Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit Hizkia's dankpsalm

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit Hizkia's dankpsalm

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

O, HEERE, ik word onderdrukt, wees Gij mijn borg. Jesaja 38:14b

Benauwdheid
De intens gelovige koning van Juda is ernstig ziek geweest. Hij ging voor eigen besef de weg naar het graf. Nu hij weer genezen is dankt hij de Heere in een psalm, die bijzonder rijk van inhoud en diep van toon is. Op een de mens van alle tijden aansprekende manier heeft hij
uitdrukking gegeven aan zijn gevoelens en ervaringen tijdens deze korte, hevige periode van zijn leven.
De weg naar het graf werd voor hem de weg naar Boven. Dat is typerend voor de echte gelovige. De schijngelovige gaat die weg niet, al weet hij verstandelijk dat die weg er is. Hij maakt er geen gebruik van. Er is een groot verschil tussen het geklank horen en het geklank ook werkelijk kennen.
Hizkia gaat in de benauwdheid, die de naderende dood hem geeft, de weg naar de Heere toe.
Hoe benauwd hij het had, omschrijft hij kernachtig.
Hij, de koning, die prachtige proclamaties had uitgevaardigd en een evangelische uitnodiging zond tot heel het volk - Geeft de Heere de hand en komt tot Zijn heiligdom - is nu gelijk aan een piepende zwaluw en een kirrende duif. Dat betekent dat hij niet veel meer te vertellen had; dat alle koninklijke waardigheid van hem viel; dat al zijn vorstelijke bevelen waren verstomd. Hij kan niet anders dan een zwak en klagend geluid voortbrengen; een schuw vogeltje, dat van alle kanten belaagd is. Wat is een mens? Wat is een koning? Wat is iemand, die de dood voor ogen heeft? Zijn leven kan als in een film aan hem voorbijgaan. Ach, wat is het geweest? Wat heeft het betekend? De Heere ziet dwars door je heen. Hij kent de diepste motieven. Onze beste werken zijn nog met zonden bevlekt. En de dood komt en het is zo voorbij.
De koning verandert in een tjilpende zwaluw en een kirrend duifje. Hij is gedaald beneden de grens van het menselijke bestaan en dan spreken we niet eens meer over de koninklijke waardigheid.
Wat kan het benauwd worden. Inderdaad - Hizkia werd benauwd van alle zijden. Maar ... hij riep de Heere, zijn God, ootmoedig aan.

Beroep
Hizkia doet in zijn benauwdheid een beroep op de Heere. „Mijn ogen verhieven zich omhoog" - en dat is een smachtend uitzien naar de Heere. Er is voor hem geen andere weg. Ooit had hij als koning van het volk priesterlijk de brieven van Sanherib uitgespreid in de tempel voor Gods aangezicht. Toen was hij de geestelijke leider. Nu is hij de lichamelijke lijder. Toen was hij voorbidder voor land en volk; nu is hij bidder in eigen nood. Maar het adres waartoe hij zich wendt is nog hetzelfde.
Het is de Heere - de God van het Verbond, Die zich laat aanroepen in de nood; Die trouw houdt en Die present wil zijn in elke situatie; Die Zich garant stelt voor Zijn volk; Die zo graag gebeden wil zijn op grond van Zijn eigen werk.
Hizkia kent de weg naar Boven. Zijn vader had hem die weg niet geleerd - helaas. Achaz muntte uit in goddeloosheid. Maar genade is vrij. Genade is geen erfgoed maar goddeloosheid gaat ook niet altijd automatisch op de volgende generatie over. Er zijn anderen geweest die Hizkia de weg geleerd hebben. En het onderwijs in Gods wet, dat hem door zijn leraren zal zijn gegeven, is bij hem aangeslagen door Gods Geest. Nu hij persoonlijk in grote nood is blijkt hij de weg te gaan, die de eeuwen door zovelen zijn gegaan. Hizkia heeft er weet van: 'k Wou vluchten, maar kon nergens heen, zodat mijn dood voorhanden scheen en alle hoop mij gans ontviel, daar niemand zorgde voor mijn ziel. Maar ook hij riep tot en beleed aan de Heer': Gij zijt mijn toevlucht, sterkt' en eer.
Hij doet een beroep op de Heere, op Zijn trouw en Zijn belofte aan David. Heere, ik heb gereformeerd en gedaan wat goed is in uw oog. Dat is geen verdienste. U hebt het mij laten doen. Maar moet ik nu in de bloei van mijn jaren sterven zonder troonopvolger? Wat komt er dan van Uw belofte en Uw heilsplan terecht? Wees mij genadig Heere en verhoor mijn gebed, nu ik mij beroep op U alleen.

Borgtocht
Het laatste wat Hizkia bidt is de climax van het gebed: wees Gij mijn Borg. We maken van Hizkia geen Nieuwtestamentisch christen, die roept om een borg voor zijn schuldig hart. Maar het wezenlijke van het borg-zijn zal Hizkia niet onbekend zijn. Juda stelde zich borg voor Benjamins leven. Een borg is een redder, die instaat voor het leven van hem voor wie hij zich borg heeft gesteld. Hizkia vraagt om borgtocht om bewaard te worden voor de dood. Weet Hizkia dat hij de dood verdiend heeft? Hij mag dan gedaan hebben wat goed is in Gods oog naar zijn eigen betuiging (vers 3), dat neemt niet weg dat hij een zondaar is. Hij stelt straks zijn zonden aan de orde (vers 17). Ziet Hizkia in het aangezicht van de dood dat hij een schuldig mensenkind is? Vraagt hij ten diepste toch niet om de Ander, Die van Gods kant komt? Heere, wees U Zelf mijn Borg, Die het met mijn zonden in orde maakt. Spreekt hij in deze vraag om borgtocht niet uit dat hij zonder Gods vergevende genade niet kan leven? Is dat niet het sterkste appèl dat op de Heere gedaan kan worden?
Hizkia wist nog niet dat God Zelf Zijn Zoon zou zenden als Borg om te betalen voor de schuld.
Wij, die na Golgotha en Pasen leven, weten dat wel.
Alleen - maken wij er zo gebruik van? Bidden wij zo?
Het is Hizkia bittere ernst geweest. Hij weet zich totaal op de Heere aangewezen, roepend, schreiend, worstelend. Heer' waar dan heen? Tot U alleen. Kennen we de weg naar Boven nog? Niet alleen formeel, maar heel persoonlijk? Moeten we in de nood gebracht worden om onze zonden te zien en ons S.O.S. op te zenden naar de hemel? Hebben we de zoon van Hizkia nodig als Borg en hebben we Hem steeds weer en steeds meer nodig?
De Heere is nabij allen die Hem zo aanroepen in der waarheid.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1994

De Wekker | 16 Pagina's

Uit Hizkia's dankpsalm

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1994

De Wekker | 16 Pagina's