Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Reformatie te Genève, voor Calvijn (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Reformatie te Genève, voor Calvijn (II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eind september 1532 was Farel, een Franse evangelist in dienst van het sinds 1528 hervormde kanton Bern, naar Genève gekomen. In besloten bijeenkomsten verkondigde hij het Evangelie, als de enige grondslag van het ware geloof. Onvermoeid wees de welsprekende Farel zijn hoorders op het onschriftuurlijke karakter van mis, heiligenverering en andere r.k. geloofspraktijken. Hij is de vader van de Reformatie te Genève. Straks zal Calvijn er de organisator van worden.

Als enig wapen had Farel zijn Bijbel (Puaux). Maar de priesters hitsten het volk op tegen de prediker. Als deze geen vrijgeleide had gehad van de machtige 'Heren' van Bern, was hij niet levend uit Genève gekomen. De politieke invloed van Bern reikte echter ver, zodat Farel tegen het einde van 1533 naar Genève terug kon keren. Tijdens een adventsdienst in dat jaar, liet de dominicaan Furbity zich, vanaf de kansel van de Sint Pieterskathedraal, bijzonder smadelijk uit over de 'lutheranen', zoals men de hervormden wel noemde. De monnik sprak van een 'vervloekte secte'. De leden ervan waren niet alleen 'losbandig, gulzig en eerzuchtig', erger nog, het waren 'moordenaars en dieven, die arme vrouwen en onwetende lieden bedriegen'. (Choisy)

De Bernse regeerders namen deze zaak hoog op. In het begin van 1534 zonden zij een deputatie naar Genève, om genoegdoening te eisen. Er kwam bovendien een nieuwe evangelieprediker mee, de Zwitser Viret. Daar Bern gedreigd had met opzegging van het bondgenootschap, moest het Geneefse stadsbestuur Furbity wel ter verantwoording roepen. De dominicaan beweerde - misschien niet ten onrechte - slechts pauselijke uitspraken herhaald te hebben. Tenslotte verliet hij heimelijk de stad.

De vastenprediker voor 1534 moest aan de 'Raad van tweehonderd' - het stadsparlement - beloven, dat hij niet over delicate kwesties als heiligenverering, of vagevuur zou spreken. Bovendien verlangden de Bernse afgevaardigden, dat er een kerkgebouw ter beschikking zou worden gesteld van de hervormden. Dat gebeurde en op 1 maart 1534 ging Farel voor in een dienst, in de kapel van het franciscanenklooster. Viret had, reeds op 22 februari '34, een doop bediend volgens de hervormde ritus. Een bas-reliëf op het Internationale Hervormingsmonument te Genève herinnert aan deze baanbrekende plechtigheid.

Het waren overigens moeilijke tijden voor Genève. Voortdurend moest de Raad van tweehonderd ingrijpen om ongeregeldheden te voorkomen. Ook buiten de stadsmuren dreigde gevaar. In juli 1534 deden soldaten van de bisschop van Genève en van de hertog van Savoye een vergeefse poging, om de stad bij verrassing in te nemen. De hevig verbolgen bisschop Pierre de la Baume deed de stad daarop in de ban. Om zich beter te kunnen verdedigen tegen verdere aanvallen, braken de Geneefse burgers huizen af in de voorsteden en versterkten zij de wallen. Daar nu wel gebleken was, dat de stedelijke rechten en vrijheden bij de bisschop niet veiUg waren, werd deze vervallen verklaard als vorst.

Inmiddels maakte de Reformatie goede vorderingen dank zij de prediking van Farel. Toch probeerde het stadsbestuur de 'status quo' te handhaven. Weliswaar had men gebroken met de vorst-bisschop, maar niet met de r.k. kerkorganisatie. In 1535 vroeg de overste van het franciscanenklooster, die over wilde gaan tot de hervorming, verlof aan de Raad om een openbaar dispuut te mogen organiseren over geloofspunten, zoals destijds gebruikelijk was. Dit werd door de overheid toegestaan. In overleg met Farel werd er een lijst opgesteld van tien verschillen tussen r.k. en hervormde geloofswaarheden.

