Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie is Jezus volgens de paus?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie is Jezus volgens de paus?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Joseph Ratzinger / Benedictus XVI

Jezus van Nazareth

Deel II: Van de intocht in Jeruzalem tot de opstanding

Jesus von Nazareth. Zweiter Teil: Vom Einzug in Jerusalem bis zur Auferstehung

Vertaling Maria ter Steeg en Jan Glorieux

Tielt: Lannoo 2011

278 pagina’s

ISBN 9789020992472

Nooit eerder in de geschiedenis is er een paus geweest die een boek over Jezus publiceerde. Pas de 265ste paus van de Rooms-Katholieke Kerk, Benedictus XVI, durfde zich hieraan te wagen. Eigenlijk is dat ook het beste wat je als kerkvorst te bieden hebt, lijkt mij, wanneer je tenminste in de Petrustraditie wilt staan met de belijdenis van Jezus Christus als Gods Zoon. Benedictus, in het dagelijks leven Joseph Ratzinger, die inmiddels de 84-jarige leeftijd heeft bereikt, is zo bezien bezig met zijn levenswerk. De Nederlandse vertaling van het eerste deel verscheen vier jaar geleden, nu ligt het tweede deel in de boekhandel. Opnieuw uitgevoerd op huis bijbelformaat, maar nu zonder leeslint en helaas ook zonder tekstregister, telt dit nieuwe boek honderd pagina’s minder dan het vorige. Het indertijd voor deel II beloofde hoofdstuk over de jeugd van Jezus had er gemakkelijk bij gekund. Nu blijkt dat Ratzinger van gedachten is veranderd: hij heeft zich voorgenomen nog een ‘kleine brochure’ te schrijven over de zogeheten kindheidsverhalen. Hoe dan ook, wanneer de paus schrijft over Jezus trekt dat wereldwijd de aandacht van christenen uit diverse denominaties.

In het Woord vooraf wordt, evenals in het eerste deel, benadrukt dat het niet gaat om een christologie en evenmin om een biografie, maar om de persoon en de boodschap van Jezus zoals die naar voren komen in de vier evangeliën. Ratzinger wil een verbinding tot stand brengen tussen ‘historische hermeneutiek die haar grenzen kent’ en ‘gelovige hermeneutiek’. Met de historische Jezus van de schriftkritiek is geen persoonlijke relatie mogelijk, had hij ook al ter inleiding op het eerste deel geschreven. En dat is wel het doel dat hem voor ogen staat. “Uiteraard blijft er altijd discussie mogelijk over details. Maar ik hoop toch ook dat ik de persoon van onze Heer heb mogen benaderen op een manier die alle lezeressen en lezers kan helpen die Jezus willen ontmoeten en in Hem willen geloven” (12). Voor de methodische aspecten verwijs ik kortheidshalve naar mijn bespreking van het eerste deel (Radix 34.1 (2008): 60-62).

Terwijl deel I eindigde met de verheerlijking op de berg, begint deel II bij de intocht in Jeruzalem. Dit betekent dat de periode tussen verheerlijking en intocht, toen Jezus vanuit Galilea via Perea zijn laatste reis naar Judea maakte, ook wel zijn ‘opgang naar Jeruzalem’ genoemd, nauwelijks aandacht krijgt. Gedeeltelijk is dit manco opgevangen door het laatste hoofdstuk van deel I, waarin drie benamingen besproken werden die Jezus voor zichzelf gebruikte: De Mensenzoon, De Zoon, en ‘Ik ben het’. Ook de drie grote gelijkenissen zoals beschreven door Lucas kwamen al eerder aan de orde, namelijk over de barmhartige Samaritaan, de verloren zoon, en de rijke man en de arme Lazarus. Toch was het zogeheten reisverhaal (Lucas 9-19) wel wat meer pauselijke aandacht waard geweest.

Wie is Jezus volgens de paus? Geen hervormer binnen het jodendom, evenmin een politieke revolutionair, twee manieren waarop Hij wel vaak wordt voorgesteld. Maar er is een derde manier: “Wat Jezus zelf dacht en waar Hij op uit was, heeft Hij heel duidelijk gemaakt door zich met woord en gebaar te plaatsen in de lijn van de profeten… In de late profeten vindt Jezus de sleutel waarmee Hij het Oude Testament opent. Van daaruit wordt Hij vervolgens na Pasen zelf de sleutel, waarmee wet en profeten opnieuw gelezen kunnen worden” (27-28). Jezus presenteerde zichzelf als de nieuwe tempel: Hij heeft verzoening gebracht door zijn offer aan het kruis, aldus Ratzinger. Het lijdt voor hem geen twijfel dat Jezus het einde van de tempel – het theologische, heilshistorische einde – voorspeld heeft. Wij leven in de tijd van de heidenen, dat wil zeggen in de periode van de wereldwijde verkondiging van het evangelie aan de niet-joodse volken (het volk Israël lijkt door Ratzinger tamelijk afwachtend in Gods hand gelegd te worden). Met Bernard van Clairvaux wil de paus liever spreken over een drievoudige dan over een tweevoudige komst van de Heer. De eerste komst was in vlees en in zwakheid; de laatste zal zijn in heerlijkheid en majesteit. Daartussenin ligt de middelste komst, in geest en kracht.

