Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AANNEMELIJKE VRAGEN !

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AANNEMELIJKE VRAGEN !

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een goed begin is het 'halve werk. Hoe belangrijk is het dan dat de aanvang is orde is. Het is daarom niet af te keuren, dat er veel vragen leven inzake het ontluiken van het geloof. Niet voor niets leeft de vrees voor het verkeerd bakeren. Anderzijds is het niet gunstig wanneer de vragen alleen maar betrekking hebben op dit probleem. Het is ziekelijk, indien men immer 'drentelt in het voorportaal en indien men niet te bewegen is het gebouw binnen te treden. Dan dreigt, wat de apostel zegt van de vrouwkens, geenszins om te betuigen dat mannen niet vatbaar zijn voor die strik, namelijk dat ze altijd leren en vaak meer dan dat, zonder ooit door te stoten tot de klare en bevrijdende kennis der waarheid, die in Christus Jezus, de Verlosser is. Nogmaals in de ordening Gods is het goede begin de garantie van het gehele grote werk.

EERSTE BEGINSELEN.

Vraag: Heeft elk beginnend geloof reeds de zekerheid in zich? Of wordt een zondaar op een bepaald moment bewust verzekerd van zijn verkiezing?

Elk beginnend geloof heeft zekerheid in zich, al is het niet de zekerheid, de bewuste zekerheid, waar de vrager op doelt. Immers er zou geen geloof ontstaan en in werking treden als er niet bepaalde zekerheden leefden. Hoe zou men vlieden als er geen zekerheid was van de wraak en het oordeel Gods?

Bovendien heeft, al is het niet uitgesproten, het geloof toch wel in zich de zekerheid, zoals in het zaad de plant aanwezig is. Maar de bewustheid is wat anders.

Met de tweede vraag moeten we een beetje oppassen, want ik geloof dat het licht krampachtigheid in de hand werkt, wanneer we die zekerheid speciaal en vooral beperken tot de wetenschap van de genadige verkiezing. De zekerheid van het geloof heeft betrekking op veel meer momenten van de inhoud van het geloof. Het toespitsen van de zaak op één scherp punt, heeft het gevaar in zich, dat we ons juist op die geslepen top bezwaarlijk kunnen handhaven.

Ook moeten we het „bepaald moment" niet samentrekken tot een ondeelbaar ogenblik, tot een minuut, die we kunnen aflezen op de klok. Bij me­nigeen gaat het heel wat geleidelijker. Allengskens groeit de zekerheid.

Het gaat beslist niet om het blote uitverkorene-zijn uitsluitend. Veelmeer en veeleer is het te doen om het goed.

Geef dat mijn oog het goed' aanschouw, 't Welk Gij, uit onbezweken trouw, Uw uitverkoor'nen toe wilt voegen; Opdat ik U mijn rotssteen noem'. En delend in Uws volks genoegen, mij met Uw erfdeel blij beroem'.

Als er sprake is van verkiezing, gaat het met name om de duidelijke wetenschap, dat het initiatief van het genadewerk niet bij en in ons ligt, maar dat het uitging van de Heere. Ik heb primair niet gekozen, maar ik ben verkoren.

Doch niet is voor die begint in het geloof belangrijk of althans mag niet overheersen de begeerte om verzekerd van de verkiezing te zijn of ruimer van de persoonlijke zaligheid, maar het verlangen dat vooral de Heere komt tot de eer, die Hem toekomt. Dat verlost van veel krampachtigheid en slepende bekommernis.

Tenslotte een afdoend citaat. Dordtse Leerregels, hfdst. I, par. 12: „Van deze hun eeuwige en onveranderlijke verkiezing ter zaligheid worden de uitverkorenen te zijner tijd, hoewel bij onderscheidene trappen en met ongelijke mate, verzekerd; niet als zij de verborgenheden en diepten Gods curieuselijk (nieuwsgierig) doorzoeken, maar als zij de onfeilbare vruchten der verkiezing in het Woord Gods aangewezen (als daar zijn: et waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enz.), in zichzelf met een geestelijke blijdschap en heilige vermaking waarnemen (2 Kor. 13 : 5)".