Farel had gehoopt het op te kunnen nemen tegen de bekende r.k. theoloog Pierre Cornu, maar hij moest genoegen nemen met zwakke opponenten, die er uiteraard niet in slaagden om zijn stellingen te weerleggen. Daar de Raad van tweehonderd ook na het dispuut, dat zo gunstig verlopen was voor de zaak der Reformatie, bleef aarzelen om er de consequenties van te aanvaarden, nam het volk het recht in eigen hand en stelde zich in het bezit van kerken en kloosters. Op 8 augustus 1535 preekte Farel in de kathedraal van Sint Pieter. Twee dagen later verscheen de hervormer voor de Raad en eiste, in een vurige rede, invoering van de Reformatie. In het nauw gedreven door de gebeurtenissen, verbood de Raad voorlopig om missen op te dragen. (De zestiende-eeuwse hervormden zagen in de mis afgoderij, aanbidding van de 'broodgod'!)

De tijdelijke suspensie van het celebreren van de mis werd een jaar later omgezet in een definitief verbod. Op 21 mei 1536 besloot de Algemene Raad van alle stemhebbende burgers dat, zoals Choisy (Histoire religieuse de Genève) het zegt, 'de evangelische wet, zoals die vervat is in de Heilige Schrift, voortaan de hoogste wet zou zijn van de stad-staat'. Het besluit van 21 mei 1536 betekende, om het proces-verbaal te citeren, het definitieve einde van 'missen, beelden, afgoden en andere pauselijke misbruiken, welke dan ook.'

Al spoedig bleek dat, al was Genève officieel een herf) vormde stad geworden, de meeste burgers innerlijk niet ten goede veranderd waren. Voor hen was de breuk met Rome een welkome bevrijding van een knellend juk, maar zij waren niet bereid om nieuwe verplichtingen op zich te nemen. Ingesloten door vijandige r.k. staten, ging het hervormde Genève een ongewisse toekomst tegemoet. Kwam er geen hechte kerkelijke organisatie, dan ging de Reformatie te Genève zeker weer te niet. Farel besefte dat zeer goed, maar voor hem alleen was de taak van kerkelijk en maatschappelijk leider te zwaar. Bovendien was hij wel een goed redenaar, maar geen methodische organisator. Zo'n medewerker zou hij vinden, toen de jonge Calvijn in juli 1536 zijn levenspad kruiste.

In 1535 had de toen 26-jarige (!) Calvijn, in het protestantse Basel, zijn belangrijke boek de 'INSTITUTIO CHRISTIANAE RELiGioNis', of 'Onderwijzing in de christelijke godsdienst', gepubhceerd. Misschien verscheen er gelijktijdig een Franse uitgave, waarvan echter geen enkel exemplaar bewaard gebleven is. De oudste bekende Franse editie is die van 1541. In de 'Institutio' bepleit de deskundige schrijver op bondige wijze het goed recht van de Reformatie, die niets anders is dan een terugkeer tot de tekst van de H. Schrift. Na ook nog een voorbericht te hebben geschreven voor de Bijbelvertaling van zijn neef Olivètan, ging Calvijn naar Ferrara. Hij vertoeft er, tegelijk met Marot, de latere berijmer van Franse psalmen, aan het hof van de geestverwante hertogin Renata, dochter van de Franse koning Lodewijk XII. Daar Renata's echtgenoot Hercules, hertog van Ferrara en Modena, als leenman van de paus, vijandig stond tegenover hervorming en hervormden, moet Calvijn Ferrara weer verlaten. (Zie PN: jan. '78).

