Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

DES HEILS. ZONDAG 26

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij worden in de Heilige Doop vermaand en verzekerd, dat de enige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt. En daarom is het zo van grote betekenis ons daarin te verdiepen, om er op een rechte en Gode welbehagelijke wijze mee werkzaam te zijn, tot behoud van onze onsterfelijke zielen.

Het is niet een zaak des begrips, doch die des geloofs. Door Gods Woord en Sacrament te versmaden in de staat der rechtheid, zijn we gekomen in de staat des ongeloofs. De mens kwam van die heilige en heerlijke zaken, die dienden tot het ingaan in de eeuwige heerlijkheid, een zaak des begrips te maken, waarmee hij dacht te worden als God, en dat is eigen heer en meester. En daar die dwaasheid in ons is, zijn we grotelijks geneigd de van God verordineerde genademiddelen met een, redenerend geloof te hanteren, zodat het wonder van Gods genade er door uitgeschakeld wordt.

En daar de Heere in de Heilige Doop tot ons komt en diet ons in onderhandeling treedt, door ons te vermanen en te verzekeren, hebben wij op de diepe betekenis daarvan te letten in afhankelijkheid van de Heilige Creest. Zodat wij in de eerste plaats er door vermaand worden ernstig te letten op de sprake van het Goddelijk komen tot ons met Zijn teken en zegel. Want het gaat geheel van Hem uit en dat is voor ons van grote betekenis, daar de Heere in Zijn ontfermende liefde schenkt, wat wij ter zaligheid nodig hebben. En zo past het ons hier de schoenen van ons menselijk denken en vleselijk handelen, in de naam des Heeren uit te doen. Want de Heere komt in de Heilige Doop met Zijn gedachten, en dat zijn gedachten des vredes en niet des kwaads, tot ons.

Het gaat hier om een Goddelijke toezegging, die Hij door het geloof in Zijn Woorden met een zichtbaar teken komt toe te voegen. Opdat het zou zijn in ons hart: „dat ik zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is, van al mijn zonden gewassen ben, als ik uitwendig met water, hetwelk de onzuiverheid des vleses pleegt weg te nemen, gewassen ben.” Maar blijven wij tegenover die Goddelijke schenking al redenerende twijfelachtig staan, dan onder drukt men daarmee de onderwijzingen en werkingen van de Heilige Geest. Zodat de mens daarmee in de grond der zaak zijn oordeel kwam te verzwaren. Want het is voor ons dan niet een zaak des geloofs, doch van het begrip. En het begrip sluit het wonder van Gods genade uit.

Maar nu is het onze aard het Goddelijk schenken en het persoonlijk deelachtig worden met elkander te vereenzelvigen. En daar het deelachtig zijn niet aanwezig is, kan het schenken niet waar wezen. Wat menigeen de redeneringen van het ongeloof in de hand werkt, tot schade van het innerlijke leven. Zodat wij het zonder enige schade voor het innerlijke leven, het Goddelijke schenken voor ernstig en waarachtig hebben te houden. En door daarop te letten, kan de zaak en de daad van het Goddelijk schenken, u alleen dierbaar worden. Want het deelachtig worden van het bloed en de Geest van Christus is voor onze ziel onmisbaar. Maar zo lang het schenken niet voor waarachtig gehouden wordt, kan het hart niet gelovig werkzaam worden omtrent het deelachtig worden. Want het leven des geloofs bekommert zich toch over de onreinigheid der ziel, daar het de keus van het hart is heilig voor de Heere te leven. En daar de Heere ons in de Heilige Doop verzekert van het schenken, dient dat tot vervrijmoediging in het gebed om het deelachtig worden van Zijn bloed en Geest.

En naarmate Christus het hart in Zijn bloed en Geest dierbaar wordt, wordt van die zoetigheid iets gesmaakt. Want het is een hongeren en dorsten naar Zijn gerechtigheid. Vanuit het gemis mag het hart dan levendig werkzaam zijn.

Maar wat is dat nu, met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn? En op die vraag wordt op een zeer liefelijke en duidelijke wijze geantwoord.

