geloven kon, als zou het voor zulk één nog kunnen, men dat nu geloven moet. Het is dan echt waar wat er in de Bijbel staat: Ik wil en zij zullen. Men gelooft dan zonder meer datgene wat de Heere in Zijn Woord belooft. Hij wendt dan Zijn aangezicht in gunst tot zulk een zondaar. Dat wordt dan ook gevoeld. „Zijn toorn is afgekeerd en nu vertroost Hij mij”.

Dit heeft tot gevolg een gevoel van bevrijding in het hart. Men wordt dan omringd door vrolijke gezangen van bevrijding. Men gaat dan God de eer geven, vanwege Zijn onuitsprekelijke goedheid aan zo’n zondaar bewezen. Het wordt dan:


Ik roem in God en ik prijs het
onfeilbaar woord;
lk heb het zelf uit Zijne mond gehoord;
Ik vertrouw op God, door gene vrees gestoord.
Wat sterv’ling zou mij schenden?


De vrede, die men dan in het hart heeft, is op dat moment door de hele wereld niet te roven. Dat kan nog wel weer eens anders worden, maar als men gelooft in des Heeren beloften van vergeving, dan brengt dit vrede met zich mee. Dit alles doet God nu om Jezus’ wil. Alleen terwille van Zijn werk kan God de zonden vergeven. Men wordt daarom eerlijk zalig. De schuld, die door de zonde gemaakt is, wordt niet onder de tafel gestopt, niet vergeten z.m. Neen, die is betaald, zij het door een Ander. En daarom kan God in gunst op een zondaar neerzien. Ja, dan ziet Hij geen zonden in Zijn Jacob en geen ongerechtigheid in Zijn Israël. En dat kan men uiteindelijk maar alleen weten door het geloof, maar dan door een geloof hetwelk de Heere werkt.

Het stuk is voor ditmaal wat lang geworden. Ik hoop echter, dat het voor deze keer niet te lang is en dat mijn jeugdige vraagstelster er iets aan hebben mag en niet alleen zij, maar nog vele anderen met haar. Men is nooit te jong om deze dingen te leren. Wat voor de wijzen en verstandigen wel eeuwig een verborgenheid zal blijven, wil de Heere aan Zijn kinderen openbaren, zelfs aan jonge kinderen. In diezelfde brief stond nog een vraag, maar daarover weer de volgende keer.

Met hartelijke groeten van jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's