Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe voorstellen van de Synode

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe voorstellen van de Synode

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alle kerkeraden kregen onlangs toegezonden twee nieuwe voorstellen van de Generale Synode met het verzoek daarover op de komende classicale vergadering te considereren. Het ene voorstel heeft als onderwerp het theologisch seminarie (dit voorstel laten wij hier verder rusten), het andere de invoering van een tijdelijk nieuw artikel 40a van ordinantie 13, waarvan de bedoeling is een verruiming van de bevoegdheden van de prediking en de sacramentsbediening.

Het nieuwe artikel 40a draagt als titel: Tijdelijke voorzieningen. De bedoeling is namelijk dat de in dit artikel voorgestelde bepalingen slechts voor een zekere tijd van kracht zullen zijn, van 1 januari 1971 tot 31 december 1975. Dat een dergelijke tijdelijke bepaling in onze kerkorde kan worden opgenomen is het gevolg van het feit dat vorig jaar, door een verdubbelde Synode, een wijziging in de kerkorde werd aangebracht, waarover toen nogal wat te doen is geweest.

Het voorstel is te lang om alles wat er in staat hier uitvoerig weer te geven. Dat is ook niet nodig. Verschillende dingen staan er in waar wij moeilijk bezwaren tegen kunnen maken. Ik noem als zodanig dat volgens lid 1 aan een emeritus-predikant die bijstand in het pastoraat verleent op verzoek van zijn kerkeraad de bevoegdheid kan worden verleend om voorzitter te zijn van de kerkeraadsvergaderingen. Dat volgens lid 2 aan een hulpprediker dan wel een pastorale medewerker de bevoegdheid kan worden verleend om na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd toch in zijn bediening werkzaam te blijven totdat hij 70 jaar is. Dat volgens lid 4 een hulpprediker beroepbaar kan worden verklaard als predikant. Uiteraard kunnen wij er moeilijk voor zijn dat aan vélen dit recht zonder meer zou worden toegekend. Dat zal echter ook wel niet in de bedoeling liggen. Reeds vanouds hebben onze gereformeerde vaderen er heel erg op gestaan dat predikanten een volledige theologische opleiding zouden hebben genoten; dat mogen wij niet vergeten. Er komt bij dat, indien deze bepaling zeer ruim werd toegepast, het gevaar er in zit dat men twee klassen predikanten krijgt, zulke die wèl en zulke die nièt een academische opleiding hebben genoten en ook dat lijkt me voor het kerkelijke leven niet erg bevorderlijk. Niettemin, een principieel bezwaar is hier niet. Indien werkelijk het belang van de kerk het eist (zo staat het in lid 4) dan kan op een punt als dit van de gewone orde der kerk worden afgeweken. Ook is er geen bezwaar tegen dat volgens lid 5 candidaten die hun kerkelijk examen hebben afgelegd maar verder studeren verlenging van preekbevoegdheid kunnen verkrijgen.

Anders is het echter met hetgeen voorgesteld wordt onder de cijfers 3, en 6 tot en met 10 (de rest der nieuwe bepalingen vloeien als vanzelf uit de voorafgaande voort).

Lid 3 luidt als volgt: „Indien het belang van een gemeente, dan wel van de omliggende gemeenten, dit noodzakelijk maakt, kan het breed moderamen der provinciale kerkvergadering, onder goedkeuring van het breed moderamen der generale synode, aan een hulpprediker, als bedoeld in ord. 13-37-1 de bevoegdheid verlenen tot het bedienen van de sacramenten in de kerkdiensten dier gemeente en van de gemeenten uit de betrokken ring”.

Wij hebben er oog voor dat in dit lid verschillende beperkingen zijn aangebracht. De hulpprediker zal alleen in eigen gemeente en die van de ring de sacramenten mogen bedienen; en de bevoegdheid zal zeker ook niet zomaar gegeven worden. Dat neemt echter niet weg dat hier toch een principiële beslissing wordt genomen, en wel deze dat sacramentsbediening en ambt ontkoppeld worden. De hulpprediker is geen ambtsdrager. Hij staat in een bediening, niet in het ambt. Nu zullen misschien velen zeggen: Wat doet dat er toe? Toch is het de vraag of wij dat mógen zeggen. Een hulpprediker is als mens en christen heus niet minder dan een predikant, maar de vraag is maar welke betekenis voor ons het ambt heeft. Het is noch in overeenstemming met de Schrift noch met de belijdenis, ambt en sacramentsbediening van elkaar te scheiden, zodat ook niet-ambtsdragers doop en avondmaal kunnen bedienen.