Ieder woordje en iedere zin is van gewicht. We moeten dit stukje belijdenis proeven. Let, gezien de vraag, op de woorden: te zijner tijd en verder op de uitdrukkingen: bij onderscheidene trappen en met ongelijke mate. Voorts geen nieuwsgierigheid, maar heilbegerigheid is de ware houding.

Vraag: Is het ook zo dat een periode van diep schuldbesef kan worden doorgemaakt zonder ook maar een sprankje van de verlossing die in Christus is, te beleven?

Een pastoraal hart speurt naar de intentie van de vrager. Is hij bang voor zelfbedrog? Ontmoet hij mensen, die tevreden zijn met een grote mate van schuldbesef en die op dit zand hun huis bouwen?

De woorden „periode" en „diep" wijzen meer in de richting van hoeveelheid (quantiteit) dan van hoedanigheid (qualiteit). Toch komt het op de kwaliteit aan.

Het is een dodelijke vergissing, wanneer we van het voorafgaand schuldbesef toch een wettisch, een verdienstelijk werk maken om zo de onverdiende vrije genade te verkrijgen. We moeten oppassen voor het wettische, ook al moet me direct van het hart, dat ik met de tegenstelling wet en evangelie niet voor 100% content ben. Want het evangelie staat niet met de wet als zodanig op gespannen voet. Het gaat om het contrast van verdienstelijkheid en evangelie van vrije genade. In het kader van de idee van verdienstelijkheid heeft de wet een voorname plaats, dat is juist, doch daarmee is niet alles van de wet gezegd en bedacht.

Overigens is elk gevoel van schuldbesef — hoe dan ook, mogelijk zelfs geveinsd — toch enigermate een verlossing, omdat men beseft het fatale van de zonde en de slaafse banden aan het kwaad. Maar het is daarom nog geen zaligmakende kennis van de verlossing, die in Christus is.

De duivel is er op uit om ons aan te smeren, wat er nagenoeg op lijkt, opdat we ons geweten sussen met surrogaat.

Zo lezen we: Zie, tot twist en gekijf vast gijlieden. Jes. 58 vs. 4-8. Een periode van diep schuldbesef kan toch uitwendig zijn, terwijl de Heere aangenaam is „een innerlijk met rechtmatig berouw zijner zonde geraakt-zijn, opdat men zich oprecht voor God verootmoedige". Dit berouw brengt met zich de verlossing of liever is het begin der verlossing.

Diep schuldbesef kan een zeer egoïstisch affect zijn. Men vergeeft het zichzelf niet en het zelfverwijt dat „ik nu juist zo en zo moet zijn en handelen" enzovoort, domineert. Men gaat daarbij geheel in zichzelf op.

Gods offer, een gans verbroken geest, door schuldbesef getroffen en verslagen, heeft een aparte dimensie, namelijk dat alles cirkelt om de Heere. Te­gen U, tegen U alleen. Dan zijn we reeds verlost uit de dodelijke ban van eigen ik. We kiezen partij voor God tegen onszelf. Geen medelijden met onszelf, maar verfoeiing voor Gods aangezicht in stof en as en verontwaardiging over de ongerechtigheid van onze zonde.

Bij schuldbesef gaat het niet om wettisch-verdienstelijke quantiteiten, maar om evangelisch bepaalde qualiteiten. In de droefheid openbaren zich de verlossende en regenererende krachten.

De droefheid is minder preparatie, meer vrucht. Haar zonden zijn vergeven, die vele waren, want zij heeft veel liefgehad. Uw geloof heeft u behouden, niet uw schuldbesef, ga heen in vrede.

Uiteraard blijft de beantwoording beperkt tot bepaalde aspecten. Tot nadere gedachtenwisseling staat de gelegenheid open.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

AANNEMELIJKE VRAGEN !

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's