Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een aanhangsel bij het Evangelie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een aanhangsel bij het Evangelie

Prof. dr. H.J. Selderhuis: „Het sacrament is teken en zegel bij het Woord, dat is de reformatorische lijn"

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eeuwen door waren de bediening van Doop en Avondmaal hoogtepunten binnen de eredienst in de christelijke kerk. Terecht, vindt prof. dr. H.J. Selderhuis. Als de verkondiging haar centrale plaats maar behoudt. „Calvijn noemt het sacrament een aanhangsel bij het Evangelie. Niet dat het er maar wat bij hangt, maar het staat op een lagere plaats dan de verkondiging.

De doop bedient men binnen de gereformeerde gezindte doorgaans aan het begin van de dienst. Veelal eens per maand. Het Avondmaal wordt om de drie maanden gehouden. Vanzelfsprekend is dat niet. „In de loop der eeuwen zie je nogal wat verschuivingen in de dooppraktijk, constateert prof. dr. H.J. Selderhuis, hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.
„In de vroege kerk werd de doop vaak uitgesteld, vanwege de betekenis die eraan werd toegekend als afwassing van de zonden. Daarna zie je het andere uiterste opkomen. Zo mogelijk moet de doop op de dag van de geboorte plaatsvinden. Ten diepste vanuit dezelfde visie: de doop is heilsnoodzakelijk. In de Reformatie wordt afstand genomen van die gedachte. De doop is een teken van en zegel aan Gods verbondsbelofte. Dan komt er wat meer ruimte om te wachten, tot beide ouders erbij kunnen zijn. Zonder de doop onnodig uit te stellen.

In de Gereformeerde kerk van de 17e eeuw werd nog zo snel gedoopt dat de moeder er meestal niet bij was.
„Dat was een onwenselijke situatie. De opvoeding, ook de geloofsopvoeding, komt in de praktijk het meest op de schouder van de moeder neer. Vandaag hebben we overigens weer meer te waken voor nodeloos uitstel, omdat velen de doop als een familiegebeuren zien en niet zozeer als een gebeuren van de gemeente. Dat is een ongezonde tendens. De doop dreigt dan een schouwspel te worden, een demonstratie van gezelligheid.
Grote gemeenten kennen nogal eens de gewoonte van vaste doopzondagen. Wat tot gevolg heeft dat kinderen soms pas na vijf, zes weken worden gedoopt. Ik kan me wat voorstellen bij de praktische argumenten, maar zelf blijf ik erbij dat de doop zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden, zoals verwoord in de Dordtse Kerkorde. De doop is een geschenk dat de Heere aan je kind wil geven. Het is in het verbond opgenomen en God wil daar een teken aan verbinden, Zijn zegel daarop geven. Daarmee moet je niet langer wachten dan nodig is.

Op welk moment in de eredienst dient de doop plaats te hebben?
„Na de preek. Het sacrament volgt op het Woord, is teken en zegel bij het Woord. Dat is de reformatorische lijn. Calvijn noemt het sacrament een aanhangsel bij het Evangelie. Niet dat het er maar wat bij hangt, maar het staat op een lagere plaats dan de verkondiging. Het is geen punt dat ik op de spits wil drijven, maar als het even kan, pleit ik ervoor eerst de preek te houden.

Een speciale dooppreek?
„Als je daaraan begint, dan haal je je wat op de hals. Het moet maar net elke keer passen. Er zijn teksten waarmee je niet zo makkelijk de verbinding met de doop kunt leggen, al is er bijna altijd wel een verwijzing naar de doopbediening te maken. Houd je steevast een dooppreek, dan bestaat het gevaar dat de uitleg van de tekst iets geforceerds krijgt. Het uitgebreide dooponderwijs zou ik bewaren voor de Catechismuspreken over dit onderwerp. Bovendien bevat het doopformulier voldoende informatie over de betekenis van de doop.

Veel predikanten houden een persoonlijke dooptoespraak, richting ouders en gemeente. Heeft die traditie een lange historie?
„Voor zover ik dat kan overzien niet. Het heeft te maken met een herwaardering van de doop. Er is een groeiende aandacht voor de geloofsopvoeding, die meer is dan het aanleren van christelijke normen. Dat is winst. In de tijd dat Nederland een gedoopte natie was, werd de doop vaak gezien als iets wat erbij hoorde. Een algemeen aanvaarde christelijke formaliteit. Het is goed om ouders en gemeente nadrukkelijk te bepalen bij wat de Heere in de doop schenkt en waartoe wij worden opgeroepen.

