Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De aard van het Schriftgezag (9)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De aard van het Schriftgezag (9)

(Rapport Gereformeerde Kerken)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door uit te gaan van het z.g. relationele waarheidsbegrip wil het rapport aantonen, dat Gods waarheidsopenbaring uitsluitend gekend wordt door de subjectieve ervaring van mensen heen.

Ervaring en openbaring

Door uit te gaan van het z.g. relationele waarheidsbegrip wil het rapport aantonen, dat Gods waarheidsopenbaring uitsluitend gekend wordt door de subjectieve ervaring van mensen heen. Op blz. 16 lezen wij: 'Het 'objectieve' zit in het 'subjectieve' en omgekeerd'. In het 'subjectieve' van de waarheid kan het 'objectieve' beter zichtbaar worden (blz. 17). Of anders gezegd: 'Het gewone menselijke wordt niet uit-, maar ingeschakeld in het waarheidsgebeuren van God' (blz. 16). De Bijbel is de neerslag van vele menselijke gebeurtenissen en omvat verhalen die door de eeuwen heen, soms in nieuwe vormen, doorverteld worden. Als het over de Bijbelschrijvers gaat wordt de aandacht gericht op hun 'geloofsdimensie', het gaat om 'hun spreken ten overstaan van een Tegenover en vanuit een Overmacht' (blz. 17). Het geheim en het bijzondere ervan is, dat er die ontmoeting is met deze Tegenover, deze Overmacht. Dat geeft ook de diepste reden aan, waarom de Bijbelschrijvers schrijven en vertellen. Zij vertellen van gebeurtenissen, waarin hun een bovenmenselijke Macht tegemoet kwam. Die overmacht in de gebeurtenissen vormt zelfs de kern, de zin, van het verhaal. Maar in dit alles gaat het toch om hun spreken, hun schrijven, hun menselijke ervaring ervan. En we kunnen alleen van deze Overmacht, dit Tegenover weten, hun menselijke, subjectieve ervaring. En deze menselijke ervaring is maar niet als een kanaal, waardoor het water alleen heen loopt, maar die ervaring wordt geïntegreerd, ingeschakeld, op een wijze, dat zij met de ervaren Overmacht tot één inhoudelijk geheel wordt. Want daarop legt men juist alle nadruk, dat het objectieve en het subjectieve niet zó aan elkaar verbonden worden, dat zij toch twee eigen gegevens blijven. Nee, zij worden opgeheven tot een eenheid, objectief en subjectief inéén. Terwijl datgene, dat ingeschakeld wordt, dus het gewone menselijke is, zijn historische en culturele bepaaldheid.

Verschil met de Ned. Geloofsbelijdenis

Nu treft ons het verschil van klimaat, als wij naast deze benadering leggen het getuigenis van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Wat ons in art. 3 ervan opvalt, is, dat daar juist de volle klemtoon valt op het direct Goddelijke spreken. Er wordt gezegd, dat door de Heilige Geest mensen van Godswege gesproken hebben. Er wordt dan verwezen naar 2 Petr. 1 : 21. Daarbij wordt duidelijk, dat zij dit Schriftwoord hebben verstaan als een aanwijzing, waaruit blijkt, dat de menselijke factor juist niet de aandacht krijgt, 'want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken'. De mens, juist de gewone mens krijgt hier minimale aandacht. Het gaat om de wil en het werk van de Heilige Geest. Daarom zijn het ook 'heilige mensen Gods' die gesproken hebben.

Alle nadruk valt dus op het goddelijke. Dat dit ook de bedoeling is van art. 3, blijkt daaruit, dat erop volgt, dat God zelf zijn knechten geboden heeft Zijn geopenbaarde Woord op schrift te stellen. En om dit direct van God komende nog extra te beklemtonen, voegt art. 3 er ook nog aan toe, dat God zelf met Zijn vinger de twee tafelen der Wet heeft geschreven. En 'hierom noemen wij deze geschriften heilig en goddelijk'.

Hoe spreekt de Schrift zelf?

We ontdekken onmiddellijk het grote verschil, ja de tegenstelling tussen beide benaderingen. Natuurlijk doet zich dan de vraag voor, hoe de Schrift zelf hierover oordeelt. Opvallend is, dat het rapport in zijn eerste hoofdstuk voortdurend spreekt over 'gebeurtenissen' en 'verhalen', die menselijke gebeurtenissen zijn en menselijke verhalen, waarin het (de) Tegenover ontmoet is. De geloofsbelijdenis legt alle nadruk op het geopenbaarde Woord van God, op Gods spreken en handelen, ja Gods eigen (hand)schrift. Hoe doet de Bijbel zelf? Geeft de Bijbel zelf als doorslaggevende indruk, dat het daarin om 'menselijke gebeurtenissen' en doorvertelde 'verhalen' gaat? Zeker is het zo, dat er in de Bijbel veel verhalen staan over gebeurtenissen, waarbij mensen betrokken zijn geweest. Maar als het erom gaat, wat de Bijbel ons laat horen, dan is het doorslaggevende en alles bepalende, dat God zelf Zijn Naam heeft geopenbaard, dat God zelf Zijn Woord heeft gesproken, dat God zelf zijn daden verricht, en dat God zelf zijn Zoon heeft gezonden in de wereld, en dat zo God zelf zijn volk heeft geroepen, gered en verkoren. Het God zelfkarakter is bepalend voor de inhoud van het Schriftgetuigenis.

