Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luthers leer van de twee rijken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luthers leer van de twee rijken

De verhouding Kerk en Wereld

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III

Wie weten wil hoe de reformatoren gedacht hebben over het thema dat ons thans bezighoudt zal er rekening mee moeten houden dat onze situatie niet geheel samenvalt met die der kerk in de 16e eeuw.

Wij noemen enkele punten van verschil. Iedereen werd in die tijd gerekend te behoren tot de kerk. Men had wel ongelovigen, zelfs spotters met God en godsdienst, maar dat betekende nog niet dat men zich ook buiten de kerk stelde. De hele samenleving droeg nog een uitgesproken christelijk karakter. Het woord 'christelijk' betekent in dit verband natuurlijk niet dat alles goud was wat blonk. Integendeel, veel was er wat helemaal niet blonk. Toch willen wij het woord hier handhaven, namelijk als een algemene aanduiding.

Ook de cultuur verschilde nogal wat. Tal van wetenschappen stonden nog maar aan het begin van hun weg. De maatschappij was overwegend agrarisch; al moet er aan worden toegevoegd dat de steden sterk in opkomst waren, en dat geld steeds meer betaalmiddel werd.

In zo 'n beschaving en samenleving heeft uiteraard het woord 'wereld' niet precies dezelfde klank en betekenis als in de onze.

Wie nagaat wat dit woord betekent bij de reformatoren komt tot de ontdekking dat het bij ons een ruimer betekenis heeft gekregen.

Spreken wij over de wereld als aanduiding van een belichaming van alle mogelijke zonden en ongerechtigheden, hetzelfde vindt men ook bij de reformatoren. Maar terwijl bij ons het woord 'wereld' ook omvat al wat er in deze moderne tijd te koop is op de terreinen van alle mogelijke wetenschappen en in een samenleving die nog maar ten naastenbij christelijk kan heten, is dat bij de reformatoren niet het geval.

Het thema dat ons bezighoudt moet men bij hen dan ook vooral zoeken onder andere namen, vooral die van de overheid. De wereldlijke overheid was eigenlijk de enige instantie die zich geëmancipeerd had van de kerk. Zij belichaamde in die tijd hetzelfde als bij ons de maatschappij, de moderne cultuur, de wetenschappen, de school, de economie, het sociale leven en, ja ook nog wel de staat, de overheid.

Principiële consequenties zal men hieruit niet mogen trekken. Het probleem is in wezen hetzelfde. Men kan alleen zeggen dat de òmvang in onze tijd groter is geworden.

Dit alles bedenkende zal het ons niet verwonderen dat het thema van de verhouding van de kerk tot de wereld door Luther — onder andere, maar hier toch wel zeer indringend — beschreven is in een boekje dat tot titel heeft:

Over de wereldlijke overheid, hoe men haar gehoorzaamheid schuldig is.

Uitgangspunt in dit geschrift, daterend van 1523, zijn enkele teksten uit de Bergrede, waarin de Here Jezus onder andere verbiedt eigen recht te zoeken en te zweren. Hier stelt Luther andere teksten tegenover uit andere Schriftgedeelten, met name de eerste verzen van Rom. 13 en 1 Petrus 2:13, waarin gesproken wordt over de gehoorzaamheid die wij verschuldigd zijn aan de overheid. Luthers bedoeling is allerminst hiermee aan te tonen dat er 'tegenstrijdigheden' in de bijbel voorkomen, veeleer, tracht hij aan beide soorten Schriftgegevens recht te laten wedervaren.

Nu was het probleem natuurlijk niet nieuw. Er was in een lange traditie een oplossing voor gevonden. De leer der rooms-katholieke kerk maakte (en maakt nòg) onderscheid tussen de geboden die voor iedereen gelden en de raadgevingen die alleen gelden voor de volmaakten, en daaronder verstond men dan degenen die de gelòften hadden afgelegd, dus tot de religieuzen behoorden, monnik of non waren. Luther die uiteraard deze oplossing heel goed kende wees haar met beslistheid af. Er is volgens hem enerlei gebod voor alle christenen; die daar bovendien hun handen vol aan hebben. Zo gemakkelijk mag men zich van de eisen der Bergrede niet afmaken, dat men zou kunnen zeggen: Voor mij gelden zij niet, want het zijn geen geboden, alleen maar raadgevingen waaraan de monniken en nonnen zich hebben te houden.

Maar niet alleen de oplossing van Rome heeft hij afgewezen, ook die der geestdrijvers, welke hij gewoonlijk de Schwärmer noemt. Hun standpunt was een ander uiterste. De Bergrede was volgens hen een regel waar niet alleen de christenen persoonlijk hun leven naar hadden te regelen, maar waarnaar ook heel de samenleving moest worden ingericht. Zij achtten de eisen van de Bergrede voor iedereen en op elk terrein in elke situatie geldend. Met andere woorden: hun bedoeling was met het evangelie de wereld te regeren.

