Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ach God, de kerk …

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ach God, de kerk …

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo luidt de titel van een boek dat ik deze zomer in een boekhandel in Duitsland kocht. Hoewel het lezen ervan op één grote teleurstelling uitliep, blijft de titel me intrigeren. Wie verlost de kerk uit haar hulpeloze en hopeloze toestand? U, HEERE?

‘Onze jongeren zullen moeten weten waarom wij christelijk-gereformeerd zijn’, zei ooit een christelijk-gereformeerd emerituspredikant tegen mij. Het door- geven van kerkelijk besef, eigen geschiedenis, traditie en identiteit is noodzakelijk om ook in de toekomst bestaansrecht te hebben. Natuurlijk dacht ik als hervormd predikant exact hetzelfde … ik blijf in de catechese het hervormde kerkelijke standpunt uitdragen. Onze jongeren moeten weten waarom wij de Hervormde Gemeenten niet verlieten toen zij opgingen in de Protestantse Kerk, en waarom wij het beginsel van afscheiding blijven afwijzen. Ongewild maar impliciet keur ik daarmee het bestaan van andere (ook gereformeerde) kerken af. Én ben ik bezig met iets waar onze jongeren in de verste verte niet mee bezig zijn.

Relativering
Onder onze jongeren lijken de vragen naar kerkverbanden nauwelijks meer te leven. Zelfs onder meelevende jongeren niet. Dat iedere kerk en dus ook de kerkelijke verdeeldheid een geschiedenis heeft, hoeft niet op hun interesse te rekenen. Al onze verklaringen daarvoor nemen zij voor lief, zij voelen zichzelf allerminst verplicht om een eigen kerkverband in stand te houden of binnen de eigen kerk een gemeente te zoeken waar zij gaan meeleven. De grote vraag is of deze relativering kansen biedt of een bedreiging vormt. Komt er eindelijk ruimte om kerkelijke tussenmuren te slechten omdat de strijd om eigen gelijk gestaakt wordt? Of slaat de relativering door, zodat ook principiële noties van het kerk-zijn verloren gaan?

Om dat laatste ben ik erg bezorgd. De kerk maakt plaats voor de groep. Op de meest onverwachte plekken worden groepen, gemeenten en gemeenschappen van christenen geboren. Christenen maken zich los van de eigen gemeente, stichten iets nieuws, roepen zichzelf tot ambtsdrager uit, nemen het recht om doop en avondmaal te bedienen, en planten zichzelf in korte tijd talrijk voort naar omliggende plaatsen. Ik denk aan snel groeiende bewegingen als The Last Reformation en Jong en Vrij. Ze schamen zich niet om zichzelf ‘kerk’ te noemen, en lijken vooral aantrekkelijk omdat zij gewoon kerk durven te zijn zoals in het Nieuwe Testament. Kerk zonder ballast, kerk zonder traditie, kerk zonder bijzaken. De snelle groei van deze bewegingen (ik kan ze echt geen kerk noemen) staat in schril contrast met de traagheid en moeite die wij op officieel niveau doen om kerkelijke eenheid te bevorderen, zoals de Nationale Synode en het werk van de diverse deputaatschappen voor kerkelijke eenheid.

Theologisch zou ik de stelling willen wagen dat de toch al zwakke gereformeerde leer aangaande de kerk (ecclesiologie) niet bestand is tegen een cultuur die door en door subjectivistisch is geworden. Het is tijd voor gereformeerde katholiciteit!

Werk van de Heilige Geest
De kerk is werk en gave van de Heilige Geest van Christus. De Gekruisigde en Opgestane heeft Zijn Heilige Geest uitgestort om Zijn werk in deze wereld te verkondigen en zo Zijn Naam te verheerlijken (Joh. 16: 14). Deze prediking is naar twee zijden ontdekkend: wij worden ontdekt aan onze eigen zonde en vijandschap én wij worden ontdekt aan Christus. Zo brengt de Heilige Geest zondaren tot geloof en zaligheid. Het boek Handelingen is vol van getuigenissen van dergelijke bekeringen, te beginnen bij de 3000 gedoopten in Jeruzalem. Maar terwijl de Heilige Geest op Christus aanwerkt, werkt Hij ook op de gemeente aan. Er is nagenoeg een isgelijkteken te zetten tussen ‘tot Christus komen’ en ‘tot Zijn gemeente’ komen. De doop is daarom niet alleen een inlijving in Christus maar ook in Zijn lichaam (1 Kor. 12: 13). De prediking van de apostelen is daarmee grondleggend voor de kerk. In het licht van het Nieuwe Testament is het dan ook uitgesloten dat een kerk door mensen ‘gesticht’ wordt, laat staan dat na 50 jaar een jubileum wordt gevierd. De kerk wordt gesticht door de Heilige Geest middels de prediking.

