Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oorsprong der Religie (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oorsprong der Religie (V)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De religie naar haar oorsprong te verklaren uit vrees- en angstgevoel, uit noodmotieven (beweegredenen) is derhalve zonder resultaat. Natuurlijk is daarmede niet gezegd, dat in de religie geen bijzonder en belangrijk element is, hetwelk tot troost en hulp in dagen van nood en benauwdheid kan dienen. Integendeel; maar dan twee opmerkingen:
Ten eerste; de religie, de ware religie bevat vóór alles een bron van troost en hulp in onze geestelijke ellende.
Boven gezondheid, spijs en drank, bezit en leven is allereerst van beteekenis een geredde ziel, veel ernstiger dan de vraag naar lijfs- en levensbehoud is de vraag: wat moet ik doen om zalig te worden; wie zal ons verlossen van den toekomenden toorn? Hoe krijg ik vrede met God? En zie ten opzichte dezer vragen geeft de ware religie ons een voor leven en sterven, voor tijd en eeuwigheid bevredigend antwoord.
Ten tweede; maar al die troost en hulp, welke de religie ons biedt, is wel een stuk van haar inhoud, een vrucht van haar te noemen; maar niet een reden waarom zij zou zijn ontstaan. Ze is er; en nu geeft ie dit. —
In de ware religie is echter niet enkel en alleen hulp tegen nood te vinden; maar zij maakt tevens van ons vrije, gelouterde en geheiligde koningen en priesters; die hun hemelsch burgerschap ontplooien; die der goddelijke natuur mede-deelachtig zijn geworden, en toebereid worden, om in de eeuwige zaligheid God te loven en te prijzen.
Wie derhalve beweert, dat de religie haar ontstaan zou te danken hebben aan nood-gevoel, wie daar haar oorsprong wil zoeken, heeft van religie een soort van religie gemaakt, naar een opvatting, welke haar ganschen inhoud en wezen niet dekt; hij heeft de religie naar baar eigen aard en wezen niet verklaard.
In de stijl van redelijk denken uitgedrukt: hij stelt a priori (te Toren) vast, naar dit gezichtspunt, wat het wezen der religie is; om dan a posteriori (van achteren) te concludeeren: religie is uit dat en dàt ontstaan; hij legt ér te voren in, wat hij van achteren er uit haalt; dit noemt men een petitio principiï; een onwetenschappelijke handeling in het logisch denken alzoo.
Bij deze z.g.n. psychologische (zie boven) methode, is al haar vormen, is alzoo de grondfout, dat men a priori (van meet af, te voren) zegt: de religie moet een oorzakelijke verklaring hebben van beneden. Men gaat van meet af van de stelling, althans van de gedachte uit, dat religie geheel en al op één lijn staat, met allerlei andere verschijnselen in het leren des geest es, sis wetenschap, kunst enz.
En om van dan oorsprong der religie te verklaren, stelt men als hypothese (veronderstelling) wat in werkelijkheid.... nooit geweest is.
Met andere woorden: men verlaagt de religie eerst tot wat ze niet is, en gaat haar dan verklaren. Men haalt haar eerst omlaag uit de hooge sfeer van God en zijn openbaring, om den alzoo gebonden en gehouden te zijn, haar uit factoren en beweegredenen „van beneden” te verklaren. Dat heet dan onbevooroordeeld!
Maar indien de religie nu eens.... geen oorzaak had? Ja, dat gaf een kentering! Ik bedoel geen oorzaak in den zin, waarin de mannen dezer psychologische methode dit bedoelen. Geen oorzaak in de sfeer van de menschelijke, zienlijke, aardsche, „benedensche” dingen. Dan kon ze ook niet uit zulke dingen verklaard worden. Dan ware de psychologische methode te voren veroordeeld.
Ja, dan valt hier niet verder te redeneeren of te debatteeren, gelijk we boven gezien hebben.
Is religie werkelijk uit openbaring, uit openbaring Gods, dan staat zij boven en buiten dergelijke verklaringspogingen en methoden.
En waar nu de genoemde methoden tot verklaring van haar oorsprong ten eenenmale te kort bleken te schieten; is daarin mede a posteriori (van achteren) bevestigd, dat zij uit andere sfeer dan „van beneden” moet zijn, dat zij, in dezen zin verstaan, geen oorsprong heeft. Met de schepping van den mensen als beeld Gods, zijnde de mensen in het werkverbond geschapen, is de religie om zoo te zeggen meteen gegeven.
Deze voorstelling van zaken is geheel overeenkomstig den aard van het object (voorwerp), hetwelk we hier behandelen. Is religie religie, hoe zou ze dan uit oorzaken en motieven (beweegredenen) van beneden hunnes zijn. Is religie werkelijk wat ze is, en waar ze zich voor presenteert (aanbiedt) dan is ook hier Jezus' woord van waarde: „zoo iemand wil des-zelfs (des Vaders) wil doen, die zal van deze leer bekennen, of zij uit God is, dan of Ik van mij zelven spreek.” (Joh. 7:17).
De psychologische methode, en feitelijk ook de historische methode, vernietigt a priori het verschijnsel, hetwelk zij te verklaren hoeft.