Lange tijd was het de vader die het kind ten doop hield. Omdat moeder nog in het kraambed lag, of was het een principiële keus?
„Ik denk het eerste. Mij maakt het niet uit wie het kind draagt, als het maar gedoopt wordt. Zichtbaar voor heel de gemeente! Daarom moet er flink wat water aan te pas komen. Vanwege het klimaat in ons land en de grote, koude kerken, lag onderdompeling niet voor de hand, maar het teken moet wel gezien worden. Drie keer een volle hand water. Laat het maar flink over het hoofd van het kind -of van de volwassene, natuurlijk- lopen. Voor ieder moet zichtbaar zijn dat we als zondige mensen schoongewassen moeten worden. En dat de Heere dat wil doen.

Vervolgens worden ouders en kind in veel gemeenten toegezongen, terwijl de predikant zegenend de handen opheft.
„Mensen toezingen doe je in mijn optiek op een verjaardag, niet in de kerk. Het gaat in de doop niet om de ouders, nog minder om de predikant, maar om het kind dat het teken en zegel van het verbond ontvangt. In het gebed van het formulier wordt dan ook gebeden voor „dit Uw kind. Daar ligt de concentratie. De ouders zijn van groot belang, je neemt ze mee in de voorbede, maar laten we ervoor waken dat we het accent gaan verleggen van het sacrament naar de taak van de ouders. Dat zie je nogal eens, en het wordt onderstreept wanneer je ze gaat toezingen. Gezamenlijk bijvoorbeeld psalm 105 vers 5 zingen, waarbij je als predikant en ouders gewoon met de gemeente meezingt, lijkt me meer in overeenstemming met de betekenis van de doop.

Het Avondmaal wordt in de reformatorische kerken in Nederland vier keer per jaar bediend. Is dat een verdedigbare frequentie?
„Mijns inziens niet. Tot aan de Reformatie gebeurde het wekelijks. Calvijn wenste die lijn voort te zetten, maar burgemeester en wethouders van Genève waren daarop tegen. Ze beperkten het tot vier keer per jaar. Calvijn heeft zich daar noodgewongen bij neergelegd. Het aparte is dat we ons nog steeds aan het besluit van B en W van Genève houden, niet aan dat van de reformator Calvijn. De Heere geeft ons dit sacrament ter versterking van het geloof, maar we maken er matig gebruik van.

Het gemeentebestuur zei een Avondmaalsviering uit gewoonte te vrezen.
„Dan moet je ook de wekelijkse verkondiging afschaffen. Het luisteren naar de prediking kan evenzeer een gewenning worden. Zeker als je twee keer op zondag een kerkdienst hebt. Nee, ik vind het gevaar van slijtage geen sterk argument. Een praktisch probleem is bij ons de lengte van het formulier. Het lezen daarvan legt een fors beslag op de dienst, ten koste van de preek. Je kunt je afvragen of dat de bedoeling is. Ook het Avondmaal is ondergeschikt aan de verkondiging.

Wat betekent dat concreet voor uw visie op de invulling van de Avondmaalsdienst?
„Ik hecht aan het lezen van het formulier, als Avondmaalsonderwijs aan de gemeente. Weet u wel wat u doet als u Avondmaal viert, en wat de viering betekent? Ga je naar een frequentere Avondmaalsviering, bijvoorbeeld twaalf keer per jaar, dan zou je het onderwijs over meerdere kortere formulieren kunnen verdelen. De reformatoren hebben ons daarvoor goede voorbeelden nagelaten.

Nu is de praktijk in veel gemeenten dat het eerste deel van het formulier na de voorbereidingspreek wordt gelezen.
„Het formulier is gemaakt om in één keer te worden gelezen, maar er valt zeker wat voor te zeggen om het eerste deel te combineren met de voorbereidingspreek. Dat heb ik zelf als gemeentepredikant ook altijd gedaan, en ik doe het nog zo veel mogelijk. Aan het begin van de middagdienst was er nog een viering voor hen die s morgens niet aanwezig konden zijn. Die tafel beschouwde ik als de laatste van de morgendienst. Je trekt dan het begin van de middagdienst bij de morgendienst, om de eenheid van de gemeente in de Avondmaalsviering te bewaren. Na die tafel las ik het slot van het formulier.

Hoe staat u tegenover de zogenaamde lopende Avondmaalsviering?
„De sacramentsbediening neemt dan minder tijd in beslag, waardoor er meer ruimte is voor de verkondiging, maar ik hecht zeer aan het zitten aan de tafel. Daarmee blijf je het dichtst bij de oorspronkelijke instelling. Vaak wordt het tijdsbeslag ook veroorzaakt door de predikant, die aan elke tafel nog een korte meditatie houdt. Dat is mijns inziens niet de bedoeling. Je doet daarmee geen recht aan het sacrament. Het Woord is al gebracht, nu komt het teken erbij. Je wekt de indruk dat brood en wijn zelf niet voldoende zeggen, wanneer je als predikant jouw woord daar nog aan toevoegt. De tekenen van brood en wijn spreken voor zich, daarbij past van onze kant zwijgen. Het orgel speelt niet, de gemeente is stil, de dominee is stil, ieder laat in alle rust het sacrament op zich inwerken. Wat dat sacrament zegt, is ook om stil van te worden.

Wat betekent die visie voor de nodiging?
„Dat je die kort en sober houdt. Er is genoeg gezegd in het formulier, er is een voorbereidingspreek gehouden, laat de Geest verder het werk maar doen. Als je blijft nodigen, bestaat het gevaar dat je mensen emotioneel onder druk zet, waardoor je ze bijna prest tot iets wat ze eigenlijk niet willen en wellicht ook niet mogen. Het moet niet zo zijn dat iemand onder druk van mijn woorden naar voren komt.

In het verleden werd het Avondmaal vaak op Goede Vrijdag bediend. Terecht?
„Uitgangspunt blijft voor mij dat het elke zondag zou moeten gebeuren. Binnen de in ons land gegroeide praktijk pleit ik ervoor om het Avondmaal in ieder geval te bedienen op zondagen waarop de gemeente zo veel mogelijk aanwezig is. Dus niet in de voorjaarsvakantie of de herfstvakantie. Kondig de Avondmaalszondagen aan het begin van het jaar al af, zodat mensen daar rekening mee kunnen houden. Van een koppeling aan Pasen of Pinksteren ben ik geen voorstander. Houd die zondagen heel specifiek voor de verkondiging van het heilsfeit. Door onze vormgeving van die dagen heb je dan bovendien vaak te maken met gasten en familieleden. Dat geeft weer nieuwe vragen. Mogen die ook aangaan?

Is het vanzelfsprekend dat de predikant het Avondmaal bedient?
„In de gereformeerde kerken is het sacrament zo nauw verbonden met de prediking van het Woord, dat de bediening ervan in handen van de predikant is gegeven. Of dat bijbels gezien beslist noodzakelijk is, kun je je afvragen. Ik zie geen reden om de gemaakte keuze te veranderen, maar ik kan me voorstellen dat er situaties zijn waarin je ook een ouderling het Avondmaal laat bedienen. Bijvoorbeeld als een vacante gemeente lange tijd geen gastpredikant kan krijgen. Dan komt de sacramentsbediening in het gedrang.

Hoe ziet u de taak van de diakenen in de Avondmaalsviering?
„Die hadden al ver voor de Reformatie een bijzondere taak bij de bediening van het Avondmaal. Vanuit de gedachte dat bij het sacrament dat het offer van Christus zo duidelijk afbeeldt, de gemeente als vanzelf ook tot offervaardigheid komt. De diakenen worden ook vandaag nog wel ingezet bij de uitdeling van het brood, nadat het door de predikant is gebroken. Zichtbaar voor de hele gemeente, net als het inschenken van de wijn. Mensen moeten goed zien: van het verbroken lichaam en vergoten bloed van de gekruisigde Christus is mijn heil afhankelijk.

Valt het zegenen van de beker, met de hand erboven, bijbels te verdedigen?
„Dat is volgens mij een rooms relict, gebaseerd op een foute interpretatie van 1 Korinthe 10 vers 16. Ik mag in de naam van de Heere mensen zegenen, geen materialen en geen wijn. Voor een gereformeerd mens zou dat vanzelfsprekend moeten zijn. Je stimuleert met die handeling het bijgeloof dat er op dat moment toch iets van goddelijkheid in die wijn overgaat. De bewuste tekst bedoelt het prijzen van Gods Naam bij het ter hand nemen van de beker.

Welke betekenis kent u toe aan het afdekken van het Avondmaalsstel, aan het einde van de Avondmaalsbediening?
„Dat vind ik iets moois hebben. Het is héél wat, de Avondmaalsviering. Dat mag ook tot uitdrukking komen. Je sluit de viering af en je symboliseert dat door de schaal met brood en de wijn te bedekken. De rijkdom van het geschenk dat God in het sacrament heeft gegeven, mag ook in de vormgeving tot uitdrukking komen. Soberheid is goed, maar laten we het niet al te plat maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Terdege | 92 Pagina's

Een aanhangsel bij het Evangelie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Terdege | 92 Pagina's