Als je de instructies overziet die in het Nieuwe Testament aangaande het kerkelijk leven worden gegeven, blijkt dat zij er allemaal op gericht zijn dat de rechte prediking voortgaat en gewaarborgd wordt. Ik denk in de eerste plaats aan de ambten. De ambten zijn dienst aan het Woord. De Woordbediening mag niet in gevaar komen door diaconale taken, daarom worden in Handelingen 6 diakenen gekozen. Omdat de prediking van het Evangelie kwetsbaar is, wijst Paulus in de pastorale brieven op een aantal noodzakelijke eigenschappen van ambtsdragers. Mij valt op dat het daarbij niet alleen om de levenswandel gaat, maar zeker ook om de zuivere leer van Christus. De apostel Johannes vermaant de gemeenten om hen die een andere Christus verkondigen, niet in hun huizen (= hun huisdiensten) tot de prediking toe te laten.

Een andere wezenlijke trek is dat gemeenten alleen gesticht worden door geordende apostelen en evangelisten, én dat de ontwikkelingen in de verbreiding van het evangelie en de groei van de kerk een gedeelde verantwoordelijkheid is. Er is altijd betrokkenheid met de moedergemeente in Jeruzalem, die gestalte krijgt in visitatie (Hand. 11: 22) en verantwoording (Hand. 11: 4, 14: 26/27).

Belijdenis
Van onze reformatorische belijdenisgeschriften spreekt de Nederlandse Geloofsbelijdenis het meest uitgebreid over de kerk. Vooral in artikel 32 is een zekere terughoudendheid te bespeuren aangaande de kerkelijke organisatie. Enerzijds relativeert onze belijdenis de kerkelijke organisatie die bij Rome geleid heeft van binding áán het Woord tot binding ván het Woord. Anderzijds houdt de belijdenis de noodzaak van kerkelijke organisatie staande tegenover de dopers die elke vorm van kerkorde verwerpen. ‘Wij aanvaarden dus alleen wat dienstig is om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid aan God’. En voor dat laatste is de rechte prediking van fundamenteel belang (art. 29).

Terecht heeft prof. A. van de Beek gesteld dat een kerk die de rechte prediking heeft te brengen, niet alleen de ambten nodig heeft, maar ook de belijdenis. De prediking van de kerk is altijd gebonden aan de belijdenis van de kerk. Wij mogen nooit een eigensoortig geloof preken, maar wij zijn geroepen hét algemeen ongetwijfeld christelijk geloof te verkondigen. Wie een ander geloof verkondigt of belijdt, heeft zichzelf búiten de ene, katholieke kerk geplaatst en is daarmee een ketter of sektariër. De geloofsbelijdenis kan daarom in de liturgie van de gemeente niet ontbreken. Uit haar belijdenis blijkt immers of de gemeente een christelijke kerk is of niet, of zij gestalte is van de katholieke kerk van alle tijden en plaatsen, of niet.

Verootmoediging
Vergelijken we de Bijbelse grondlijnen met de huidige gestalte van de kerk, dan is het niet de zonde van de kerk dat wij in de loop der eeuwen een verfijnde en vertakte kerkelijke organisatie hebben opgebouwd. Waar onze kerkordes, universiteiten, ambten, commissies en bureaus dienstbaar waren aan de prediking van het Woord en zo aan de opbouw van de gemeente van Christus, daar is de zegen ervan zichtbaar geworden.

Ik ben er diep van overtuigd dat, Bijbels gezien, het beginsel van afscheiding gekruisigd moet worden. Ecclesiologisch is het je afscheiden van een christelijke kerk of gemeente ketterij. We zullen moeten belijden dat onze gereformeerde verdeeldheid de katholiciteit van de kerk ernstig ondergraven heeft, en dat wij de kerk en elkaar onrecht aandoen door ons via kerkmuren van elkaar los te maken. Als Paulus in zijn gebed voor de Efeziërs spreekt over het ‘ten volle begrijpen met alle heiligen wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is’, dan mogen degenen die zicht hebben op de lengte van Christus’ werk geen afstand nemen van hen die zicht hebben op de diepte ervan. Voor de prediking van de volle raad en veelkleurige wijsheid van God hebben wij het verbondsdenken van de Vrijgemaakten nodig, het verkiezingsaccent van de Gereformeerde Gemeenten, de vroomheid van de Christelijke Gereformeerden, wellicht ook iets van Hervormde protestanten (maar dat laat ik anderen graag invullen), en ik meen dat we zelfs enkele noties uit de Rooms-Katholieke Kerk nodig hebben.

