Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EDDA EN THORA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EDDA EN THORA

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

K. H. Miskotte, EDDA EN THORA, 3e druk, 436 blz., geb. ƒ 59, —, uitg.mij J. H. Kok, Kampen, 1983.

Dit 7e deel van het Verzamelde Werk van Miskotte is een werk van historische betekenis. Het verscheen in Ie druk in 1939, een periode van de herleving van het Germaanse heidendom. Een kruistocht tegen de 'vreemde' God van Israël was in volle gang. En die 'vreemde' God is ook de God, die de Kerk belijdt. In de 'Aanbieding' van de 2e druk (1970) schreef de auteur, dat het boek 'een basis is geweest voor wie krachtig positie wilde kiezen tegen het monster van dat nihilisme', dat in de dertiger jaren gepropageerd werd. Het was dan ook geen wonder, dat al heel kort na de bezetting van ons land het boek verboden werd (maar het was reeds uitverkocht).

Van begin tot eind wordt hier de heidense Edda gesteld tegenover de Thora met zijn anti-heidense structuur. Een bemiddeling is er niet. Het heidendom - 'een zeer stevig en welgedaan geloof' - is de religie van de menselijke natuur, altijd en overal, zulks in flagrante strijd met de verkondiging van de Thora. Vandaar de ondertitel: Een vergelijking van Germaanse en Israëlitische religie.

In het hoofdstuk In den beginne worden chaos en Schepper tegenover elkaar gesteld: De schepping is een 'onmogelijke', alle denken revolutionerende gedachte ... De eindige wereld der Thora is 'oneindiger' dan het oneindige wereldgebeuren der Edda. God is vóór de Schepping, vóór de chaos. In de Schepper ligt de continuïteit van schepping en geschiedenis. 'Het doen Gods gaat een eigen weg over het veld der geschie­ denis.' Er is geschiedenis in de wereld. Wat geschiedt? Het Woord geschiedt - aan mensen en door de mensen. En het is de Geest die de Raad Gods uitvoert.'

Een hoofdstuk wordt gewijd aan het lot (Edda naast Thora: Schicksal tegenover Raad Gods). De lotsbepaling in de Thora is minder een raadsel dan wel een geheim: de hand des Heren gaat over het lot; de Geest is de uitvoerder van Gods Raad. Het algemene lot wordt allereerst vanuit het bijzondere lot van het volk, als uitverkoren, afgezonderd, geroepen om een heilig volk, een koninklijk priesterdom te zijn. In het heidendom is het lot noodlot. In dit gedeelte wordt er op gewezen, dat de gemeenschap volgens de Thora gebouwd is op het gezin, kern van de samenleving, ook geestelijk en politiek. (Een opmerking die ook voor het heden sterk onderstreept mag worden).

Over de deugden in Edda en Thora: eldendom en gerechtigheid. Dit brengt tot de kreet: lückauf zum Untergang, een huiveringwekkende zelfverheerlijking. Daartegenover wordt in Israël de theocratie gevierd. Gewezen wordt op de onvergelijkelijkheid van God. De toren van Babel is een tempel voor de god der natuur. Nietzsche 'leer is de rijpe vrucht van de Germaanse godsdienstgeschiedenis'. Leven is geweld oefenen. 'Egoisme behoort tot het wezen van de voorname ziel'. Het diepste geweten is de vrijmoedige gewetenloosheid (Ziegler). Vergoddelijking van de macht en de eer, gepaard met verachting van de humaniteit. Bismarck: a force crée Ie droit... Wijsheid en krijgszucht worden ident gesteld. Uit de eddische opvatting van de deugd vloeit een wrok tegen het intellect voort en van de intellectuelen. Tegenover dit alles staat de Thora: .a. wordt dit aan de kaak gesteld, in 2 Kon. 19:21v, de demonische hoogmoed van Sanherib. De Schrift weet van bekering (tesjuba), een apart geheim, antwoord op het Woord.

lof van de vergiffenis is de genadige goedheid Gods.

Naar aanleiding van het vijfde gebod komt de vraag ter sprake: en een slechte vader dan? Niemand kan zonder heiligschennis zijn vader verachten: door de zonden van de mens wordt een blijvende natuurwet niet opgeheven. Op de betekenis van een natuurwet wordt in dit gedeelte meer dan eens gewezen, o.a. ten aanzien van de overheid.

Een belangrijke stelling bij het zesde gebod is deze: ozes is is geen aardse wetgever als Lycurgus of Solon. De Wet is geestelijk (ook bij Dt. 20:9 e.a.). Is het nog verboden bloed te eten? Dit (f land. 15 : 20) in acht te nemen was maar voor een korte tijd, zoals we bij Paulus kunnen opmaken. En dat dit door sommigen tot op de tijd van Tertullianus werd vastgehouden was niet van bijgeloof en verkeerde ijver ontbloot.

In het gedeelte, dat het zevende gebod en de daarmede samenhangende appendices aangaat komt menigmaal een algemeen beginsel van de natuurwetten aan de orde, dat blijvend is en onschendbaar. Dit deel eindigt met: Een goede bewaking van ingetogenheid is dus: eerbare kleding.

Ook deze verklaring is een onmisbaar werk voor onze studie-bibliotheek.

H

Bt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1985

Theologia Reformata | 82 Pagina's

EDDA EN THORA

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1985

Theologia Reformata | 82 Pagina's