In de leden 6, 7, 8, 9 en 10 hebben wij te maken met een ander geval. Hierin wordt, indien het artikel wordt aangenomen, bepaald dat proponenten voortaan verlenging van preekbevoegdheid kunnen verkrijgen, ongeacht het feit of zij zich gedurende dat tijdvak al of niet beroepbaar stellen (ik vind dit een twijfelgeval, waarom dat zal verderop duidelijk worden); vervolgens dat ook studenten in de theologie consent kan worden verleend om voor te gaan in kerkdiensten (lid 7); dat dezelfde bevoegdheid ook kan worden verleend aan candidaten in de theologie, die niet of voor als nog niet voornemens zijn zich te onderwerpen aan het kerkelijk examen (lid 8); dat deze bevoegdheid ook kan worden gegeven aan lidmaten die wel een theologische opleiding hebben genoten maar geen predikant zijn (lid 9); en tenslotte ook aan lidmaten die krachtens hun ontwikkeling en gaven er voor in aanmerking komen (lid 10). In al deze bepalingen gaat het er dus om, ruwweg gezegd, meer mensen op de preekstoel te krijgen. Is dat alleen maar om in een bepaalde nood te voorzien, of wordt ook hier weer als zo vaak van de nood een deugd gemaakt? Het kan algemeen bekend zijn dat er tegenwoordig een sterke tendens bestaat om het ambt te ontwaarden (devalueren). Er waait een sterk laag-kerkelijke wind en het ambt heeft het daarbij zwaar te verduren.

H. Bouwman heeft in zijn Gereformeerd Kerkrecht (deel 1 blz. 512 v.) laten zien hoe nauw onze vaderen in de 16e en 17e eeuw de bediening van het Woord gekoppeld hebben aan het ambt van de dienaar des Woords. De regel was dat studenten in de theologie niet mochten preken, en zelfs de proponenten kregen daartoe niet meer vrijheid dan met het oog op hun toekomstige arbeid strikt nodig was. Vóór zij in het ambt bevestigd waren mochten zij geen sacramenten bedienen. Het bedienen van de sacramenten was uitsluitend de dienaren des Woords voorbehouden. Dit is niet alleen maar een praktische regel geweest, er zat wel degelijk een principe achter: een hoog besef van de instellingen van Christus!

Nu kennen wij al sinds lang in onze kerk naast de officiële bediening van het Woord de prediking van het Evangelie (Ord. 13-VIII). De vraag is echter of wij deze lijn moeten doortrekken of dat wij reeds op een punt zijn gekomen dat wij nodig moeten ophouden. Het voorstel dat door de Synode op de tafel der classicale vergaderingen is gelegd betekent een mijlenver voortgaan op de ingeslagen weg; en ten aanzien van het verlenen van preekbevoegdheid aan lidmaten met of zonder een theologische opleiding zelfs het gaan van een geheel nieuwe weg. Gaat de kerk deze weg, dan zal de devaluatie van het ambt stellig worden bevorderd.

Men kan wijzen op de beperkingen, die zijn er inderdaad, maar het principe wordt doorbroken. De prediking kan een eigen leven gaan leiden los van het ambt, en zelfs ook de ambtsbediening, wat de hulpprediker betreft reeds dádelijk maar op de duur ook wat betreft de lidmaten der kerk. Het is nú al praktijk dat in bepaalde groepen door lidmaten onderling het avondmaal (of wat daar voor doorgaat) wordt gevierd. Dat wordt door deze nieuwe bepalingen niet gedekt (gelukkig niet), maar er zal, indien zij worden aangenomen ook geen principieel verweer meer tegen kunnen zijn. Ziehier enkele redenen waarom wij er niet voor kunnen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De nieuwe voorstellen van de Synode

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's