REPLIEKEN

op de rede van Minister Schut

inzake de brief van de Minister van Volkshuisvesting

De heer Nijpels (D'66)

is erkentelijk voor de verhoging van het bruto-rendement er 1 juli en spreekt verder over de aanpassing van de subsidietabellen. Hieromtrent vraagt hij een uitspraak van de Kamer. De motie stelt vast, dat bij het begin van elk jaar de subsidietabellen worden vastgesteld en meent, dat terwille van de kontinuiteit in de bouw het gewenst is tussentijds tot aanpassing over te gaan, indien belangrijke stijgingen in de stichtingskosten optreden.

De heer Andriessen (K.V.P.)

is dankbaar voor beide toezeggingen, die de minister deed (overheveling 5000 woningen en rendementsverhoging). De motie-Nijpels krijgt geen steun. Het moet niet een automatische zaak gaan worden dat de subsidies wijzigen, wat zijn bezwaren ook heeft. Spreker voelt meer voor een oplossing in de richting van verbetering van individuele regelingen.

De heer Van der Peyl (C.H.U.)

is eveneens erkentelijk voor de toezeggingen. Hij herhaalt zijn vraag of het Centraal Planbureau reeds rekening houdt met het niet halen van de door de regering geplande woningproduktie. Evenals vorige sprekers bezwaar tegen de motie.

De heer Van het Schip (C.P.N.)

ziet, dat niet langer de woningwetbouw, maar de bouw in de vrije en vrije gesubsidieerde sektor de spil van de woningproduktie moet worden. Zelfs de 45.000 woningwetwoningen wil de minister niet garanderen. Het beleid is niet sociaal.

De heer Van den Doel (P.v.d.A.)

beschuldigt de bewindsman van bestuurlijk onvermogen en rechts dogmatisme, omdat hij zich heeft vastgelegd op de veel besproken 5000 woningen. Dogmatisch omdat de minister niet wil, dat het woningwetwoningen zijn.

Daarom een motie, waarmee de heer Van den Doel en de zijnen de Kamer willen laten uitspreken, dat terugval in de woningbouw onaanvaardbare gevolgen zou hebben en dat de regering verzocht wordt te zorgen dat het aantal woningen, waarvoor rijkssteun wordt toegekend, zonodig meer wordt dan 5000 en dat deze zonodig bestaan in woningwetwoningen.

De heer Wiegel (V.V.D.)

is bijzonder tevreden met beide toezeggingen en steunt niet beide moties, die zijn ingediend.

De heer Janssen (groep-Aarden)

blijft vrezen, dat het aantal woningwetwoningen niet zal worden gehaald. Minister en Kamer willen er dan niet veel meer aan doen.

De heer Aantjes (A.R.P.)

wil slechts iets over de moties zeggen. De zekerheid is dat men weet waar men aan toe is met de subsidieregehng. Die zekerheid is belangrijker dan de zekerheid dat men weet dat de tabellen tussentijds worden aangepast. Derhalve geen behoefte aan de motie-Nijpels. De heer Van den Doel heeft niet goed naar de minister geluisterd, die gezegd heeft, dat op dit ogenblik en als de vooruitzichten blijven zoals hij ze ziet 5000 voor hem het maximum is. Het is dus een momentopname.

De heer Gortzak (P.S.P.)

is van mening, dat degenen, die meer dan een droge boterham in de woningbouw verdienen, meer worden bevoordeeld. Hij bestrijdt ook de stelling - of kreet, zoals hij zich uitdrukt - van de minister dat huurverhogingen de woningbouw stimuleren. Tenslotte wijst hij er op, dat in de motie-Van den Doel niet alleen over meer dan 5000 gesproken wordt, maar ook over overheveUng naar de woningwetsektor.

De minister wijst erop, dat de ramingen van het Centraal Planbureau gelukkig geen enkel verband houden met een verondersteld niet halen van de door de regering geplande woningproduktie. Wat de motie-Nijpels betreft wil de mi- nister niet verder gaan dan wat hij vorig jaar in een cirkulaire gesteld heeft. Aan de motie-Van den Doel heeft hij geen behoefte, want het opvoeren met meer dan 5000 woningen heeft geen zin.

'Alvorens de Kamer stemt, geven enkele leden, waaronder de heer Van Rossum, een stemverklaring.

De heer Van Rossum spreekt als volgt: Mijnheer de Voorzitter! De minister heeft in zijn antwoord gewezen op de beschikking geldelijke steun bij partikuliere huurwoningen en gezegd, dat hij in principe bereid is per 1 juli bij te stellen. Dit zal zodanig gebeuren dat de subsidiebijdragen voor gelijksoortige woningen gedurende een jaar ongeveer gelijk zullen blijven, om de bouwers en beleggers de nodige vastigheid te geven. Bij de aanvaarding van de voorliggende motie komt 1 er een indexering waartegen wij ons verzetten, aangezien er dan geen sprake meer is van een aanpassing aan de markt. Wij zullen dus tegen de motie van de heer Nijpels stemmen.

Wat betreft de motie van de heer Van den Doel heeft de minister al gezegd, dat volgens hem hetgeen in die motie wordt gevraagd niet nodig is. Bovendien hebben wij bezwaar tegen de laatste zinsnede. Er wordt een duidelijke vingerwijzing gegeven naar verhoging van het aantal woningwetwoningen zonder dat over de financiële konsekwenties wordt gesproken. Wij zullen derhalve ook tegen deze motie stemmen.

De motie van de heer Nijpels wordt bij zitten en opstaan verworpen. De voorzitter konstateert, dat de aanwezige leden van de fraktie van D'66, de P.S.P., de C.P.N., de P.v.d.A. en van de groep- Aarden vóór de motie hebben gestemd. De motie van de heer Van den Doel wordt bij zitten en opstaan verworpen. Aanwezige leden van de frakties van D'66, P.S.P., C.P.N., P.v.d.A., Boerenpartij en groep-Aarden hebben vóór deze motie gestemd.

Na al deze diskussies en stemmingen stelt de voorzitter voor de Brief van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening omtrent het verloop van de uitvoering van het bij de begroting voor 1969 gevoegde bouwprogramma voor kennisgeving aan te nemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen