Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De goedertierenheden Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De goedertierenheden Gods

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden” (Jeremia 3:12b).

De propheet Jeremia heeft in bijzonder gesproken tot het rijk van Juda, hoewel hij Israel niet vergat aan te zeggen om terug te keren tot de Heere. Terwijl dat Juda nog zijn zelfstandigheid heeft, moet Israel zuchten onder hert slavenjuk van Assyria. En om nu Juda tot jaloersheid te wekken wordt Israel in de woorden van onze tekst aangesproken, “Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden.”

Eeuwig wonder dat de Heere niet doet naar hetgeen Israel zich waardig gemaakt had. Ze hadden niet gehoord naar de waarschuwende stem der profeten, die de Heere hen gezonden had. Daarom was het oordeel Gods over hen gekomen, geen bukken was er voor God, maar een bijten in de roede waarmede zij geslagen werden, niet ziende dat er geen kwaad in de stad is, of de Heere doet het. Want het is de deugd van Gods heilige rechtvaardigheid dat Hij toornt over de zonde. En nu komt de roepstem in de tekst, “tegen het Noorden.” Dat is tegen Assur dat Israel aanvankelijk had weggevoerd. En daar waren degenen die door woord en daad de hulp der afgoden hadden ingeroepen en het oordeel moesten ervaren, dat de Heere geen ledige aanschouwer is.

Nog een roepstem van goddelijke ontferming had de profeet te brengen; “Bekeer u, gij afgekeerde Israel.” O, wat bukt de Heere tog laag, en hoe roemen de goederterenheden Gods tegen een welverdiend oordeel.

Ook in de tijden waarin wij leven zijn Zijn oordelen en gerichten nog gemengd met Zijn goedertierenheden. Waar de Heere nog roept tot inkeer en wederkeer. “Bekeert u, o huis Israel. want waarom zoudt gij sterven?” En zalige weldaad als de Heere de eis schenkt, als een gift. Dat er een droefheid naar God gewerkt wordt, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Want in de waarachtige bekering worden wij van het gestrenge oordeel Gods ontheven, al is het dat de ziel ervaart te liggen onder de veroordeling, en als vloekwardige gered en verlost moet worden.

In de dagen waarin men nu leeft, wordt veelal deze leer geweld aangedaan. Het bevindelijke element moet plaats maken voor de dode letter. Snelle afloop als der wateren, maar er is geen opmerking. En toch is het; “Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden.” De poorten der hel zullen Zijn gemeente niet overwelden. En zalig zij die het mogen leren, dat de Heere geen afstand doet van Zijn volmaakte deugden, dus ook niet van de deugd van Zijn recht. En wie zal dan kunnen bevatten of uitspreken de goedertierenheden Gods, in het afleggen van Zijn toorn? Dat kan alleen door Hem, Die met Zijn hart Borg werd om tot God voor de zondaar te genaken. Die de ondeelbare toorn Gods droeg tegen de zonde, zodat een Adamskind door genade verkrijgt de toepassing door Gods Geest, dat de hitte van Gods gramschap is geblust.

In deze woorden, “Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden,” ligt schuldvergeving en schulduitdelging. En hoe nodig, geliefde lezer, dit persoonlijk te kennen. Dan is het geen aangrijpen van een Jezus, Die nooit weggeschonken is. Want dan blijft men onder de toorn Gods. En waar genade gemist wordt, is er geen begin van God, daarbij zoekt men met een belijdenis van de Christus te leven uit een verbroken werkverbond, en is men een vijand van genade. Maar waar God begonnen is, is er een gemis van God en Zijn gemeenschap. En rijst de vraag in het hart, “Is God met mij begonnen of is het mijn eigen werk?” Dat is een uitziend en een verlangend volk, naar de vergiffenis van hun zonde, en uitdelging van hun schuld, opdat in hun leven vervuld worde, “Ik zal den toorn niet in der eeuwigheid behouden.”

Geliefde lezer, de Heere lere ons door genade; “Uit vrije goedheid waart Gij een vriendelijke Ontfermer.”

Rev. M. Heerschap (1911-1993)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

The Banner of Truth | 24 Pagina's

De goedertierenheden Gods

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

The Banner of Truth | 24 Pagina's