Zoo staat het nu eigenlijk ook met de hiermede samenhangende vraag: is religie nuttig, troostrijk enz.? Om daar dan haar al of niet geldigheid van te laten afhangen. Dit is totaal verkeerd; zulks laat de religie zelve niet toe. Gij kunt God en dies ook religie in bittere dwaasheid en vijandschap wel ontkennen en bestrijden; maar God en religie hangen met af is bun al of niet bestaan van deze uwe zienswijzen. Dit ware zoo, indien wij God en religie stelden als een stuk philosophie, hetwelk practisch vele goedbedoelende geloovigen en apologeten (verdedigers) feitelijk doen. Dit maakt u zwak, niet doen! Is in strijd met de waardigheid Gods en die der religie.
Op die manier gaat de moderne vrijdenkerij God en religie dan bestrijden. Zoo b.v. het Bolsjewisme op de lijn van den Russischen anarchist- atheïst Bakounine. Daar noemt men dan God (geloof in God, religie) het kwaad, de oorzaak van de ellende in de maatschappij. Want, zoo redeneert Bakounine in zijn „Nagelaten Geschriften,” God dit stelt een dualisme (een tegengesteldheid) van hoog en laag, van gezag es onderwerping enz. Hieruit vloeit dan volgens hem bij logische gevolgtrekking en toepassing in de practijk al de ellende in de maatschappij voort; wie van de „meesters” af wil, moet dus God loochenen, ja als bron van het kwaad aanzien. Dit nu is een redeneering welke uilgaat van de gedachte, dat God en religie niets meer dan stukken uit een wereldbeschouwing, uit een philosofie zijn. Ook dan nog zouden we tegenover de conclusie van Bakounine geheel andere kunnen maken, Ook zon men evenzeer kunnen beweren: maar uw „stelsel” o anarchist-bolsjewist, roept voor éénen tyran, honderdduizend tyrannen op, gij formeert nu evenveel tyrannen als er vroeger onderdanen waren; es nog veel en veel meer ware hier bij te voegen. Maar afgedacht van dit alles, dit is dan de grondfout van al zulk atheïstisch gefilosopheer, dat het verlaagt tot een stelsel van menschelijke vinding datgene wat het naar zijn aard en wezen niet is. God en religie zijn realiteiten (werkelijke zakelijkheden), welke zijn door zichzelf; en zijn gelijk se zijn, ómdat ze zijn. Gods grond van zijn wezen ligt als absolute geest in zijn wezen zelf. Men kan dit erkennen, ook loochenen, maar naar deze belijdenis houden God en religie op een stuk philosophie te zijn. En heeft God uit te maken, es niet wij, wat „waar” overeenkomstig God is; ook óf religie er zal zijn, en hoe ze zal zijn.
Het godsgeloof is das ook geus vracht van philosophie, maar een „gegeven”. Hoe hooger en fijner cultuur de mensch bezat, hoe minder atheïst bij was. Het atheïsme (godloochenarij) is niet bij evolutie (uitwikkeling, ontwikkeling) ontstaan uit en na godsgeloof, maar het is vrucht van achteruitgang van debacle van den mensch, van degradatie, vernedering en inzinking; de „lagere” mensch is het beeld, hetwelk de atheïst ons vertoont.
Er ook omgekeerd; hoe religieuser, hoe meer de ware religie wordt gekend en beleefd, hoe hooger cultuur; hoe religie-loozer, hoe beestachtiger mensch, en boe meer beschaving en cultuur nijgen tot haren ondergang.
Hier is wisselwerking.
Religie is vrucht van openbaring, openbaring Gods aan ons; en zij is zelve weer bron van verheffing van den mensch. In de religie daalt God af tet ons, opdat wij zouden opvaren tot God.

Arnhem Wisse.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1924

De Wekker | 4 Pagina's

Oorsprong der Religie (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1924

De Wekker | 4 Pagina's