En passant neemt Ratzinger het op voor de historische betrouwbaarheid van het Johannesevangelie, dat vroeger nogal eens onder kritiek lag. Met betrekking tot de tempelreiniging [ik zou liever zeggen: het tempelteken] uit Johannes 2 schrijft hij: “Tegenwoordig worden steeds duidelijkere motieven aangevoerd die pleiten voor een chronologisch exacte datering door de vierde evangelist. Ondanks het theologische karakter van zijn teksten, toont hij hier en elders dat hij heel precies op de hoogte is van tijdstippen, plaatsen en gebeurtenissen” (29). Misschien geeft dit pauselijke getuigenis degenen die menen dat Johannes de tempelreiniging uit de laatste week van Jezus om theologische redenen naar voren heeft verplaatst aanleiding hun mening te herzien. Ook bij het laatste avondmaal krijgt de johanneïsche chronologie de voorkeur, waarbij de paus zelfs de stelling verdedigt dat dit (anders dan de synoptische evangeliën de situatie voorstellen) geen pesachviering maar een gewone afscheidsmaaltijd was. Alleen zou Jezus zijn eigen Pascha in het hoofd hebben. Hier wordt het de lezers moeilijker gemaakt dan nodig is. Omdat Johannes 13 de voetwassing introduceert met een verwijzing naar Pesach, kan het afscheidsmaal tegelijkertijd een joodse pesachviering geweest zijn (zie mijn Johannes-commentaar in de serie Commentaar op het Nieuwe Testament). Merkwaardig genoeg noteert Ratzinger verderop wel dat Jezus de hallelpsalmen (Psalm 113-118 en 136) zong, liederen waarin God geprezen wordt voor de redding van Israël uit Egypte. Maar dat was een vaste traditie rond de viering van Pesach! Het mooiste hoofdstuk van dit boek, althans in mijn beleving, gaat over de opstanding. Ratzinger spreekt terecht over het beslissende punt in onze zoektocht naar de figuur van Jezus. Alleen wanneer de Heer werkelijk opgestaan is uit de dood, is er iets nieuws gebeurd dat de wereld en de situatie van de mens verandert. De verrijzenis is geen revitalisering van een lichaam, de Opgestane is geen weer tot leven gekomen lijk. “Jezus is een ander, nieuw leven binnengetreden – in de weidsheid van God – en van daaruit toont Hij zich aan de zijnen” (220). Ratzinger keert zich hier frontaal tegen zijn Duitse collegatheoloog Gerd Lüdemann, die beweerde dat de traditionele ideeën over de verrijzenis van Jezus gezien de omwenteling van het wetenschappelijke natuurbeeld als achterhaald moeten worden beschouwd. Maar, zo vraagt de paus zich af, is dat wereldbeeld normatief? “Wanneer God bestaat, kan Hij dan niet ook een nieuwe dimensie van het mens-zijn, van de werkelijkheid als zodanig scheppen?” (222). Overigens wordt achterin het boek bij het hoofdstuk over de verrijzenis voornamelijk naar Duitstalige auteurs verwezen; zou de monumentale studie van N.T. Wright uit 2003, The Resurrection of the Son of God, niet tot het Vaticaan doorgedrongen zijn?

Ratzinger onderscheidt twee soorten getuigenis over de opstanding: de belijdenistraditie, die volgens hem teruggaat op het credo van de Jeruzalemse gemeente, en de verteltraditie met de verschijningen van Jezus aan zijn leerlingen. Dat laatste gebeurt opvallend vaak in de vorm van maaltijdverhalen, hetgeen erop wijst dat Jezus een nieuwe levensgemeenschap beoogde, de christelijke kerk. Samenvattend: “De kern is dat met de verrijzenis van Jezus niet een of ander dood individu ooit weer tot leven werd gebracht (‘gerevitaliseerd’), maar dat in de verrijzenis een ontologische sprong plaatsvond, die het zijn zodanig raakte, dat een dimensie geopend werd die ons allen aangaat en die voor ons allen een nieuwe ruimte van leven en samenzijn met God heeft geschapen” (245). Precies op dit punt wordt de paus ook persoonlijk in zijn argumentatie: “Voor mij is de viering van de dag van de Heer, die vanaf het begin deel uitmaakt van de christelijke gemeenschappen, een van de sterkste bewijzen dat op die dag iets buitengewoons is gebeurd: de ontdekking van het lege graf en de ontmoeting met de opgestane Heer” (232-233).

Na zo’n prachtig hoofdstuk stelt de interpretatie van de hemelvaart mij als gelovige ronduit teleur. Het is geen reis naar de sterren, geen ruimtevaart, zegt Ratzinger. Maar wat dan wel? Een binnentreden in het mysterie van God; onze roeping als gelovigen is, zo schrijft de paus, opstijgen om Hem aan te raken in een ‘ruimtevaart’ van het hart. Dit neigt volgens mij naar inhoudsloze mystiek. Wat hier ontbreekt, is de heilshistorische dynamiek van de hemelvaart richting de wederkomst, hetgeen op de Olijfberg door twee engelen als volgt werd verwoord: “Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan” (Handelingen 1,11). Hoewel de verwachting van de wederkomst niet onvermeld blijft, kan de ‘middelste komst’ – in geest en kracht – zich in de meeste pauselijke belangstelling verheugen. Bidden om de terugkeer van Jezus is óók vragen of Hij alvast bezielend aanwezig wil zijn in de kerk. Zoals ik bij de bespreking van het eerste deel al signaleerde, blijft het toekomstperspectief in het Jezusbeeld van de paus onderbelicht. Misschien komt het door de rooms-katholieke nadruk op kerkelijke daadkracht en door zijn verantwoordelijkheid als kerkvorst, dat het heden van de wereldkerk voor hem essentiële betekenis heeft.

Al met al heeft Joseph Ratzinger ons een theologisch doordacht geloofsgetuigenis meegegeven, dat ik graag een brede lezerskring toewens. Dit is een katholiek boek qua inhoud én betekenis!

Prof. dr. P.H.R. (Rob) van Houwelingen is hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit te Kampen (Broederweg). E phrvanhouwelingen@tukampen.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Radix | 80 Pagina's

Wie is Jezus volgens de paus?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Radix | 80 Pagina's