Perspectief
Wij zullen ons moeten inspannen voor een prediking die het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof vertolkt. Het eigene zal zich moeten verhouden tot het katholieke. Een vroegere voorzitter van de Gereformeerde Bond, ds. G. Boer, benadrukte bij de oprichting van het COGG dat een trinitarische prediking de gereformeerde kerkmuren zal overstijgen. Waar geestelijke eenheid ontstaat onder de verkondiging van het werk van de Vader, het werk van de Zoon en het werk van de Heilige Geest, daar wordt kerkelijke eenheid een gave. Daar werkt en woont de HEERE Zelf. Daar gebeurt wat mensenhanden niet kunnen bewerken. Daar werkt de Heilige Geest aan het geestelijke lichaam van Christus. Kanselruil is op dit moment een van de mooiste mogelijkheden om daaraan dienstbaar te zijn.

Daarnaast zullen we intens op de knieën moeten. Wij hebben in onze geschiedenis grote zonden begaan. We zijn voor onze kerkelijke keuzes vaak te rade gegaan bij vlees en bloed. Waar de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt over de ‘ware’ kerk, zijn wij het over de ‘zuivere’ kerk gaan hebben. Niet beseffend dat het werk van God in deze wereld (ook de kerk) altijd werk in gebrokenheid is, nooit in zuivere gestalte. In onze tijd hebben we trouwens de vólgende stap alweer gemaakt: van ‘zuivere’ kerk zijn we gaan zoeken naar de ‘ideale’ kerk, de kerk ‘die bij mij past’. Hoe ondankbaar gaan we met de kerk om! Hoeveel misbruik maken wij van het Bijbelse onderscheid tussen de zichtbare en de onzichtbare kerk! Wij zijn over de kerk gaan spreken als iets wat van óns is, waarover wíj beslissingen kunnen nemen (desnoods met meerderheid van stemmen). Op papier en in onze belijdenis hebben wij een reformatorische visie op de kerk. Maar in de praktijk functioneert slechts een subjectivistische ecclesiologie.

Gereformeerd en katholiek
Onze grote roeping is om onszelf en de komende generaties te wapenen tegen de verwoestende wereldgelijkvormigheid waarmee over de kerk wordt gesproken. Het is hoog tijd voor een scheut katholiek besef. Ik werk dat uit naar twee kanten. Allereerst naar de kerk zelf. De kerk is een gegeven. Voordat ik er was, was zij er. Als ik er niet meer ben, zal zij er zijn. Ik ben tot de kerk gebracht. Ik mag bij haar horen. Ik hoef geen eigen geloof te bedenken – ik mag aansluiten, amen zeggen op het geloof van de kerk. Ik doe geen belijdenis van míjn geloof, maar van hét geloof – dat door genade ook míjn geloof mocht worden. De kerk is heilig, ik spreek er met respect over. En waar ik het over haar gebreken heb, daar spreek ik over mijzelf. De kerk zal leven zolang er gepreekt wordt, al gaat het soms langs de rand van wat bijbels verantwoord is. Ik hoop er door Gods genade te blijven, al lijkt het evangeliegras bij een ander soms groener. Ik heb ootmoed te leren om slechts te doen wat ik schuldig ben om te doen: predik het Woord, tijdig en ontijdig. En zodra de gelegenheid zich voordoet, moeten we elkaars kansels delen. Ook al gaat dat soms schurend. Zo laten we onze jongeren zien dat wij geen heil verwachten van kerkverbanden en kerkordes, maar van de levende prediking van het Woord Gods. En het gereformeerde dan? Dat heeft alleen toekomst als het katholiek is.
Hoe graag zou ik het katholieke ook betrekken op de liturgie. De liturgie is niet van ons, zij is van de kerk. In de liturgie sluiten we dankbaar aan bij de lofprijzing, de belijdenis en de gebeden van de kerk. Door de liturgie volbrengt de kerk haar roeping om de lofzang in deze wereld te laten klinken. Ik doe niet mee aan de liturgie om er zelf iets aan te hebben, maar omdat ik zo met alle heiligen de Naam des Heeren belijd. Met eerbied gesproken: de Héére heeft er iets aan, en dan heeft iemand die Hem liefheeft er ook altijd iets aan. Dát verbindt!

A.J. Mensink
Ds. A.J. Mensink is hervormd predikant te Krimpen aan den IJssel en voorzitter van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 2017

De Wekker | 24 Pagina's

Ach God, de kerk …

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 2017

De Wekker | 24 Pagina's