Inmiddels had koning Frans I van Frankrijk amnestie verleend aan zijn hervormde onderdanen, die als oproerlingen werden beschouwd tegen het koninklijk gezag. Van dit respijt maakt Calvijn gebruik om in Noyon, zijn geboorteplaats, enkele familiezaken te regelen. Daarna wil hij, over Parijs, naar het hervormde Straatsburg gaan om aldaar rustig te kunnen leven, maar bovenal studeren.

Maar er was opnieuw een oorlog uitgebroken tussen Frans I en zijn aartsvijand keizer Karei V. Daardoor is de kortste reisweg, door Lotharingen, geblokkeerd. Calvijn moet dus een omweg maken in de zuidelijke richting. Via Lyon reisde de hervormer nu naar Genève, waar hij op een julidag van 1536 als passant arriveerde. Hij neemt zijn intrek in een herberg voor maar één nacht! De volgende morgen wil hij al weer op weg gaan naar Basel, om zo zijn bestemming Straatsburg te kunnen bereiken. Dat het anders zou verlopen dan hij zich had voorgenomen, zullen wij weldra zien.

Farel die juist van een dienstreis teruggekeerd was, hoorde van Calvijns aanwezigheid in Genève. Nog dezelfde avond gaat hij naar de herberg, waar de reeds vermaarde schrijver van de 'Institution' voor slechts één nacht is afgestapt. De 47-jarige Farel, die de begaafdheid van de twintig jaar jongere Calvijn, als pleitbezorger voor de zaak der hervorming, hogelijk waardeerde, vroeg zijn landgenoot of deze in Genève wilde blijven als zijn medehelper.

Aanvankelijk maakt Calvijn bezwaren, hij wenst een rustig leven van studie en schrijverschap te leiden. Tegenover deze echt-menselijke excuses, ontstak het licht ontvlambare gemoed van Farel in een heilige toorn. Zoals hij dat op beslissende ogenblikken kon doen, sprak hij Calvijn heftig toe, op een toon van gezag: 'Uw studie is maar een voorwendsel, ge zoekt slechts uzelf; doch God zal u straffen, indien ge weigert om ons hier te helpen!'

Geschrokken door die uitval gaf Calvijn toe. Na in Basel zijn zaken te hebben geregeld, ving hij eind augustus, te Genève, zijn arbeid aan als lector in de H. Schrift. Dagelijks gaf hij in het openbaar uitleg over de Brieven van Paulus. Aanvankelijk was zijn aanwezigheid nauwelijks opgemerkt. In de stadsregisters wordt zijn naam niet vermeld. Hij heet 'ille Gallus', 'die Fransman'. Maar als Farel begin oktober in Lausanne een geloofsgesprek laat houden, vestigt Calvijn aller aandacht op zich door zijn verbluffende kennis van de Kerkvaders. Zijn interventie in het debat doet de reformatorische denkbeelden zegevieren. Tweehonderd r.k. geestelijken gaan over tot de hervorming en, nog voor het einde van 1536, wordt deze in Lausanne officieel ingevoerd.

Van 1537 af behoort Calvijn tot het college van predikanten van Genève. Dan begint hij aan de geestelijke en zedelijke verheffing van het volk van Genève, waardoor deze stad-staat een protestantse voorpost wordt in een roomse omgeving. In juli 1536 wachtte het pas hervormde Genève op een man die zijn sterke schouders, figuurlijk gesproken, onder het door Farel met succes begonnen werk zou kunnen zetten. De geschiedenis van de stad aan het Lac Léman - het Meer van Genève - en van het protestantisme in ruimere zin, was stellig anders verlopen, van de verwerving van de geestelijke en staatkundige vrijheden door toedoen der calvinisten (Zie PN: mei, juni/juli '81) zou stellig geen sprake geweest zijn, als op een juli-avond van het jaar 1536 Farel niet in contact was getreden met Calvijn. Voorwaar een historische ontmoeting!......

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Protestants Nederland | 8 Pagina's

De Reformatie te Genève, voor Calvijn (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Protestants Nederland | 8 Pagina's