Reeds nu willen wij hier bij opmerken, dat dit ideaal een treffende overeenkomst vertoont met wat tegenwoordig velen, die zich christenen noemen, voor ogen staat. Men denke onder andere aan wat er al niet geschreven wordt over een 'evangelische radikaliteit', en aan een sterk herleefd pacifisme. Vele zich modern noemende theologen maar ook vele op andere terreinen praktisch werkzame christenen in onze tijd hebben een sterk doperse inslag. Er heeft zich een wonderlijke wisseling der rollen voorgedaan. Degenen die vroeger uitgescholden werden voor dopers blijken in onze tijd in vele gevallen de sterkste verdedigers van de positie die eertijds (tegenover de dopers) werd ingenomen door de reformatoren; en omgekeerd, degenen die vroeger niets zozeer schuwden als alles wat maar in de verte naar dopers zweemde, zijn hun directe volgelingen geworden. Wellicht ligt het bekoorlijke van dit doperse element in de affiniteit (verwantschap) die het vanouds heeft gehad met een subjectivistische instelling — hèt kenmerk van de moderne mens!

Luther: twee rijken

Dus zowel tegenover rechts (Rome) als tegenover links (Schwärmer) heeft Luther zijn positie moeten bepalen. Hij heeft dit gedaan door onderscheid te maken tussen een geestelijk en een wereldlijk rijk. Men pleegt dit Luthers tweerijkenleer te noemen. Tot het geestelijk rijk ofwel het rijk van God behoren volgens Luther alleen de gelovigen, tot het rijk van de wereld behoren de ongelovigen. De gelovigen — behorend dus tot het rijk van God — hebben geen zwaard noch recht van de overheid nodig. Zelf doen zij geen onrecht en overigens, zonodig, zijn zij bereid onrecht te lijden. Waarom zou er voor hen een overheid moeten zijn? De wet geldt immers niet voor de rechtvaardigen. Tegen een appelboom behoeft men niet te zeggen dat hij appels moet voortbrengen, hij doet het vanzelf, het is zijn aard, zijn natuur. Zo is het ook de aard, de natuur der gelovigen om te doen wat de wet eist. Zelfs doen zij nog meer dan de wet eist, zij zijn royaal, handelen spontaan, uit geloof en liefde.

Met de ongelovigen — behorend tot het rijk van de wereld — is het echter heel anders. Zij hebben wel degelijk het zwaard en het recht der overheid nodig. Niet dat zij ervan gediend zijn, maar zij kunnen gewoon niet zonder. Een overheid die het zwaard draagt is nodig om hen in bedwang te houden. Luther heeft voor hen een treffend beeld, hij vergelijkt ze met een boosaardig, wild en dus gevaarlijk dier. Zo'n dier moet getemd worden. Met andere woorden: de wet is nodig, kan onmogelijk worden gemist.

Behoorden nu maar alle mensen, zegt Luther vervolgens, tot de ware gelovigen, dan was er geen vuiltje aan de lucht. Geen overheid, geen wetten, geen rechters, geen beulen, geen straffen. Maar hoe ver is het hier vandaan! Hoe weinigen zijn echt christenen. Ware christenen, wat wonen zij ver uit elkaar. Neen, wij kunnen onmogelijk zonder een overheid, zonder een rechtspraak, zonder wetten en straffen. Dan zou spoedig heel de wereld één woestenij worden. Haalde iemand het in zijn hoofd (en dat deden de Schwärmer) om met de Bergrede de wereld te regeren, dan zou hij alle boeien en kettingen losgooien en wij kwamen in de anarchie terecht. Een feit is het nu eenmaal dat de grote massa onchristelijk is en dat ook blijft.

Luther: twee regimenten

Inplaats van over twee rijken kan Luther soms ook spreken over twee regimenten. In dat geval gaat hij vooral uit van God, die zowel in het ene rijk als in het andere zijn werk doet, zij het in beide op een heel verschillende wijze. Gods geestelijk regiment voert Hij uit door zijn Woord en Geest. Het maakt de mensen godvrezend. Het evangelie is het middel waardoor God de harten verandert en de levens der mensen vernieuwt. Het eigenlijke terrein van dit regiment moeten wij dus zoeken in 's mensen hart. Het koninkrijk Gods is primair een hartezaak. Daar in het hart regeert God, regeert Christus, door het evangelie. Hier wordt de zondaar door het geloof gerechtvaardigd, hier is hij rechtvaardig voor God.

Achter dit rijk Gods staat zijn verkiezing. Het rijk van Christus is niet algemeen, alleen de gelovigen behoren ertoe.

Verder, dit rijk of regiment gaat ook niet over ons lichaam, dus niet over het uiterlijke van de mens. Het lichaam, het uiterlijke aan de mens, zijn leven in deze wereld en maatschappij valt onder het andere regiment van God, zijn wereldlijk regiment. Hier regeert God niet door het evangelie maar door de wet. Het doel van deze regering is niet de rechtvaardiging door het geloof maar de uiterlijke vrede en welvaart. Reeds in de schepping is deze wet gegeven, een afdruk ervan staat in ieder mensenhart. In de wet van Mozes, die der Tien Geboden, heeft zij een unieke uitdrukking gekregen. Haar eigenlijke gebied is niet het hart (door de wet kunnen onze harten niet vroom worden) maar het lichaam, het uiterlijke van de mens, zijn leven in de maatschappij, in het huwelijk, in het beroep, in stand en ambt.