Hier ligt ook de diepste reden, waarom het in de Schrift nu juist niet gaat om 'gewone menselijke gebeurtenissen', maar om het wonderbaarlijke ingrijpen van God, in zijn woorden en daden, die haaks staan op alles wat in het verlengde van het gewone menselijke ligt. Daaruit is ook te verklaren, dat er bijna geen bladzijde in de Bijbel is, waar niet sprake is van het wonder. Het Schriftgetuigenis is een voortgaand getuigenis van wonderen. Dat zijn geen mirakels, maar dat is openbaring van het ingrijpen Gods, Gods wonderdoende daden. Zo is de Bijbel juist getuigenis van het nietgewoon menselijke, maar van het doen Gods dat boven het menselijke uitgaat, en ook tegen dit gewoon menselijke ingaat, door het te brengen in de crisis van Gods gericht.

Hiermee hangt ook samen, dat de Schrift zelf helemaal niet de gelegenheid geeft om nadruk erop te leggen, dat de goddelijke waarheidsopenbaring via de menselijke subjectiviteit gaat. Integendeel. De kracht en de legitimatie van het profetisch getuigenis ligt niet in wat de profeten zelf hebben ervaren van God, maar in het directe spreken van God: alzo spreekt de HEERE... De Heere zelf komt aan het woord. Daar hangt het wezen van de profetie aan. Dit laatste vinden wij in de meest geconcentreerde vorm in het spreken en handelen van Jezus. Hij zelf is het Woord van God. Maar ook wat Hij zegt en doet is directe openbaring van God zelf, dat niet via de menselijke subjectiviteit van zijn hoorders gaat en zo tot waarheid wordt, maar er zelfs dwars tegenin gaat.Vrijwel het hele Johannesevangelie legt daarvan getuigenis af. Voortdurend wijzen de woorden van Jezus aan, dat Gods eigen Woord daarin doorklinkt. En dat stuit nu juist op de hardnekkige ontkenning der Joden.

Om diezelfde reden is het ook, dat de evangelisten niet een verhaal vertellen van gebeurtenissen, die zij zelf met en rondom Jezus hebben ervaren. Nee, zij doen niets anders dan Jezus zelf aan het Woord laten. In de evangeliën vertellen de evangelisten niet, maar spreekt Jezus en handelt Jezus. De subjectieve factor (via menselijke ervaring en vertelling) wordt juist zoveel mogelijk uitgeschakeld.

Als ik zeg: zoveel mogelijk, dan kan daarop worden geantwoord: dus toch ook niet zonder dat. Nee, inderdaad. Straks daarover nog meer. Maar het is wel een wezenlijk verschil, wanneer wij de volle aandacht hebben voor het indirecte, subjectieve, menselijke van de goddelijke openbaring via gewone menselijke gebeurtenissen en verhalen, óf dat wij aandacht vragen voor het direct-goddelijke, wonderbaarlijke spreken en handelen. Het gaat hierbij echter maar niet om accenten, maar om een wezenlijk verschillende benadering van de Schrift. We kunnen dit verschil wellicht ook zo aanduiden. In het rapport staan de menselijke gebeurtenissen en verhalen voorop. Zij beheersen de Schriftopenbaring. Verhalen zijn dan menselijke weergaven van het gebeurde. Terwijl het spreken Gods geheel in de gewone menselijke gebeurtenissen is opgegaan. Het Woord is dan het verhaal achteraf, dat mede gekleurd is door de (tijdgebonden) menselijke ervaring. Zo'n benadering treffen wij in het rapport aan en zij sluit daarin aan bij de Schrift en openbaringsleer van de nieuwere theologie (o.a. H. Berkhof).

De benadering, die de Belijdenis voorstaat, is die, waarin het Woord Gods voorop staat en allesbepalend is. Dat Woord is scheppend en herscheppend, richtend en vernieuwend. En dit Woord Gods heerst over het gebeuren en ook over de getuigen en het getuigenis van dit gebeuren. De Schrift is daarom niet primair een verhalenbundel, maar getuigenis. Daarin gaat het niet om een correlatie van verhaal en het verhaalde, maar om het spreken en handelen van God, waarvan door de Geest geïnspireerde mensen (slechts) getuigen van mogen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1981

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De aard van het Schriftgezag (9)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1981

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's