In het deelachtig worden is het deelachtig zijn en in het deelachtig zijn is weer het deelachtig worden. Men wordt dat niet bij stukjes en beetjes. De Heere daalt met Zijn vergevende liefde af in het hart. En dan brengt Hij alles mee wat ten leven en ter zaligheid nodig is. Of beter gezegd, alles is in Hem, want Hij is een volkomen Zaligmaker.

Het is de vergeving der zonden van God, uit genade te hebben. Het is en blijft onzerzijds genade, souvereine genade, want daar is onzerzijds niet de minste waardigheid of verdienste. En die genade is overvloedig genoegzaam tot de beleving des geloofs. Want in die genade wordt de verzoening door voldoening met een diepe verwondering en aanbidding beleefd. Waarin het hart bij het licht en de onderwijzingen, van de Heilige Geest, steeds meer klaarheid mag ontvangen tot verbinding aan de Heere. Want de heilige en rechtvaardige God is om des bloeds van Christus wil, hetwelk Hij in Zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft, ten volle verheerlijkt. Hij schenkt dat heil op grond van recht en gerechtigheid. Zodat Hij vriendelijk en, ontfermend op hen nederziet. En Christus heeft dat van ganser harte opgebracht, daar Hij met Zijn hart borg is geworden, om met Zijn gezegende offerande tot de Vadei te genaken. Wat de gelovigen met Hem doet delen in de zalving van de Heilige Geest.

Christus heeft Zichzelf als de Zone Gods naar lichaam en ziel, door de aanneming van de menselijke natuur, tot de enigheid des Goddelijke persoons, Gode de Vader onstraffelijk opgeofferd. En dat op het altaar van de Goddelijke natuur, waarom Zijn offerande een oneindige waarde heeft. Zodat het hart Hem door het geloof in Zijn gezegende offerande mag omhelzen om door Hem te delen in de liefde des Vaders.

Daarna ook, door de Heilige Geest vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn. Maar dat wil niet zeggen, dat de gelovigen hier pas een nieuw leven deelachtig worden. Het gaat hier niet om de vernieuwing tot onze levendmaking, doch die der heiligmaking. Waarop Paulus doelt als hij zegt: „En wordt deze wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil Gods zij.”

En deze vernieuwing is tot onze heiligmaking in Christus. Het is niet alleen een levent, een kinderlijk leven in Hem, doch ook een wandelen op de weg der gehoorzaamheid, als kind des lichts. Om zo tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, en dat door de heiligende kracht van Zijn Geest. Opdat wij hoc langer hoe meer der zonden afsterven en in een godzalig, onstraffelijk leven wandelen. „Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut; maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenwoordige en des toekomende levenfs.” Het is dan een wandelen, en dat vloeit voort uit liefde tot de Heere en Zijn zalige dienst, waarin de ware dankbaarheid is.

Het wordt ons toegezegd, dat Christus ons zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest wassen wil, als wij met het doopwater gewassen worden. Want de Heere heeft gezegd: „Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.” En het is de Heere Die dit woord tot op de dag van heden nog van kracht doet zijn, als blijk en bewijs van Zijn onveranderlijke trouw. „En die gedoopt zal zijn zal zalig worden, maar die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden.” Waarom wij met ernst hebben te beproeven of ons leven is een leven in het geloof, dat door de liefde werkt.

Want het doen alsof men gelooft kan de Heere niet behagen en ons niet profijtelijk zijn.

Deze belofte wordt ook herhaald, waar de Schrift de doop het bad der wedergeboorte en de afwassing der zonden noemt. En zo is in de Heilige Doop, in de verzegeling van Gods beloften, niet alleen de stuwkracht voor de wedergeboorte in engere, doch ook in ruimere zin, om Gode welbehagelijk te leren, leven.

Laat zo de verzegeling van Gods beloften steeds meer waarde en klaarheid bekomen in hart en leven, door de dierbare onderwijzingen van de Heilige Geest, opdat wij daardoor steeds meer met droefheid onze ledigheid mochten bekennen. Want wat door de Heere beloofd wordt is ons dierbaar in onze totale ledigheid. Opdat de beloften van Gods ontfermende liefde in ons zouden zijn als fonteinen springende tot in het eeuwige leven.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's