De rijken hebben elkaar nodig

Uit het bovenstaande concludere men niet dat de beide rijken of regimenten niets met elkaar te maken zouden hebben. Beide hebben elkaar nodig en worden door elkaar bevorderd en gediend. Wil het rijk van Christus (dus de zaak van het evangelie) vorderen dan is nodig een goed functioneren van het wereldlijk regiment, met andere woorden dan moet vooral de overheid haar taak doen. Maar ook omgekeerd, het wereldlijk regiment (vooral de overheid) heeft nodig het geestelijk regiment. Is er alleen het wereldlijk regiment dan zijn er ook alleen maar huichelaars, immers slechts gedwongen onderwerpen de mensen, die allen geneigd zijn kwaad te doen, zich aan de wetten van de overheid. Het is niet van harte dat zij het goede doen, zij doen het om loon, en het is niet van harte dat zij het kwade laten, zij laten het uit vrees voor straf. Alleen het geestelijk regiment, hetwelk Christus uitoefent door het evangelie, verandert de mensen innerlijk, zodat zij oprecht en ongeveinsd het goede doen en het kwade nalaten; en daar kan ook de overheid alleen maar mee gediend zijn.

De christen en het wereldlijk regiment

Die vraag blijft nu nog over. Hoe dient de houding van de christen te zijn tegenover een rijk, te weten het wéreldlijk rijk, waar hij eigenlijk als christen vrij tegenover staat? Toegespitst kan deze vraag aldus luiden: Is het mogelijk dat een christen — die naar zijn aard niemand doodt en niemand kwaad doet — toch dienst neemt in een leger, dus soldaat wordt, of in dienst treedt van de overheid, of rechter wordt of zelfs beul?

Luthers antwoord op deze laatste vraag is Ja! Want wel heeft hij voor zichzelf deze dingen niet nodig, maar, zoals reeds werd gezien, anderen hebben ze wel nodig. Welnu, ook wat anderen nodig hebben bepaalt de leefwijze van de christen. Hij rekent niet alleen met eigen vrijheid, maar — uit liefde — ook met de behoeften van anderen. Vandaar dat hij alle zojuist genoemde taken en functies met een gerust en gewillig hart op zich neemt, tot zelfs het beul zijn toe. Voor zichzelf is hij bereid onrecht te lijden, maar terwille van anderen is hij evenzeer bereid om onrecht te wreken. Het is de liefde die hem — voor zichzelf — alles doet verdragen, naar de regels van de Bergrede, maar het is dezelfde liefde die hem ook — niet voor zichzelf maar voor anderen, en in functie — alles doet wreken.

En wat zijn houding ten aanzien van de overheid betreft, hij weet dat de wereld onmogelijk zonder overheid, wet en recht kan. Dat brengt hem er toe zich vrijwillig aan de overheid te onderwerpen. Hijzelf heeft geen overheid nodig, maar anderen wel en dat bepaalt zijn houding. Eigenlijk zou hij geen belasting behoeven te betalen, maar hij doet het toch wel, volkomen vrijwillig.

Zo ver gaat dit alles dat een christen, gesteld dat er op een ogenblik eens geen vorsten zouden zijn, zichzelf melden zou en zou zeggen: Ik wil het wel zijn; en gesteld dat er op een ogenblik geen beulen zouden zijn, zichzelf zou melden met de mededeling: Ik wil wel beul zijn. In dat laatste geval, heus niet uit wraakzucht, enkel uit liefde, uit eerbied ook voor de door God zelf gestelde orde. Hij onderwerpt zich aan de machten die God over hem heeft gesteld (Rom. 13).

Is aan dat laatste dan niet een grens gesteld? Die is er zeker, maar wordt niet gesteld door de christen zelf, maar is gesteld door Gods Woord, hetwelk leert dat de gehoorzaamheid aan God gaat boven die aan de overheid. Eist een overheid dat ik als christen mij moet begeven in een strijd waarvan het duidelijk is dat er niets dan machtswellust achter zit, dat zij dus onrechtvaardig is, dan mag ik niet gaan, moet ik weigeren. Verkeert de zaak in twijfel, dus weifel ik, dan heb ik tòch te gaan en mijn leven in de waagschaal te stellen.

Tot slot, nog één geval. Stel dat ik leef onder een overheid die mij berooft van geld en goed, laat ik tonen dat ik een christen ben, de proef moet komen op de som, ik moet mij erbij neerleggen, mag niet mijn eigen recht zoeken, het betreft trouwens maar uiterlijk goed, ik moet — dat is wezenlijk voor de christen — bereid zijn te lijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Luthers leer van de twee rijken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's